MO* had een exclusief interview met de grootste levende Indiër, die onder andere de Nobelprijs voor Economie kreeg. ‘De BJP is maar in één zaak beter dan Congress,’ zegt Amartya Sen, ‘en dat is in verkiezingscampagnes. Verder blijft het jammer genoeg een sektarisch-hindoeïstische politieke partij en ik denk niet dat India daar behoefte aan heeft.’ Al voegt hij er later aan toe dat de partij er alles aan doet om dat sektarische imago af te schudden en zich vooral te profileren als de partij van efficiënt bestuur. Een gepassioneerde kijk op de keuzes die India moet maken tijdens deze verkiezingen.
Een gesprek met Amartya Sen is nooit een praatje. Het begint bij de vraag of hij een kopje koffie wil. Of thee, misschien?
Sen merkt op dat in Europa bijna niemand koffie met melk drinkt, en dat ook thee met melk beperkt blijft tot de Britse eilanden. ‘Een Engelse gewoonte. Of liever, een Indische gewoonte’, corrigeert hij zichzelf meteen.
Waarna een verhaal volgt over de introductie van thee in India in de negende eeuw, nadat een Indische reiziger de drank had leren kennen tijdens een bezoek aan Tibet. Daar dronken ze de thee met yak-melk, en dus, denkt Sen, is het goed mogelijk dat de Britten hun thee-met-een-wolkje-melk in Zuid-Azië leerden smaken. Zelf kiest hij toch liever voor een koffie. Een latte, meer bepaald.
Vroeger was het beter
Amartya Sen werd tachtig jaar geleden geboren in Santiniketan, Bengalen, op de campus waar zijn grootvader Sanskriet doceerde en waar Rabindranath Tagore zijn ideeën in pedagogische praktijk probeerde om te zetten. Als we elkaar ontmoeten in Amsterdam, is hij net terug uit Santiniketan en ligt het ticket om er een week later naar terug te keren alweer klaar. Sen leeft al veel langer buiten India dan hij er ooit gewoond heeft, maar hij heeft er altijd een punt van gemaakt om alleen zijn Indiase nationaliteit te behouden -onder andere om ongehinderd zijn mening over zijn vaderland te kunnen geven.
Is Santiniketan een goede plek om de evolutie van India te observeren? ‘Het beeld dat je daar krijgt, is eerder triest’, zegt Sen. ‘In de beginjaren was het een heel bijzondere, progressieve school. Vandaag is het een universiteit zoals je er in India dertien in een dozijn hebt. In plaats van een symbool van uitmuntheid, werd het een toonbeeld van de alledaagsheid waarvan India zo veel produceert.’
Toen zijn moeder daar zowat honderd jaar geleden naar school ging - het was toen dus al gemengd onderwijs - behoorde judo tot het curriculum. ‘Dat zou zelfs vandaag nog als progressief omschreven worden, kan je nagaan hoe vooruitstrevend het toen was.’ De school bood ook cursussen aan over Thailand, China, Afrika en Europa - niet enkel Groot-Brittannië. Maar om de voortdurende financiële zorgen op te lossen, koos men er op een bepaald moment voor om een universiteit te worden, ‘met alle bureaucratie, overheidscontrole en vakbondsbescherming vandien’.
Toch wil Amartya Sen niet hopeloos klinken, zeker niet als het over India gaat: ‘De oorspronkelijke geest van Santiniketan vind ik nog wel terug in de Kalakshetra-school in Chennai, waar klassieke Bharatya Natyam dans en Karnatische muziek onderwezen worden. Ze kunnen geen universitaire graden toekennen, maar het is wel de beste onderwijsinstelling voor deze disciplines die ik ken.’
Half december 2013 stelde hij er met veel overtuiging het boek A Southern Music van T.M. Krishna voor. Sen benadrukte daar hoe belangrijk het is om de praktijk van Indiase klassieke muziek toegankelijk te maken voor de meerderheid van de bevolking.
