Esther Turnhout: ‘Inzetten op gelijkheid is de grote uitdaging voor natuurbescherming’
Je kan de wereld klimaatneutraal naar de knoppen helpen: ‘Zonder natuur verarmen we als mens’
Natuur is geen luxe, zegt hoogleraar Esther Turnhout. ‘Inzetten op gelijkheid is de grote uitdaging voor natuurbescherming.’ Want je kan de wereld ook klimaatneutraal naar de knoppen helpen.
De natuur beschermen kan nooit voldoende zijn als het tempo waaraan de rest van de samenleving door raast steeds hoger schakelt.
Aulia Erlangga/CIFOR (CC BY-NC-ND 2.0)
Wie het over natuurbescherming heeft, moet het over ongelijkheid hebben. En wie over klimaat praat, mag de biodiversiteit niet vergeten. Voor Esther Turnhout van de Universiteit Wageningen is het belangrijk om die onderlinge verbanden blijvend te onderlijnen. Want ja, je kan de wereld ook klimaatneutraal naar de knoppen helpen.
Zelf omschrijft ze het als haar aha-moment, een inzicht dat ze bij elkaar puzzelde door over de muur van haar eigen vakgebied te turen. Esther Turnhout is als hoogleraar natuur- en bosbeleid verbonden aan de Univeristeit van Wageningen.
Tijdens haar studies Biologie werd Turnhout opgeleid om zich te focussen op natuurwaarden en om te kijken wat nodig is om bedreigde natuur te beschermen. Maar hoe dieper ze groef in haar onderzoek, hoe duidelijker het werd dat natuur beschermen nooit voldoende kan zijn als het tempo waaraan de rest van de samenleving doorraast steeds hoger schakelt.
‘Er zijn een flink aantal dingen aan de hand die nooit duurzaam kunnen zijn’, vertelt Turnhout. ‘Wie het over natuurbescherming heeft, moet het over ongelijkheid hebben. Ongelijkheid zorgt niet alleen voor onrechtvaardigheid, maar ook voor milieuvernietiging. Het is best schrijnend om te zien dat een klein deel van de wereldbevolking verantwoordelijk is voor het grootste deel van de klimaatcrisis en het biodiversiteitsverlies, maar daar de minste gevolgen van draagt.’
‘Ongelijkheid zorgt niet alleen voor onrechtvaardigheid, maar ook voor milieuvernietiging.’
‘Onlangs nog verscheen een studie over vliegen. Blijkt dat één procent van de bevolking goed is voor vijftig procent van de vluchten. Ondertussen pompen we wel publiek geld in luchtvaartmaatschappijen en dan merk je weer hoe verdraaid onze blik op economie is. Er is die fixatie op groei en bruto nationaal product. Tegelijk komen de vruchten van die groei terecht bij een steeds kleinere groep. Het is echt mijn eyeopener van de voorbije jaren: voor wie is economische groei goed?’
‘Intussen heeft men het steeds vaker over duurzame groei en over de ontkoppeling van grondstoffenverbruik en economische groei. Tot nu toe is er geen enkel bewijs dat het echt kan leiden tot de radicale verandering die nodig is om biodiversiteitsverlies tegen te gaan. Hooguit vertraagt het de snelheid waarmee we natuur vernietigen.’
‘Dat is waardevol, maar niet genoeg. Aanhoudende economische groei is niet compatibel met het oplossen van de biodiversiteitscrisis, want ze is er de oorzaak van.’
Landgebruik = massale ontbossing
Turnhout verfijnde de relatie die ze ontwaarde tussen meer ongelijkheid, meer vernietiging van de natuur en de klimaatcrisis die voor sommigen nu al levensbedreigend is, in het IPBES-rapport dat verleden jaar verscheen en waaraan zij meewerkte. Her en der zorgde het voor een schokgolf, waarbij krantenkoppen uitriepen dat een miljoen planten- en dierensoorten dreigen te verdwijnen.
IPBES, of het Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services, is voor biodiversiteit wat het IPCC voor klimaat is. Het is een internationale samenwerking van landen, die er lid van zijn, en van experts, die er rapporten voor opstellen. Het doel is om wetenschappelijke, inheemse en lokale kennis met elkaar te combineren om de staat op te maken van de natuur, de biodiversiteit en het leven op de planeet.
‘Als je het economische systeem met zijn geldende productie- en consumptiepatronen niet verandert, zal het proces niet keren.’
Fundamenteler dan het getal van één miljoen soorten zijn voor Turnhout de oorzaken van het verdwijnen die in het rapport staan opgelijst.
Verandering van landgebruik staat op nummer één. Het klinkt als een vaag, boekhoudkundig begrip. In de praktijk vertaald komt het neer op massale ontbossing. Door toenemende verstedelijking, maar vooral om meer ruimte te maken voor intensieve landbouw.
‘Vee, hout, soja en palmolie zijn de grote aanjagers van ontbossing, maar minstens zo belangrijk zijn de indirecte oorzaken’, legt Turnhout uit. ‘En dat zijn de geldende productie- en consumptiepatronen. Het economisch systeem waarbinnen dit gebeurt. Als je dat niet verandert, zal het proces niet keren.’
