Voor het eerst in zijn bijna honderdjarig bestaan licht de Algemene Dienst voor Inlichtingen en Veiligheid (ADIV) de sluier over zijn inlichtingenoperaties in het buitenland. In een exclusief interview met MO.be vertellen topfunctionarissen van de militaire inlichtingendienst over het werken met menselijke bronnen, de bedreigingen tegen Belgische militairen op buitenlandse missie, de technische ondersteuning aan operaties en de risico’s van het vak.
Aanleiding voor het openhartige interview is de herdenking van twintig jaar Rwandese genocide. Daarbij kwamen in de vroege ochtend van 7 april 1994 ook tien Belgische para’s om het leven. De Belgische senaatscommissie die het drama onderzocht, leverde eind 1997 een lijvig document af met 55 concrete aanbevelingen.
De senaatscommissie pleitte onder meer voor een hervorming van de militaire inlichtingendienst: ‘De ADIV moet in de eerste plaats een doeltreffend en coherent ondersteuningsinstrument worden voor de verantwoordelijke van de [militaire] operaties’ en ‘Het Belgische contingent dient steeds over een degelijk eigen inlichtingennet te beschikken’.
Een jaar later werd die opdracht ook vastgelegd in de ‘Wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst’. De ADIV moest voortaan onder meer inlichtingen inwinnen over ‘elke activiteit die de vervulling van de opdrachten van de strijdkrachten of de veiligheid van de Belgische onderdanen in het buitenland bedreigt of zou kunnen bedreigen’.
In tegenstelling tot de Staatsveiligheid, die enkel binnen de landsgrenzen mag opereren, kreeg de ADIV zo de uitdrukkelijke taak ook in het buitenland aan inlichtingenwerk te doen. Voor het eerst in zijn geschiedenis – de ADIV viert in 2015 zijn honderdjarig bestaan – doet de militaire inlichtingendienst nu een boekje open over zijn operaties in het buitenland.
Het hoofdkwartier van de militaire inlichtingendienst in Evere.
© Kristof Clerix
Overal ter wereld actief
In welke landen is de ADIV de voorbije decennia actief geweest?
ADIV: In elke operatie waar Belgische troepen ontplooid werden, zijn wij minstens met een paar mensen aanwezig geweest.
De grootste missies waar Belgische militairen aan deelnamen, vonden plaats in Kroatië, Bosnië, Congo, Albanië, Afghanistan en Libanon.
ADIV: Er zijn ook evacuatie-operaties geweest. Dan zijn wij er ook altijd bij. Daar zijn wij regelmatig mee bezig, om niet te zeggen permanent.
De militaire inlichtingendienst is vandaag actief in Afghanistan, Mali en Libanon.
Daarnaast had Defensie nog tientallen andere buitenlandse zendingen, soms met slechts enkele militairen.
ADIV: Het is inderdaad heel breed. Enkele voorbeelden. Toen België in de aanloop naar de verkiezingen in 2006 militairen naar Congo stuurde, hebben wij daar onze mensen ontplooid. Toen vier Belgische militairen opleidingen hebben gegeven in Oeganda, hebben we zelf echter niemand ter plekke gestuurd, maar was er wel ondersteuning vanuit onze _reach back-_capaciteit –het ADIV-hoofdkwartier in Evere.
Voor elke activiteit van Defensie gebeurt voorafgaand een risico-analyse. In functie van het aantal uitgestuurde militairen, het soort missie dat zij uitvoeren, de regio en de toestand ter plekke, voeren we een kosten-batenanalyse uit: is het een meerwaarde om zelf ook op het terrein aanwezig te zijn? Onze mensen worden pas ontplooid na een beoordeling van het veiligheidsrisico. De minister van Defensie krijgt van de defensiestaf altijd een dossier met de inschatting van het risico. Dat is geen exacte wetenschap natuurlijk. Is het noodzakelijk om een contactteam ter plekke te sturen? Zijn er andere partnerdiensten ter plekke aanwezig? Is er geen overkill aan capaciteit? Die factoren spelen mee.