India groeit, maar ontgoochelt
De teleurstelling die Sen verwoordt over Santiniketan weerspiegelt zijn globale, erg kritische evaluatie van India. Tenminste, dat kan je afleiden uit de toon, de cijfers en de conclusies van India. An Uncertain Glory, het boek dat hij in de zomer van 2013 publiceerde in samenwerking met Jean Drèze, de econoom van Belgische afkom die intussen de Indiase nationaliteit aangenomen heeft, en met wie Sen intussen al zes boeken publiceerde. ‘Ik heb een uitstekende werkafspraak met Jean’, grapt Sen. ‘Hij doet 90 procent van het werk en ik krijg 90 procent van de erkenning. Een mooie afspraak, toch?’
In de inleiding van het boek schrijven de auteurs dat India snel opklimt op de ladder van het gemiddelde inkomen per inwoner, maar dat het tegelijk afglijdt van de helling van sociale indicatoren. Het boek is een lang rekwisitoor met talloze voorbeelden en statistieken om die stelling te onderbouwen. Drie cijfers: 43 procent van de min-vijfjarigen in India is ondervoed; de helft van alle gezinnen in India moet zijn behoeften doen in open veld, terwijl dat in het armere buurland Bangladesh slechts rond de 8 procent is; en in India beschikt zowat dertig procent van de bevolking niet over elektriciteit, in China is dat één procent.
43 procent van de min-vijfjarigen in India is ondervoed; de helft van alle gezinnen in India moet zijn behoeften doen in open veld, terwijl dat in het armere buurland Bangladesh slechts rond de 8 procent is; en in India beschikt zowat dertig procent van de bevolking niet over elektriciteit, in China is dat één procent.
Betekent dit dat de Indiase droom mislukt is? Zo kort en ongenuanceerd wil Amartya Sen het toch niet stellen. ‘Je kan niet zeggen dat India niets gerealiseerd heeft voor zijn bevolking. Gedurende de hele periode van de Britse overheersing kenden we economische stilstand en hongersnoden - de laatste, grote hongersnood deed zich voor vier jaar voordat India onafhankelijk werd. Sindsdien kwam er geen hongersnood meer voor, ondanks de droogtes en overstromingen die zich nog steeds voordoen.’
‘Trouwens, toen er vorig jaar een grote storm aangekondigd werd, slaagde de Indiase regering erin een miljoen mensen te evacueren, waardoor er nauwelijks slachtoffers vielen. Als de regering beslist tussen te komen, is ze meestal succesvol. Het probleem is dus vooral dat de regering onvoldoende gebruik maakt van de kansen die de democratie biedt.’
India is niet de enige Aziatische samenleving die gebukt gaat onder een scherpe tegenstelling tussen elite en massa, maar er zijn weinig landen in het continent waar die kloof zo zwaar weegt op de toekomstverwachting. Dat heeft onder andere te maken met het belabberde onderwijs, zegt Amartya Sen.
‘Rabindranath Tagore zei ooit dat het grootste probleem in India het gebrek aan onderwijs is. En jammer genoeg is Mahatma Gandhi mee verantwoordelijk voor die trieste gang van zaken. Volgens hem was formeel onderwijs niet zo belangrijk en moesten mensen vooral leren op de werkplek, in de praktijk. Daar werd later weliswaar op teruggekomen, maar de algemene standaard van uitmuntendheid die wel behouden bleef in onder andere Korea, Singapore en China, werd nooit echt hersteld.’
‘De eerste premier van India, Jawaharlal Nehru, focuste vooral op hoger onderwijs en creëerde de instellingen die veel later voor de economische boom zouden zorgen: de instituten voor technologie en management. Het gevolg van dat alles is een onderwijssysteem dat de meerderheid van de Indiërs niet bereikt of heel slecht bedient, terwijl de hogere klassen wel toegang hebben tot onderwijs op wereldniveau. Voor de rijken is de Indiase droom dus niet mislukt, voor de armen heeft die droom nooit bestaan. India wordt verdeeld door een heel diepgaand klasse-onderscheid. Zelfs de voortrekkers van links komen traditioneel uit de hoogste klassen of kasten.’