Esther Turnhout: ‘Armoedebestrijding is goed, maar rijkdombestrijding is ook nodig.’
© Universiteit Wageningen
Natuur beschermen is niet voldoende?
Turnhout: Het is ontoereikend. Ongeveer gelijktijdig met de publicatie van het rapport brak in Nederland de stikstofcrisis uit. Die toont heel duidelijk aan dat je de kwaliteit van beschermde natuur enkel kan behouden als je ook buiten de gebieden iets doet. De natuur komt gewoon te veel onder druk. Stikstofdeposities door intensieve veeteelt, de klimaatcrisis, die stoppen niet aan de grenzen van een natuurgebied.
Jullie schrijven ook dat we bepaalde klimaatmaatregelen kritisch tegen het licht moeten houden. Kan je een goed klimaatbeleid voeren zonder met biodiversiteit bezig te zijn?
Turnhout: Ik zou willen van niet. De klimaat- en biodiversiteitscrisis liggen in elkaars verlengde. Ik ben erg blij dat actiegroepen als Exctinction Rebellion en de jongeren van Fridays for Future die boodschap heel duidelijk brengen. Alleen zie ik dat niet altijd vertaald in hoe beleidsmakers naar klimaat en biodiversiteit kijken.
‘Onze impact op klimaat is makkelijk te vertalen met CO2 als maatstaf. De impact van economische activiteiten op biodiversiteit niet.’
Klimaat is natuurlijk heel concreet omdat je CO2 als maat hebt. Als je een maat hebt om iets uit te drukken, dan kan je allerlei schema’s voor uitruil verzinnen. Ik vlieg naar dit land en plant daar een boom en dat zijn op papier dezelfde dingen omdat je het vertaalt in CO2. Dat is makkelijk. Dat kan je regelen en daardoor weten we ook veel meer over klimaateffecten dan over de impact van economische activiteiten op biodiversiteit.
Die ruilschema’s zijn best wel risicovol. Dan kan je grootschalige boomplantacties doen die zogenaamd goed zijn voor het klimaat maar niets bijdragen aan biodiversiteit, omdat ze geen functioneel bos opleveren. Of dan ga je de open ruimte gebruiken om zonnevelden aan te leggen.
Iemand vertelde me onlangs: je kan de wereld klimaatneutraal om zeep helpen.
Turnhout: Die persoon heeft absoluut een punt. En het is best belangrijk om dit te blijven vermelden. Geen enkel van de scenario’s die het IPCC (het VN-klimaatpanel, red.) berekende om de opwarming tot 1,5 graad te beperken, is positief voor biodiversiteit. Zelfs al volgen we het meest ambitieuze traject, dan nog gaat de biodiversiteit erop achteruit. Ook voor veel mensen is het niet ideaal. Er wordt redelijk elitair geredeneerd.
Natuur is geen luxe
Toch hanteren we meestal de omgekeerde redenering: we noemen zorg voor de natuur een elitaire bezigheid.
Turnhout: Het zou goed zijn om die framing eindelijk eens onderuit te halen. Natuur wordt als iets duurs beschouwd, een luxe die niet strikt nodig is. Dat gaat niet op. Als je het wereldwijd bekijkt, is natuur geen luxe. Dan is het net andersom. De elite heeft de middelen om de natuur te vernietigen en ze heeft de middelen om zich tegen de nadelige effecten te beschermen.
Inzetten op gelijkheid is de grote uitdaging voor natuurbescherming. Want het is best wel ironisch dat er veel discussie is over lokale bewoners in natuurgebieden, terwijl het Westen zorgt voor dusdanig veel natuurvernietiging dat ze steeds afhankelijker worden van die natuurgebieden. Ook natuurbeschermers moeten hun neokoloniale denken onder ogen zien.
‘Ook natuurbeschermers moeten hun neokoloniale denken onder ogen zien.’
Om de tegenstelling tussen natuur en economie uit te vlakken, kiest men er steeds vaker voor een financiële waarde toe te kennen aan de diensten die de natuur ons levert. Zijn deze zogenaamde ecosysteemdiensten een effectief middel?
Turnhout: Om de biodiversiteit te verbeteren? In de meeste projecten rond ecosysteemdiensten is de betaling niet gekoppeld aan de waarde van de biodiversiteit die ontstaat. Het is geen betaling voor een goed, maar een subsidie. Een boer legt een akkerrand aan, maar de boer met een betere akkerrand krijgt niet meer geld.
Als je denkt dat dit volstaat om de grote krachten achter ontbossing en landdegradatie te stoppen, dan loopt je redenering mank. De betalingen zijn nooit hoog genoeg om te concurreren met wat je kan verdienen door het rooien van bos voor de productie van pakweg biobrandstoffen of veevoer. Ook dat hebben we in het IPBES-rapport uitvoerig belicht.
Vrijwillige engagementen of marktgerichte oplossingen zijn erg beperkt in hun effectiviteit. Er zijn positieve effecten hier en daar, maar ze wegen niet op tegen een systeem dat met al zijn macht en kracht de andere kant opduwt.