Waar is de ADIV vandaag actief?
ADIV: Voor de force protection van Belgische militairen in het buitenland, opereren we vandaag in Afghanistan, Mali en Libanon. Dat zijn de drie belangrijkste plaatsen. Wanneer we in het kader van Atalanta ontplooien, de Europese missie tegen piraterij voor de kusten van Somalië, ondersteunen wij dat ook – zij het voornamelijk vanuit Evere.
Belgische militairen in Libanon, 2009.
© Gie Goris
Hoeveel inlichtingenofficieren van de ADIV werken vandaag in het buitenland?
ADIV: Onze dienst bestaat uit verschillende divisies: Inlichtingen, Veiligheid, Veiligheidsinlichtingen en Beleidsondersteuning. De divisie Inlichtingen heeft momenteel gemiddeld een twintigtal personen op permanente basis in het buitenland. Daarnaast vertrekken regelmatig contactteams naar het buitenland om links of rechts versterking en ondersteuning te bieden. Wanneer Belgische militaire eenheden zich verplaatsen over grotere afstanden bijvoorbeeld, of tijdens gevoelige periodes zoals verkiezingen.
Begin april vinden in Afghanistan verkiezingen plaats. Tijdens zo’n periode neemt de spanning altijd toe, en dan sturen wij bijkomend personeel ter plekke. Tailored to the mission, op maat van de missie. Het kan bijvoorbeeld gaan om analisten die specifieke contacten hebben.
Daarnaast heeft de krijgsmacht 23 defensie-attachés in het buitenland. Die staan toch ook op jullie loonlijst?
ADIV: Dat klopt niet volledig. Zij worden wel door ons beheerd maar staan ten dienste van de volledige defensiestaf. Zij hebben in de eerste plaats een diplomatieke opdracht. Maar zij hebben natuurlijk ook de taak om te rapporteren over de algemene evolutie van het land of de zone waarvoor ze geaccrediteerd zijn of waar ze verblijven. Zij zijn voor ons één van de vele informatiebronnen. Voor alle duidelijkheid: defensie-attachés moeten zich houden aan de Conventie van Wenen. Ze raadplegen enkel open bronnen en onderhouden openlijke contacten. Zij zijn geen inlichtingenagenten.
‘De divisie Inlichtingen heeft momenteel gemiddeld een twintigtal personen op permanente basis in het buitenland. Daarnaast vertrekken regelmatig contactteams naar het buitenland.’
In welke buitenlandse operatie was de dreiging tegen de Belgische troepen het grootst?
ADIV: In Afghanistan, met name in Noord-Afghanistan, in de streek van Kunduz. Gezien de opdracht van de Belgen daar – operational mentoring and liaison (OMLT) – was dat zonder twijfel de gevaarlijkste operatie.
In september 2010 werd in Kunduz een Duitse kolonne, waar ook Belgen deel van uitmaakten, beschoten door opstandelingen. Hebben jullie ooit mensenlevens gered met jullie inlichtingenwerk?
ADIV: Met bijna zekerheid. Verschillende keren hebben onze mensen de commandant van de Belgische troepen heel duidelijke inlichtingen gegeven, waardoor aanslagen vermeden zijn of werden ontweken.
Oekraïne-alarm
Hoe bereidt de ADIV zo’n inlichtingenoperatie in het buitenland voor?
ADIV: We zijn vooruitziend. Veel van onze inspanningen gaan uit naar het monitoren en scannen van de horizon (zie tabel, kc). We zijn er om de regering permanent op de hoogte te houden en om te vermijden dat er strategische verrassingen voorkomen. Indien er ergens ter wereld conflicten opduiken of dreigen de kop op te steken, zijn wij bij de eersten die nationaal aan de alarmbel trekken. Voor Oekraïne bijvoorbeeld hebben wij redelijk op tijd toch al de nodige pessimistische rapporten in regeringskringen gelanceerd. Onze eerste stap is dus het waarschuwen van de politieke en militaire autoriteiten: ‘Er zou daar een probleem kunnen ontstaan.’
