'Ontwikkelingsbeleid wordt overschaduwd door eigenbelang en de wereldwijde hebzucht naar winst'
Esther van Ameijde
18 april 2012
Ontwikkelingsbeleid is niet wat het lijkt volgens Tetteh Hormeku van het Third World Network Africa in Accra, Ghana. Zo zijn thema’s als voedselzekerheid en armoede goed, maar eigenlijk moeten we ons richten op de achterliggende oorzaken van deze problemen. Daarnaast beïnvloeden mondiale afspraken al heel lang ontwikkelingssamenwerking. Volgens de Ghanees zijn deze afspraken, ‘touwtrekkerij tussen rijke en arme landen, waarbij de rijken het voor het zeggen hebben’.
Volgens Hormeku zijn beleidsmakers van ontwikkelingshulp zich niet voldoende bewust van de lokale problemen in ontwikkelingslanden. Er worden oplossingen gezocht op een Westers kantoor.
Waar gaat het fout?
‘Rijke landen kijken niet naar ontwikkelingssamenwerking zonder hun eigen belangen ook te behartigen. Dat hoeft niet altijd erg te zijn. Maar als er globale afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld klimaatveranderingen, dan worden de Afrikaanse landen buitengesloten. Bovendien dwingt de EU-commissie ontwikkelingslanden wel om in te stemmen met het opgezette beleid, zelfs als dit ten koste gaat van hun ontwikkeling.’
‘Dit geldt ook voor het grondstoffenbeleid. In 2008 lanceerde de Europese Unie het Raw Materials Initiative om toelevering van belangrijke grondstoffen aan de Europese industrie veilig te stellen. De EU vindt dat er op de markt een speelveld moet zijn, maar tussen de EU-landen en kleine dorpjes in Ghana is dat speelveld heel ongelijk. Weiger je? Dan krijg je te maken met een erg agressief beleid van de EU.’
‘Het is een gevecht tussen de EU en de landen met grondstoffen, waarbij de Afrikaanse bevolking nog veel te weinig profiteert van haar grondstoffen. Aan de ene kant geef ik de EU-landen ook geen ongelijk als zij China er op wijzen dat het niet eerlijk is dat zij alle controle hebben op de rare earth mineralen, die onder meer gebruikt worden in iPhones, iPads en dergelijke. Het is een gevecht tussen de grote jongens, waar wij als kleine jongens in gevangen zitten. De afspraken worden gemaakt tussen China en de EU, maar gelden ook voor Afrikaanse landen.’
Dragen alleen Westerse landen bij tot een ‘foutieve benadering’ van ontwikkelingssamenwerking?
‘Niet alleen handels en buitenlandbeleid van Westerse landen leiden tot een foutieve benadering van ontwikkelingssamenwerking. Afrikaanse overheden dragen ook bij aan dit probleem. Toen de landen in Afrika onafhankelijk werden, investeerden zij in een actieve ontwikkelingsstaat. Zij investeerden in gratis onderwijs en gezondheidszorg. En ze hielpen ook bij de opzet van lokale bedrijven. Maar door hoge schulden kregen zij in de vanaf de jaren ’80 financiële begeleiding van de Wereldbank en het IMF met de implementatie van structural adjustment programs. Daar stond tegenover dat ontwikkelingslanden hun markt moesten liberaliseren en er meer focus moest komen te liggen op de private sector. Bang om geen ontwikkelingshulp te ontvangen, zijn Afrikaanse overheden hierin meegegaan. Hierdoor dragen zij bij aan de foutieve benadering van ontwikkeling.’
Waarom is er zo weinig aandacht – ook in de ontwikkelingssector – voor zaken als European Partnership Agreements (EPA’s), handelsverdragen en coherentie?
‘Er doen zich twee problemen voor bij zaken als EPA’s, handelsverdragen en coherentie. De Europese Unie en de commissie maken beleid voor zowel ontwikkelingssamenwerking als handel. Het handelsbeleid gaat echter boven alles. De EU wil namelijk met al haar bedrijven toegang hebben tot de wereldmarkt. Daarom doet zij er alles aan om dit te bewerkstelligen. Hierbij houdt ze vrijwel geen rekening met de ontwikkeling van arme landen. Bovendien sturen Europese bedrijven en coöperaties het handelsbeleid heel erg. Zij hebben al helemaal geen oog voor ontwikkelingslanden en willen investeren. Ze zijn uit op winst.’