Kaste kan ook tot strijd leiden
Is kaste, met zijn inherente aanspraken op voordelen voor de elite, misschien de factor die verklaart waarom de economische groei in India zo slecht verdeeld wordt? Sen beseft dat het verleidelijk is om de verklaring in zo een essentieel Indiase realiteit te zoeken, maar gelooft toch niet dat de sleutel van de huidige ongelijkheid in kaste ligt. ‘Hét bastion van de kastemaatschappij en onaanraakbaarheid was de zuidelijke deelstaat Kerala, wat daar in de negentiende eeuw leidde tot een sterk egalitaire volksbeweging tegen de heerschappij van de opperkasten. Die beweging leidde later tot het ontstaan van de communistische partij met een focus op onderwijs als emancipatiemechanisme.’
‘Kerala had traditioneel al beter en meer onderwijs dan de rest van India, onder andere omdat de vorstendommen Travancore en Cochin grotendeels buiten het Brits koloniaal bestuur bleven. Het was met name de koningin van Travancore, Rani Parvati Bai, die in 1817 een verordening uitvaardigde waarin het recht op gratis onderwijs voor iedereen -inclusief meisjes- geproclameerd werd.’
Het gevolg van die historische ontwikkelingen in Kerala is een menselijke ontwikkeling die niet alleen hoger scoort dan het Indiase gemiddelde, maar ook betere scores geeft dan China voor scholingsjaren, levensverwachting, aantal kinderen per vrouw… ‘Kaste gaf in Kerala aanleiding tot verzet, en dat resulteerde in echte ontwikkeling. In het noorden van India ging kaste de politiek juist domineren, met opperkastepolitiek waarop de BJP zich baseert maar ook lagekastenpolitiek -alleen bleef die hopeloos verdeeld en dus onmachtig om het systeem van uitsluiting zelf aan te pakken. Indiase politiek bleef te veel gebonden aan religieuze of kaste-identiteit. Kaste speelde dus niet zijn dialectische rol, maar werd de factor die ongelijkheid in de Indiase samenleving en politiek deed verstenen.’
‘Kaste gaf in Kerala aanleiding tot verzet, en dat resulteerde in echte ontwikkeling. In het noorden van India ging kaste de politiek juist domineren.’
Dr. Bhimrao Ambedkar, de hoofdauteur van de Indiase grondwet, was ervan overtuigd dat de grondwet haar werk maar kon doen indien er sociale actie rond gevoerd werd. Hij vatte zijn visie samen in drie begrippen: opvoeden, agiteren en organiseren.’ Dr. Ambedkar was zelf een Mahar, een kaste die als onaanraakbaar behandeld werd. Hij kon studeren omdat zijn vader in het Britse leger diende, maar moest toch voortdurend opboksen tegen discriminatie en vooroordelen. Het maakte hem onder andere een pleitbezorger van positieve discriminatie om kinderen van traditioneel achtergestelde groepen een extra duwtje in de rug te geven in hoger onderwijs of tewerkstelling bij de overheid.
Je hoort wel eens dat het net dat reservatiebeleid is dat verantwoordelijk is voor de onveranderlijkheid van de kasten, aangezien nu ook lagere kasten of kastelozen er voordeel bij hebben dat het systeem als zodanig blijft bestaan. Sen is niet overtuigd. Opnieuw verwijst hij naar zuidelijk India, waar de linkse of progressieve partijen de kastevoordelen van de hogere groepen effectief aanpakten en uitbanden eenmaal ze aan de macht kwamen.
‘Het is niet de traditie die verantwoordelijk is voor de problemen van vandaag, het zijn de politieke leiders die tekortgeschoten hebben. En dat gaat op voor alle partijen: Congress, BJP, maar ook de communisten, die intussen een partij als alle anderen zijn.’