Daarvoor heeft de ADIV toch niet per se mensen ter plekke nodig?
ADIV: Klopt. Dat kunnen we ook vanuit België met de middelen die ons ter beschikking staan. Om die informatiepositie te versterken, kunnen we vervolgens wel mensen ter plaatse sturen.
Heeft u dat in Oekraïne gedaan?
ADIV: Ja. Het is een regio die wij volgen. Onze analyse die naar regeringskringen gaat, bouwt voort op allerhande input: onze analisten, mensen ter plaatse, SIGINT (signal intelligence, het onderscheppen van elektronische communicatie), IMINT (image intelligence, satellietbeelden en dergelijke) en informatie afkomstig van partnerdiensten.
Wanneer een crisis zich aandient, kunnen wij op die manier de nodige veiligheidsinformatie aan de Chef Defensie en de minister van Defensie bezorgen. Dat maakt onderdeel uit van het beslissingsproces. Gaan wij ons inschrijven in een operatie? Nationaal, in het geval van een evacuatie-operatie? Of gaan wij een multinationale coalitie versterken?
‘Ook rond het aansturen van menselijke bronnen worden internationaal afspraken gemaakt.’
Stel dat de regering uiteindelijk beslist om Belgische militairen uit te sturen, wat is dan jullie rol achter de schermen?
ADIV: Die begint met de voorbereiding van de operatie. Onze mensen geven briefings aan de militairen voor hun vertrek. Wat zijn de oorzaken van het conflict? Wat zijn de risico’s? Cultural awareness. Do’s & dont’s. Essentiële taalelementen. Essentiële gedragselementen in andere culturen, in moslimlanden niet je schoenzolen tonen aan je gesprekspartner bijvoorbeeld. Leidinggevenden krijgen meer diepgaande informatie, de soldaten krijgen eenvoudigere briefings.
En eens de missie echt van start gaat?
Belgische militairen in Afghanistan, 2009.
© Gie Goris
ADIV: Wanneer een militair detachement in het buitenland wordt ontplooid, hebben ze in principe zelf al een tactisch inlichtingenelement aan boord, rechtstreeks in steun van hun operatie. Het ontmijningsdetachement in Libanon bijvoorbeeld heeft zelf ook een inlichtingenelement, dat de tactische informatie heeft die nodig is om ontmijningsoperatie uit te voeren. Dat gaat dan over inlichtingen over de mijnen, over de verbindingswegen, enzovoort.
Daar zitten wij dan rond met onze mensen, gefocust op force protection. Dat gebeurt niet enkel ter plekke. Ook vanuit Evere houden we in het oog hoe de veiligheidssituatie daar evolueert. Dat gebeurt door onze analisten en met behulp van satellietbeelden en onderschepte communicatie. Tijdens buitenlandse operaties zijn het dus niet alleen onze inlichtingenofficieren op het terrein die actief zijn. Het is heel de dienst. De reach back vanuit Evere blijft steeds dominant aanwezig.
Kosovo
Meestal opereren Belgische militairen in het buitenland in het kader van een VN-, EU- of Navo-missie. Hoe werken de geheime diensten van zo’n alliantie dan in concreto samen?
ADIV: Binnen zo’n bondgenootschap is er automatisch een verdeling van het werk en een uitwisseling van informatie. De inlichtingendiensten werken ter plekke met National Intelligence Cells (NIC’s). Wij zijn dan de BENIC.
‘De grootste groep die we ooit in het buitenland ontplooid hebben, zat in Kosovo tijdens de operatie KFOR.’
Ook rond het aansturen van menselijke bronnen worden internationaal afspraken gemaakt. In een grote operatie verzekert de “CJ2X” (Combined Joint; “2” staat voor inlichtingen; “X” voor menselijke informatie) de verdeling van de inspanning, om niet iedereen op dezelfde target te zetten. Dat is in Afghanistan bijvoorbeeld het geval. Je deelt dus informatie vanuit verschillende bronnen in die internationale omgeving.