‘Het maatschappelijke middenveld in de ontwikkelingssector ziet dit niet en is geneigd beperkt te denken. De sector ziet ontwikkelingssamenwerking namelijk niet als een politiek raamwerk, waar financiën, investeringen en handel bij elkaar komen en ontwikkeling beïnvloeden. De sector kiest liever voor de makkelijkste uitweg en kijkt te veel naar de ‘kleine zielige verhalen’ van liefdadigheid, als hongerbuikkindjes. De sector is zich te weinig bewust van de globale structuur die de oorzaak is van lokale problemen in ontwikkelingslanden.’
We focussen ons dus teveel op de ‘zielige producten’ als voedselzekerheid en toegang tot medicijnen. Waar moeten we ons wel mee bezig houden?
‘Voedselzekerheid is een goed onderwerp, want iedereen heeft eten nodig. Het punt is echter dat een boer in een dorp in Ghana niet alleen behoefte heeft om eten te produceren. Elke boer heeft daarnaast ook de behoefte aan eten, olie, medicijnen, kleren, transport, et cetera. Het gaat er dus om hoe er voor gezorgd kan worden dat een boer zich in al zijn behoefte kan voorzien. Daarbij wordt vergeten naar het gehele plaatje te kijken.’
‘Als de Ghanese regering een aanbesteding heeft voor het aanleggen van wegen en het maken van stoplichten, dan besteden ze dit uit aan bijvoorbeeld een Duits bedrijf en niet aan een Ghanees bedrijf, wat belachelijk is. Dit komt doordat een Duits bedrijf beter weet hoe ze dit soort aanbestedingen moeten binnenhalen. Vervolgens gebruiken de Duitsers niet de stoplichten die zijn gemaakt door de bekwame ambachtslieden uit Ghana, maar de stoplichten van hun eigen onderneming. Als je niet de stoplichten gebruikt, gemaakt door de lokale bevolking, dan vormt dat een probleem. Hierdoor verdwijnen lokale technologische vaardigheden en kennis.’
‘Bovendien houden bedrijven in het algemeen vaak geen rekening met de bestaande lokale bedrijven. Hierdoor gaan buitenlandse bedrijven producten produceren die al bestaan. Lokale bedrijven worden vervolgens weggeconcurreerd door de buitenlandse, omdat zij meer ervaring, betere toegang tot de internationale markt en meer geld hebben om te investeren. Ook zijn de kosten voor een buitenlands bedrijf in Ghana lager, dan in eigen land.’
‘Het is al heel lang zo dat, wanneer je ontwikkelingsgeld krijgt, je ook moet kopen op de Europese markt. Dit geldt ook wanneer Europese landen de armen landen willen assisteren in het bouwen van een dam. Materialen voor de bouw, zoals cement, moeten dan wel gekocht worden van Europese bedrijven. De erkenning dat deze manier van begeleiden juist een probleem vormt, in de benadering van ontwikkelingsbeleid, ontbreekt.’
Er moet dus een nieuwe benadering komen voor ontwikkelingssamenwerking?
‘Jazeker. We moeten laten zien dat het huidige systeem niet klopt en dit onder de aandacht brengen. Niet alleen in de sector, maar ook binnen de EU en de VS moet er erkenning voor komen. Het interessante is dat onze organisatie 20 jaar geleden hier ook al aandacht aan besteedde. Toen keken we ook al naar het grotere plaatje, naar het globale systeem.’
‘Als je kijkt naar de laatste vier jaar, dan treft het probleem ons allemaal. Burgers uit Ghana kun je vergelijken met burgers uit Nederland, Spanje of Griekenland. Ze worstelen allemaal met dezelfde problemen die door het globale raamwerk worden veroorzaakt. We zijn wereldburgers die allen voor dezelfde uitdagingen staan. We zijn wel van elkaar gefragmenteerd, omdat Ghana voor andere problemen staat dan bijvoorbeeld Nederland. Maar de problemen hebben allen wel dezelfde oorzaak. Daarom vertel ik dit verhaal en moeten we samenkomen, strijden en campagnevoeren tegen de globale structuur: het globale probleem dat veroorzaakt wordt door de wereldwijde hebzucht naar winst.’
Dit interview werd eerder gepubliceerd op viceversaonline.nl