Het is ook waar iedere poging tot certificering mank loopt. Je maakt van sociale en ecologische producten niet de standaard, maar iets wat je koopt als je de capaciteit of de tijd hebt om die informatie te vinden en te begrijpen, en de financiële middelen om die duurzame keuze te maken.
‘Vrijwillige engagementen of marktgerichte oplossingen zijn erg beperkt in hun effectiviteit.’
Ik denk niet dat je monetaire waarde moet toekennen aan de natuur, maar dat je binnen de economie andere waarden moet hanteren. Ik val in herhaling, maar het is echt fundamenteel: economische groei is de oorzaak van het biodiversiteitsverlies, en die groei wordt zo ongelijk verdeeld dat maar een klein deel van de wereldbevolking daarvan profiteert.
Als we erin zouden slagen om de welvaart die er nu al is wat eerlijker te verdelen, dan kunnen we een goede levensstandaard garanderen voor alle inwoners op deze wereld. We produceren genoeg voedsel voor iedereen, we produceren genoeg energie. Het is een distributievraagstuk. Het betekent dat de één procent, en daar hoor ook ik bij, wat inlevert. Armoedebestrijding is goed, maar rijkdombestrijding is ook nodig.
Kringlooplandbouw
U verwees al even naar de stikstofcrisis en de bom die in Nederland barstte. Tijdens de boerenprotesten riep men niet om minder groei. Men riep om minder regels. Het staat haaks op wat u betoogt.
Turnhout: En daarom moet je jezelf de vraag stellen: wie roept hier? Wie verdient aan dit landbouwsysteem? Wie er echt aan verdient zijn de veevoerbedrijven, de pesticidenverkopers en de financiële instellingen. De meeste de boeren zelf schieten bitter weinig op met dit landbouwsysteem. Bij iedere crisis zie je dat er boeren verdwijnen en dat de schaalvergroting doorzet. Steeds meer land is in handen van steeds minder mensen.
Er zijn heel veel boeren die het anders willen, maar ze staan met hun rug tegen de muur, want ze hebben geen toegang tot land en de bank wil enkel geld lenen als ze meestappen in de groeilogica. Ik vind het schrijnend dat we er als land niet in slagen een perspectief te formuleren. We hebben het wel over kringlooplandbouw, maar hoe duurzaam die is, hangt er natuurlijk vanaf hoe groot je je kringloop maakt?
Als je vanuit biodiversiteit en klimaat kijkt: hoe ziet zo’n kringloop binnen de landbouw er dan uit?
Turnhout: Ik zou niet in afstanden redeneren, maar in grondstoffen. We produceren nu al vier keer te veel rood vlees dan wat gezond is voor een uitgebalanceerd dieet. We weten dat twee van de oorzaken van ontbossing te maken hebben met vlees. Dan lijkt het mij een goed begin om te bepalen dat je vanaf nu je eigen voer moet verbouwen. De veestapel krimpt en je draagt niet meer bij aan ontbossing.
Frits Ahlefeldt / Hiking.org (CC BY-NC-ND 2.0)
Meestal wordt intensivering van de landbouw mee als oorzaak aangewezen, maar kan het ook geen deel van de oplossing zijn? Hoe intensiever en efficiënter de voedselproductie, hoe minder land er nodig is en hoe meer ruimte er vrijkomt voor natuur?
Turnhout: Het is een van die discussies waar mensen in cirkels blijven draaien omdat ze andere definities hanteren en omdat een deel van de kennis nog onvoldoende beschikbaar is. Ik begrijp de redenering en ik heb dat ook heel lang gedacht. Laat de natuur de natuur zijn en wij trekken ons terug in ruimte-efficiënte steden. Ondertussen twijfel ik steeds meer aan de houdbaarheid van dat scheidingsverhaal.
We weten heel veel over productieopbrengsten van intensieve landbouwbedrijven omdat die dat netjes in de boeken hebben. We hebben een goed zicht op de biodiversiteit binnen beschermde natuurgebieden, althans in Nederland. Maar we missen nog heel veel inzicht in hoe het zit met alle tussenzones. Wat is de biodiversiteitswaarde van gebieden die niet zijn aangemerkt als natuur maar waar agro-ecologie een plek heeft? Het zijn minder makkelijke berekeningen.
Maar er is een andere, niet wetenschappelijke reden, waarom ik niet langer overtuigd ben van dit verhaal waarbij we alles in afgescheiden hokjes plaatsen. Ons hele denken is georganiseerd volgens scherpe scheidingslijnen. Tussen natuur en cultuur. Tussen stad en platteland. Het creëert afstand. De natuur wordt iets buiten ons, iets vreemds. Terwijl het antwoord toch meer zit in verbondenheid. Dat gaat niet alleen over het besef dat wij afhankelijk zijn van de natuur, maar ook dat wij iets kunnen betekenen. Door op een andere manier aan landbouw te doen, of door op een andere manier je tuin in te richten. Je kunt wat doen. Zonder natuur verarmen we als mens.