Maar los van die internationale taakverdeling ontwikkelen we ook onze eigen nationale activiteit. Voor de uitwisseling is het altijd goed om zelf nog bijkomende eigen inlichtingen te hebben, als pasmunt.
Wie zijn in die operaties jullie beste buitenlandse partners? De VS? De Fransen?
ADIV: Dat hangt af van de situatie en de operatie. Binnen één operatietheater is dat het ene land, binnen een ander theater een ander. Dat varieert.
Wat moeten we ons voorstellen bij zo’n National Intelligence Cell? Een team van een handvol mensen?
Belgische militairen in Mitrovica. Nergens werkten zoveel Belgische inlichtingenofficieren als in Kosovo.
© Kristof Clerix
ADIV: Dat hangt ervan af. Het kan gaan om een coördinatiecel van twee mensen tot een cel van twintig mensen of meer. De grootste groep die we ooit in het buitenland ontplooid hebben, zat in Kosovo tijdens de operatie KFOR (1998-2010). Daar was een politieke analist bij, een militaire analist… Alle domeinen en peilers van ADIV waren in die Kosovo-opdracht aanwezig: contraspionage, inlichtingen, veiligheid, analyse, politieke raadgeving…
Op zijn hoogtepunt had de ADIV in Kosovo alleen al dus vrij veel inlichtingenofficieren ter plekke?
ADIV: Ja, enkele tientallen inlichtingen- en veiligheidsmensen. En dat is het beste voorbeeld van de uitvoering van de praktische aanbevelingen van de Rwanda-commissie. Die dateren van 1997-1998. De Kosovo-operatie was de eerste waar we al die aanbevelingen hebben geïmplementeerd.
Volgens het Comité I zit het vandaag over het algemeen wel snor met de opvolging van die aanbevelingen. Wel pleit het Comité I ervoor jullie medewerkers tijdens buitenlandse missies een op maat gemaakte juridische codex mee te geven zodat ze weten wat ze wel en niet mogen.
ADIV: Onze mensen weten pertinent goed wat ze wel en niet mogen doen. Toegegeven: het wettelijke kader van zo’n internationale operatie is complex. Ter vergelijking: een aanvalsbevel van Guderian (een Duitse tankgeneraal uit de Tweede Wereldoorlog, kc) telde zelfs voor belangrijke operaties slechts vijf tot zes bladzijden; vandaag telt een operatie-order al snel ruim 200 pagina’s. Zo’n militaire syllabus is voor een buitenstaander soms moeilijk om te begrijpen.
Het Comité I stelt voor dat wij een volledige lijst maken van alle wetgeving die tijdens buitenlandse operaties van toepassing is. Maar we kunnen je verzekeren dat zo’n codex moeilijk toepasbaar zou zijn. Onze mensen hebben behoefte aan duidelijke, praktisch toepasbare basisregels.
Op zoek naar goede informanten
De Belgische inlichtingendiensten zijn gekend om hun HUMINT-traditie, het werken met menselijke bronnen. Hoe gaat dat precies in zijn werk?
ADIV: Dat gebeurt ter plekke door het Field HUMINT Team. Die mensen nemen contact op met zowel overheden als met lokaal invloedrijke personen om na te gaan of er een bedreiging is tegen de Belgische militairen. Hoe is de perceptie onder de bevolking? Zijn er groeperingen die een aanslag willen plegen tegen de Belgen in het bijzonder?
HUMINT is een vaardigheid. Je kunt er wel cursussen over volgen, maar uiteindelijk is je ervaring het belangrijkste. Het is ook een werk van lange adem. Het is niet zo dat je tien dagen na je ontplooiing plots een netwerk van bronnen hebt opgezet. Je moet toekomen en je omgeving leren kennen. Je gaat na wie het formele leiderschap is – daar ga je sowieso mee spreken – maar ook wie het informele leiderschap is. Dat ontdekken, is vaak al een hele opdracht.