Congress communiceert heel slecht
Amartya Sen zou zich van alle uitvluchten kunnen bedienen om zich ver van het gewoel van verkiezingen en de Indiase politique politicienne te houden: hij is er academisch, oud en internationaal beroemd genoeg voor. Toch heeft hij maar een halve vraag nodig om volop in te gaan op de redenen waarom de ruim 800 miljoen kiesgerechtigden in India in april het vuur aan de schenen van de regerende partijen zullen leggen. ‘Niet alleen heeft de coalitie rond de Congress-partij te weinig gerealiseerd voor de mensen, ze hebben bovendien héél slecht gecommuniceerd over de zaken die ze wel waargemaakt heeft.’
Sen kan maar niet begrijpen waarom de regering-Singh blijft praten over het nucleair akkoord met de Verenigde Staten als haar grote verwezenlijking. ‘Waarom snijdt ze niet op over het uitroeien van polio? Of over de tewerkstellingssteun voor werklozen op het platteland? Over de wet op voedselzekerheid?’ Zelfs op het vlak van de economische groei laat Congress zich overtroeven door de BJP, die voortdurend hamert op de daling van het groeiritme het voorbije jaar. Nochtans kan Manmohan Singh er prat op gaan dat zijn twee regeringen de hoogste groeipercentages uit de Indiase geschiedenis opgetekend hebben.
‘De BJP is maar in één zaak beter dan Congress’ zegt Sen, ‘en dat is in verkiezingscampagnes. Verder blijft het jammer genoeg een sektarisch-hindoeïstische politieke partij en ik denk niet dat India daar behoefte aan heeft.’ Al voegt hij er later aan toe dat de partij er alles aan doet om dat sektarische imago af te schudden en zich vooral te profileren als de partij van efficiënt bestuur.
‘Dat is voor veel meer Indiërs een aantrekkelijker profiel dan de eenzijdige, safraankleurige hindoepropaganda uit het verleden. De Europeanen herinneren zich trouwens ook nog altijd dat de treinen naar verluidt stipt reden onder het fascistische regime van Mussolini.’ Al wil hij de BJP en de fascisten zeker niet vergelijken, en evenmin Il Duce met Narendra Modi, het gezicht van de BJP in de verkiezingscampagne.
‘De BJP doet er alles aan om zijn sektarische imago af te schudden en probeert zich vooral te profileren als de partij van efficiënt bestuur.’
Veel commentatoren in India wijzen er nochtans al vele jaren op dat achter de democratische politieke partij BJP een op militaristische leest geschoeide, vaak fanatiek-hindoeïstische organisatie als de Rashtriya Swayamsevak Sangh (RSS) staat, waarin de Arische achtergrond van de Indiase hindoes wel eens overdreven gecultiveerd wordt.
‘De RSS blijft erg belangrijk voor de BJP’, zegt Sen. ‘Maar hun aanwezigheid werkt dubbel. Enerzijds is hun strakke organisatie een meerwaarde voor de partij om de verkiezingen te winnen. Anderzijds schrikt de RSS potentiële coalitiepartners af, wat het moeilijker maakt om een meerderheid te vormen en het land te besturen. En vergeet niet dat de BJP in zowat dertig procent van de deelstaten zo goed als afwezig is. Een meerderheid op eigen kracht is dus uitgesloten.’
Op sommige momenten klinkt Amartya Sen als een pleitbezorger van de Congress-partij, maar dat is zonder zijn scherpe kritiek op het beleid gerekend. Het tewerstellingsschema voor de rurale armen, bijvoorbeeld, vindt hij verre van ideaal, ook al is het grotendeels uitgewerkt door Jean Drèze.
‘De zwakte van die National Rural Employment Guarantee Act (NREGA) zit in de transparantie en verantwoording. Dat had veel sterker ingebouwd moeten worden om de vanzelfsprekende corruptie tegen te gaan. In deelstaten waar het beleid over het algemeen behoorlijk is, zoals Tamil Nadu, Kerala en nu zelfs Bihar onder Nitish Kumar, valt het best mee, maar in veel ander staten zoals Uttar Pradesh, Rajasthan en Andhra Pradesh laat de uitvoering van NREGA echt te wensen over.’