‘Onderwijzers, dorpsoversten, studenten en hoteleigenaars kunnen interessante bronnen zijn.’
Je gaat dus op zoek naar mensen uit de verschillende geledingen van de maatschappij die representatief zijn voor die geleding. En dan moet je met die mensen contact hebben, en hun vertrouwen winnen. In sommige maatschappijen duurt het heel lang vooraleer je dat vertrouwen hebt. Dan moet je op zoek gaan naar motivaties. Waarom zou hij of zij mij informatie geven? Er zijn verschillende motivaties die een bron kunnen leiden tot het verstrekken van informatie. Wraakgevoelens, eigenbelang, winstbejag, omdat ze tegen het regime zijn… Maar eens je zover bent om te weten wie een interessante en betrouwbare bron kan zijn en wat zijn motivatie is, ben je wel een paar maanden verder.
Een field HUMINT operator is pas doeltreffend na vier-vijf maanden effectief ter plaatse. Een gedeelte kan voor een ontplooiing gebeuren. Maar om effectief een netwerk te kunnen hebben dat de voornaamste domeinen dekt van belang voor force protection, heb je veel tijd nodig.
Volgens de klassieke spionagehandboeken gaan potentiële informanten overstag voor MICE: money, ideology, compromise & ego. Gebruikt de ADIV alle vier die technieken?
ADIV: Ja. En HUMINT werkt altijd. Maar je hebt er veel tijd voor nodig, en je moet de juiste bronnen zoeken. En je moet goed weten welke inlichtingen je precies zoekt om je detachement te beschermen. Van daaruit start je en bouw je een netwerk op. Het is een werk van lange duur. Daarom moeten we onze mensen ook permanent ontplooien. Dikwijls worden ze een paar maanden ontplooid, keren ze terug naar België, en worden ze daarna opnieuw ter plekke gestuurd. Zo kan je een vertrouwensrelatie opbouwen.
Het motto “quaero et tego” (ik onderzoek en bescherm) aan de ingang van het ADIV-hoofdkwartier
© Kristof Clerix
Waarom stuur je niet meteen iemand voor vier jaar ter plekke?
ADIV: Je moet altijd een evenwicht zoeken tussen doeltreffendheid op het terrein en familiale veerkracht. Het is onze rol tijdig te detecteren wanneer iemand dringend moet stoppen. Zo’n persoon kan dan “gerecycleerd” worden voor training, voorbereiding, vorming of analyse. Maar de mentale fitheid moet aanwezig blijven.
Geef eens een voorbeeld van welke mensen interessante bronnen kunnen zijn?
ADIV: Onderwijzers, dorpsoversten, studenten, hoteleigenaars… you name it. Een voorbeeld uit Koulikoro in Mali. Het militaire kwartier waar de Belgische soldaten (www.mil.be/nl/operatie-mali ) gelegerd zijn, ligt in het midden van een dorp waar gewone families wonen, sommige families leven zelfs op de basis. Als daar een vreemde eend in de bijt opduikt, zal de lokale bevolking de eerste zijn die dat opmerkt. Zij zullen ons rechtstreeks waarschuwen: ‘Opgepast, die kennen wij niet.’
HUMINT heeft iets schizofreens: je gaat een soort vriendschapsrelatie met je bronnen aan, maar tegelijkertijd weten zij niet wie jij écht bent. Moeilijk evenwicht, lijkt me.
ADIV: Het contact wordt zelden door één persoon onderhouden. Dat gebeurt doorgaans door twee of drie personen, in verschillende rollen. De analyse van de informatie gebeurt ook nooit door de ploeg alleen maar ook door anderen die de bron niet rechtstreeks kennen. Niet alleen de info an sich, ook de bron zelf wordt permanent geëvalueerd op gebied van de bekomen informatie en betrouwbaarheid. Een bron kan op één domein perfect zijn, maar over een ander thema minder pertinent blijken.
Special Forces
Wat is het profiel van de inlichtingenofficieren die jullie uitsturen op buitenlandse missie?
ADIV: We lanceren voorafgaand een oproep voor de taak van field HUMINT operator. Kandidaten moeten reeds ervaring hebben met buitenlandse militaire operaties – minimum één maar liefst twee of drie. Ze moeten autonoom hebben leren werken tijdens hun voorafgaande militaire loopbaan. Dan heb je het over Special Forces, para’s of verkenners –mensen die in kleine groepen hebben gewerkt en bekwaam zijn om zich autonoom in een bepaalde situatie te handhaven. Meestal hebben ze geen rechtstreekse steun te verwachten; ze moeten dus op zichzelf kunnen rekenen. We zoeken bovendien personen die in een kleine groep kunnen functioneren. Er is geen marge voor asociale types of personen die niet makkelijk met spanningen kunnen omgaan.
Samen met de Rekruteringsdienst worden selectiecriteria opgesteld, en er gebeurt ook een psychologische analyse. Er worden ook case studies nagespeeld. Nog een ander belangrijk criterium is de kennis van Engels, want dat is op het terrein de lingua franca. De meeste verslagen worden ook in het Engels opgesteld en het is bovendien makkelijker tolken te vinden die naar het Engels vertalen.
‘Voor onze mensen naar het buitenland vertrekken krijgen ze vorming: wapenbeheersing, Eerste Zorgen, body guarding…’
Krijgen de kandidaten die dan overblijven ook een gerichte vorming voor ze naar het buitenland vertrekken? Ook dat is een aanbeveling van de Rwanda-commissie.
ADIV: Precies. Ze moeten een aantal cursussen en vormingen volgen. Wapenbeheersing, Eerste Zorgen, gebruik van specifieketransmissiemiddelen – niet alleen op het terrein, maar ook voor langeafstandstransmissie, rijden met geblindeerde voertuigen, body guarding… Ook technische vaardigheden worden aangeleerd, zoals rapportering, het benaderen van potentiële bronnen, hoe bronnen te screenen, enzovoort. Dat doen we zowel in onze eigen inlichtingen- en veiligheidsschool in Heverlee, als op cursussen in het buitenland. Bijvoorbeeld bij de Franse of Nederlandse collega’s, of in Navo-verband –in het Center of Excellence for HUMINT Operations in het Roemeense Oradea.
In die vormings- en stageperiode staan onze “stagiairs” in nauw contact met de analisten die gespecialiseerd zijn in de zone waar ze uiteindelijk zullen ingezet worden. Zo leren ze al op voorhand wie ter plekke de sleutelpersonen en de potentiële bronnen zijn. Wat is hun profiel? Wat zijn hun sterktes en zwaktes? Waar kan men op focussen? Dat wordt ook besproken met psychologen.
Hoeveel van onze 32.000 Belgische militairen komen in aanmerking voor zo’n opdrachten? Een paar honderd?
ADIV: Het zijn uiteraard profielen die bij verschillende afdelingen binnen de krijgsmacht gegeerd zijn. Ze hebben nooit moeite om intern een nieuwe job te vinden. Maar er is voldoende potentieel hoor.
Inlichtingenofficier in het buitenland, is dat eigenlijk een gevaarlijke baan?
ADIV: Dat hangt af van de streek, de partners en de toestand ter plekke. In Zuid-Mali bijvoorbeeld is de toestand veiliger dan Noord-Mali, wat niet betekent dat er géén risico is. Als je kijkt naar Kaboel: vorige week is er nog een aanslag geweest tegen het grootste hotel van de stad. Dus: de lokale toestand speelt een grote rol. Aan elke specifieke ontmoeting gaat steeds een voorzichtige voorbereiding – een risico-analyse en een rehearsal – vooraf.
Hoe is de relatie tussen de ADIV en de Special Forces****?
ADIV: Zoals reeds aangehaald: sommige voormalige Special Forces worden gerekruteerd voor onze buitenlandse opdrachten. Een andere vorm van samenwerking is versterking: soms heeft de ADIV in het buitenland versterking nodig, vooral in het domein van de nabije beveiliging en dan kunnen de Special Forces daarvoor zorgen. We werken ook samen op het vlak van vorming. En soms leveren wij steun en adviezen aan hen.