Breed democratisch draagvlak
De Indiase politiek is volgens Sen een ‘teleurstellend schouwspel’, toch worden in de komende dagen en weken meer dan 800 miljoen Indiërs gevraagd hun stem uit te brengen in de grootste verkiezingen ooit. Waardoor zal hun keuze het meest bepaald worden? Door de economische prestaties van deze regering of de economische beloften van de oppositie? Sen gelooft niet dat het zo simpel is.
‘Voorafgaand aan de vraag voor wie de mensen stemmen, is er een heel breed gedragen democratisch engagement onder de Indiase bevolking. En ik zou zeggen dat er ook een breed gedragen seculier en egalitair engagement is. Indiërs willen een staat die beantwoordt aan de wensen van het volk en die geen voorkeur heeft voor de ene of de andere religie of gemeenschap.’
Een van de jongste ontwikkelingen in de Indiase politiek is het oprichten van de Aam Aadmi partij door anti-corruptie militant Arvind Kejriwal, die vervolgens de deelstaatverkiezingen in het federale gewest New Delhi won. ‘Dat is eigenlijk een fantastische verwezenlijking’, zegt Sen. ‘Want ze hebben die verkiezingen gewonnen zonder een beroep te doen op kaste, religie of andere communautaire identiteiten. De strijd tegen corruptie was hun enige programmapunt. Tegelijk toont dat ook dat hun idee van beter bestuur grotendeels beperkt is tot de middenklassebezorgdheden. Zij willen goedkopere elektriciteit, in plaats van te ijveren voor een aansluiting van de dertig procent Indiërs die niet eens elektriciteit hebben.’
‘De AAP wil goedkopere elektriciteit, in plaats van te ijveren voor een aansluiting op het net voor de dertig procent Indiërs die geen eens elektriciteit hebben.’
De opkomst van thematische politiek lijkt in elk geval een vooruitgang tegenover de communautaire politiek die veel van de Indiase politieke geschiedenis bepaald heeft, te beginnen bij de opdeling van het subcontinent in 1947. Alleen: dat is minder nieuw dan het lijkt.
‘In Gujarat [de deelstaat waar Narendra Modi al sinds 2001 premier is, en waar onder zijn beleid een grote anti-moslimpogrom plaatsvond in 2002] heeft de communautaire politiek misschien altijd de boventoon gevoerd, in andere deelstaten is goed bestuur al langer het bepalende thema. Kijk maar naar de verkiezing van Nitish Kumar en zijn Janata Dal partij in Bihar, op basis van een ontwikkelingsplatform in plaats van een sektarische dynamiek.’
Als Indiaas staatsburger zou Amartya Sen het liefst een toekomstige regering zien die steunt op Congress en de Communistische Partij. Voor alle duidelijkheid voegt hij er lachend aan toe dat die laatste veel meer lijkt op de centrum-gerichte sociaaldemocraten uit Europa dan op de goelagcommunisten uit de angstliteratuur. ‘De congress-communistische combine lijkt me best geschikt om de hervormingen door te voeren die India dringend nodig heeft.’
Maar dan zegt hij dat er nog veel werk aan de winkel is, met name ook voor de CPI: ‘Het probleem met de communisten is dat ze als belangrijkste programmapunt nog altijd het anti-Amerikanisme propageren. Dat is een galm uit het verleden. Rusland, China en Vietnam hebben zich in sneltempo tot markteconomieën hervormd, wat houdt de Indiase communisten dan tegen? Bovendien combineren ze dat voorbijgestreefde anti-imperialisme met een beleid dat meer op de middenklassebelangen dan op de noden van de armen gericht is. Waarom moet een communistische partij zich sterk maken voor dieselsubsidies, terwijl de armen zich nog geen scooter kunnen veroorloven?’
Het is een thema dat de jongste jaren centraal staat in de analyses van Amartya Sen, en dat zeker een antwoord is op de kritiek die de (economische) rechterzijde heeft op zijn pleidooien voor sociale programma’s: de subsidies voor diesel, elektriciteit en kookgas alleen al kosten de staat meer dan het dubbele of zelfs driedubbele van de hele tewerkstellingssubsidies op het platteland. India gaat niet failliet door een te royaal beleid voor de armen, stelt Sen, maar door te veel subsidies voor de rijken.