Opgelet met tolken
Nog een aanbeveling van de Rwanda-commissie: de ADIV-medewerkers die worden uitgestuurd moeten de taal van het land machtig zijn of moeten permanent kunnen beschikken over betrouwbare tolken.
ADIV: In onze functieprofielen zitten een aantal vereisten, waaronder taalvereisten. Je kunt de mensen natuurlijk niet altijd vanaf het begin op het goede niveau krijgen. Het vergt ook een individuele inspanning van de persoon in kwestie. Wij ondersteunen die vormingsbehoefte.
‘Betrouwbare tolken vinden is een uitdaging.’
Onze inlichtingenofficieren spreken onder meer Albanees, Servo-Kroatisch, Dari (Oostelijk Perzisch, hoofdzakelijk gesproken in Afghanistan), Pasjtoe (Indo-Iraanse taal gesproken in Afghanistan en Pakistan), Russisch en verschillende dialecten van het Arabisch. Die talen leren ze via privéonderwijs of aan openbare instellingen en universiteiten.
Is het moeilijk om betrouwbare tolken te vinden?
ADIV: Dat is inderdaad een uitdaging. Het hangt er ook van af waar de tolk wordt ingezet. In de _reach back-_capaciteit in België? Op het terrein zelf? Of in de periferie van het terrein? We hebben sowieso een screening-methode voor het personeel dat we lokaal inschakelen. De tolken vallen daar ook onder. Je moet controle uitoefenen op dat personeel om te kijken of ze betrouwbaar zijn.
Kom je dan wel eens voor verrassingen te staan?
ADIV: Dat gebeurt. En dan moet het contact of contract verbroken worden. Zo kwam ooit uit dat een lokale bediende van de Belgische militairen in Afghanistan bezig was met drugsmokkel. Hij smokkelde opium, buiten maar ook tijdens de werkuren. Dat contract is meteen stopgezet.
Tijdens onderzoeken merk je soms dat een tolk banden onderhoudt met bepaalde overheden of groeperingen. Zo was er het geval van een tolk die de schoonbroer was van de minister van de Post. Of iemand die broer bleek van een parlementslid voor de Krajina (een door de Serviërs zelf uitgeroepen republiek in Kroatië, kc). Wanneer je zo iemand gebruikt voor vertalingen of tolkwerk, moet je voorzichtig zijn en het op voorhand weten.
De inlichtingenmissie van onze F16’s
‘De actuele hoofdopdracht van onze F16’s in Afghanistan is informatievergaring.’
© CC Le Chanoine
HUMINT is maar één vorm van inlichtingenwerk. Tijdens een vorig interview met MO* vertelde de ADIV ook al over zijn SIGINT-capaciteit. Welke andere bronnen zijn nog van belang voor jullie dagelijks werk?
ADIV: OSINT, open bronnen dus. Zowel binnen onze divisie Inlichtingen als Veiligheidsinlichtingen bestaat er een peiler Open Source Intelligence. Zij leveren een belangrijk stuk van het werk. Ook het monitoren van sociale media valt daaronder. Het volgen van sommige Facebooks, tweets of blogs kan voor sommige theaters interessant zijn. Het neemt alleszins aan belang toe.
Verder werken we ook met satellietbeelden –bijvoorbeeld om de toestand in Oekraïne nauwlettend op te volgen. En dan zijn er nog de F16’s. De actuele hoofdopdracht van onze F16’s die nu boven Afghanistan vliegen, is informatievergaring. Dat doen ze met hun reckipot, een box die onder het toestel hangt, met verschillende types camera’s en registratiemateriaal. Ze hebben zelfs software om veranderingen aan het wegennet te detecteren.
‘Als er F16’s ontplooid worden, zijn er altijd ADIV-medewerkers in steun.’