In An Uncertain Glory geven Drèze en Sen als voorbeeld dat de douanevrijstelling voor de import van goud en diamant de schatkist dubbel zoveel kost als de meerkost van een voorgestelde voedselzekerheidswet, waartegen vanuit de middenklasse veel protest kwam wegens onbetaalbaar duur.
De rechterlijke macht
De politieke instellingen in India schieten op vele vlakken te kort, maar dat wordt gelukkig tot op zekere hoogte gecompenseerd door een actief Grondwettelijk Hof. Het nadeel van zo’n activistische justitiële sector is dan weer een overmatige aandacht voor de wet en de handhaven ervan, wat geen vervanging is van het schrijnend gebrek aan aandacht voor de fundamentele rechtvaardigheid die een samenleving zou moeten betrachten. In Het idee van rechtvaardigheid benoemt Amartya Sen die tegenstelling met twee begrippen uit het Sanskriet: niti en nyaya, respectievelijk recht en rechtvaardigheid.
‘Het belang van niti kan nooit op zichzelf beoordeeld worden, maar hangt af van zijn bijdrage aan nyaya. Niti is niet onbelangrijk, het is instrumenteel voor de echte doelstelling, namelijk gerealiseerde rechtvaardigheid. Maar je moet wel heel zorgvuldig blijven omgaan met de wet en het recht. Je kan niet, zoals de Aam Admi Partij, aan de ordehandhavers zeggen dat ze de regels moeten “overstijgen”. Zij moeten de regels juist toepassen en doen toepassen. Om vrije en eerlijke verkiezingen te hebben, is niti bijvoorbeeld onmisbaar.’
Politiek pluralisme
Een paar weken voor wij het gesprek hadden in het Amsterdamse Krasnapolsky Hotel, gaf Amartya Sen de openingslezing van wat het grootste literaire gebeuren ter wereld moet zijn: het Jaipur Literature Festival, waar meer dan honderdduizend deelnemers over de vloer komen. De lezing, waarin hij vertelt over een ontmoeting met de Godin van Middelgrote Dingen die hem zeven wensen voor India gunt, combineert culturele knipogen met wetenschappelijke en sociale gedrevenheid.
Zijn derde wens is de meest verrassende uit de lijst. ‘Mijn grote politieke wens is een sterke en bloeiende rechtse partij met een seculiere in plaats van een communautaire agenda.’ De Godin van Halfgrote Dingen reageert verbaasd, want ze kent Sens linkse voorkeur. ‘Ik zie een belangrijke rol weggelegd voor een partij die ongegeneerd voor de vrije markt en voor de zakenbelangen pleit, maar afstand houdt van religieuze politiek en geen enkele geloofsgemeenschap prefereert boven een andere.’
‘Ik zie een belangrijke rol weggelegd voor een partij die ongegeneerd voor de vrije markt pleit.’
Het typeert Amartya Sen als absoluut verdediger van democratisch debat boven machtspolitieke berekening. Het belet hem overigens niet om in zijn vierde wens te vragen dat de linkse partijen sterker zouden worden in India, en tegelijk veel meer gefocused op het wegwerken van de zware ontberingen van de echte armen en verworpenen van India. De Godin van Halfgrote Dingen reageert daarop met de verzuchting ‘dat het niet makkelijk is die partijen sterker te maken tenzij ze zichzelf helemaal herdenken en hervormen’.
Tegen half mei weten we of de GMT, zoals hij de Goddess of Medium Things afkort, de wensen van Amartya Sen waargemaakt heeft.
Een ander deel van het uitgebreide interview met Amartya Sen (over het belang van betrouwbare informatie om maatschappelijke, rationele keuzes te maken, over de passie van Sen en over de noodzaak van sociale actie tegen ongelijkheid) verscheen eerder in het lentenummer van MO* magazine. MO*magazine is verkrijgbaar via een apart abonnement (€ 20) en los te kopen in een aantal wereldwinkels en boekhandels (€ 5,5). Knack-abonnees ontvangen MO* automatisch bij hun abonnement.