Trouwens, als er F16’s ontplooid worden, zijn er altijd ADIV-medewerkers in steun. Wij zijn immers verantwoordelijk voor het gedeelte electronic warfare. We leveren dus steun aan de F16, de C130, en binnenkort ook aan de A400M en de NH90. Dat was met name in Libië het geval, tijdens operatie Unified Protector. En voor Afghanistan staan wij in voor de programmering van het systeem van flares (gloed) dat F16’s moet beschermen tegen infrarood geleide raketten. Je hebt immers eerst inlichtingenwerk nodig om te detecteren wat de dreigingen zijn, en dan moet het systeem geprogrammeerd worden.
Levert de ADIV op nog andere vlakken technische ondersteuning aan Belgische militairen in het buitenland?
ADIV: De jammers die onze grondstrijdkrachten in Mali, Libanon en Afghanistan gebruiken, zijn door ons geprogrammeerd. Jammers zijn toestellen die frequenties verstoren. Ze moeten voorkomen dat iemand vanop afstand een springtuig laat afgaan, met een gsm bijvoorbeeld. Zo’n jammer programmeren vereist kennis van de meest gebruikte frequenties.
Meer dan een militaire inlichtingendienst
‘We zijn bereid om op een gerichte manier te communiceren over de dingen die we doen en die ons bezighouden.’
Tot nu toe hebben we enkel gesproken over inlichtingenwerk ter ondersteuning van Belgische militairen in het buitenland. Maar daarnaast heeft de ADIV nog een andere inlichtingenopdracht buiten de landsgrenzen. Hoe zit dat precies?
ADIV: De wet van 1998 stelt duidelijk dat wij verantwoordelijk zijn voor de Belgische belangen en de veiligheid van de Belgische burgers in het buitenland. We zijn in feite de inlichtingendienst voor het buitenland van België. De ADIV is dus méér dan een militaire inlichtingendienst.
Wanneer buitenlandse geheime diensten in België activiteiten ontplooien, moeten ze dat bij de Staatsveiligheid (VSSE) of de ADIV declareren. Doen jullie dat zelf ook wanneer jullie in het buitenland actief worden?
ADIV: Soms wel, soms niet –zoals dit wellicht ook gebeurt bij buitenlandse inlichtingendiensten.
De Staatsveiligheid publiceert intussen vier jaar op rij een publiek jaarverslag. Jullie Nederlandse collega’s van de MIVD doen hetzelfde. Heeft de ADIV ook plannen in die richting?
ADIV: Twee jaar geleden zijn we voorzichtig begonnen met een jaarrapport door één van onze divisies. Daarna is er een jaarverslag van een andere divisie bijgekomen. De volgende inspanning zal zijn dat er voor de dienst als geheel een jaarrapport komt. Maar dit zijn geclassificeerde documenten, bestemd voor de minister van Defensie, de Chef Defensie, het Comité I en onder andere de Staatsveiligheid, het Orgaan voor de Coördinatie van de Dreigingsanalyse (OCAD)… Een publiek jaarrapport is voorlopig niet onze prioriteit.
Waarom geven jullie eigenlijk dit interview?
ADIV: We zijn bereid om op een gerichte manier te communiceren over de dingen die we doen en die ons bezighouden. Bij veel mensen leeft immers de misvatting dat wij louter een militaire inlichtingendienst zijn, dat we enkel met, voor en door militairen werken. Dat is helemaal niet het geval.
De natie mag weten dat de specifieke en vaak unieke capaciteiten die wij hebben – HUMINT, SIGINT, imagery, open source intelligence – allemaal capaciteiten zijn die wij ten dienste stellen van de natie, van vele klanten. Niet alleen voor Defensie dus –al betaalt Defensie wel de rekening.
Bedankt voor het interview.
NB: de foto’s van de Belgische militairen bij dit artikel zijn louter illustratief. De afgebeelde personen zijn géén werknemers van de ADIV.
LEES OOK: Waakhond geheime diensten is tevreden over inlichtingenwerk in Afghanistan.