'Regeringen zijn zeer bedreven in het ophitsen van woede'
Pakistaans ambassadeur Jalil Abbas Jilani over de relatie met India
Deze week ontmoetten de Indiase en Pakistaanse ministers van Buitenlandse Zaken elkaar in Delhi. De gesprekken tussen de twee Zuid-Aziatische buurlanden geven hoop op meer vrede voor de regio, maar het wantrouwen blijft diep. Dat bleek ook uit een exclusief interview dat MO.be had met de Pakistaanse ambassadeur in België en bij de Europese Unie.
De Pakistaanse ambassadeur bij de Europese Unie, België en Luxemburg, Jalil Abbas Jilani, is een doorwinterd diplomaat. Hij vertegenwoordigde zijn land onder andere in Washington, New Delhi en Londen, en hij was vijf jaar lang directeur Zuid-Azië op het ministerie van Buitenlandse Zaken in Islamabad. Ik had een eerste gesprek met de ambassadeur toen hij net gearriveerd was in Brussel, begin 2010. Anderhalf jaar later spraken we opnieuw op de ambassade in Watermaal-Bosvoorde. De context was hoopvoller omdat de gesprekken met India opnieuw op de sporen gezet waren, maar was anderzijds uitzichtlozer dan ooit omdat de relatie tussen Pakistan en de Verenigde Staten op een historisch dieptepunt zaten –wat de oplossing voor de oorlog in Afghanistan een stuk moeilijker maakt.
Jalil Abbas Jilani: Het is uitermate positief dat India en Pakistan opnieuw rond de tafel zitten en over alle punten op de agenda met elkaar spreken. Het is ook positief dat Nirupama Rao, de Indiase staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken die nu ambassadeur in Washington wordt, erkent dat het stopzetten van de gesprekken na de aanval op Mumbai in 2008 eigenlijk een vergissing was. Het is uitzonderlijk dat zoiets openlijk toegegeven wordt. Pakistan had op dat moment immers een nieuwe en democratisch verkozen regering die positief stond tegenover samenwerking met India om het terrorisme aan te pakken. Dat ging niet door omdat het wantrouwen tegenover Pakistan te groot was en er meteen allerlei beschuldigingen tegenover Pakistan geformuleerd worden in de Indiase pers en door de Indiase politici.
Woede kan makkelijk opgewekt en opgezweept worden. De regeringen van zowel Pakistan als India zijn daar bijzonder bedreven in. We hebben op verschillende momenten al gezien hoe goed de Indiase regering is in het opstoken van anti-Pakistaanse woede.
De Indiase regering reageerde toch heel beheerst op de slachting in Mumbai?
Jalil Abbas Jilani: Indien de Indiase regering gezegd had dat ze op de medewerking zou rekenen van de Pakistaanse regering om uit te zoeken of de aanvallers inderdaad uit Pakistan afkomstig waren, dan zou er vanuit Islamabad zeker een positief antwoord gekomen zijn en dan zou de woede snel bekoeld zijn. In de plaats daarvan lanceerden belangrijke leden van de regering nog tijdens de aanval allerlei beschuldigingen. Dat wekte de woede op van mensen in Pakistan, omdat bij vorige incidenten de schuld ook steeds bij Pakistan gelegd werd, ook al bleek achteraf dat een aanslag op de Samjhauta Express (de trein tussen Amritsar en Lahore) in 2007 niet door Pakistaanse militanten maar door hindoenationalisten uit India zelf gepleegd was. Wat de aanslag op Mumbai betreft, is het nu toch ook algemeen aanvaard dat er niet alleen Pakistaanse daders waren maar ook Indiase medeplichtigen.
Iedereen lijkt het er vooral over eens dat de daders van de aanslag op Mumbai banden hadden met de ISI.
Jalil Abbas Jilani: Neen, niemand zegt dat. Zelfs de Indiërs beweren dat niet. Zij spreken wel over Pakistaanse daders, maar ze zeggen niet dat die voor de ISI werkten of ertoe behoorden. Zelfs de bewering dat het allemaal Pakistanen waren gaat terug op de getuigenis van één individu en er zijn ernstige twijfels bij zijn geloofwaardigheid. In elk geval, Mumbai was een hele grote tragedie die op het hoogste niveau in Pakistan veroordeeld werd. Pakistan bood ook zijn volledige medewerking aan voor het onderzoek en we vroegen zoveel mogelijk informatie uit het Indiase onderzoek om de nodige stappen voor het gerecht te kunnen zetten.
Had de regering van mijnheer Zardari wel voldoende gezag om te onderhandelen met India? Was het leger, met zijn almachtige inlichtingendienst, volledig onder de controle van de burgerlijke autoriteiten?
Jalil Abbas Jilani: Niemand kan mij een concreet voorbeeld geven van een meningsverschil tussen de burgerlijke en militaire autoriteiten in Pakistan. Leger en inlichtingendienst zijn altijd verantwoording verschuldigd tegenover het politieke leiderschap. In Pakistan bestaat het gevoel dat er een bewuste poging gedaan wordt om de belangrijke instellingen van staatsveiligheid te ondermijnen. Het is niet ongebruikelijk, in alle landen van de wereld, inclusief in de VS, dat de militaire leiding op een bepaald moment een andere mening ventileert dan de politieke leiders, maar uiteindelijk moet iedereen volgens de grondwet plooien naar de beslissingen van de politiek.
Dat maakt de regering dan ook verantwoordelijk voor de banden tussen de ISI en de gewapenden militanten in Afghanistan of Kasjmir. Zelfs Hillary Clinton en andere hooggeplaatste Amerikaanse regeringsleden hebben het daarover op publieke fora.
Jalil Abbas Jilani: Zij spreken over vermoedens van betrokkenheid, niet over zekerheid. Ik heb tot nu alleen maar verklaringen gezien waarin de Amerikanen stellen dat de Pakistaanse leiders geen banden hebben met deze groepen.
Van alle mensen die ik in Pakistan sprak was er niemand die twijfelde aan de steun die Kasjmierse militanten kregen van Pakistaanse autoriteiten of inlichtingendiensten.
Jalil Abbas Jilani: Het is goed dat al deze zaken vrij en open bediscussieerd worden ijn de Pakistaanse media. Zo hoort dat in een democratische samenleving. Maar wat de betrokkenheid van de ISI betreft, is het belangrijk te weten dat India en Pakistan in 2006 het Anti Terrorism Mechanism installeerden waarbij vermoedens van betrokkenheid van de inlichtingendiensten van beide landen bij geweld en opstand in het andere land gesignaleerd kon worden. Dit was een uniek mechanisme. We zaten tegenover elkaar aan de tafel en de Indiërs konden stellen waar en wanneer er in Kasjmir een aanslag gepleegd was door militanten die de steun zouden hebben van Pakistaanse inlichtingendiensten, terwijl de Pakistanen konden zeggen waar en door wie er aanslagen gepleegd waren in bijvoorbeeld Baloetsjistan of Khyber Paktunkhwa, met de steun van Indiase inlichtingendiensten. De verdenkingen en twijfels waren niet nieuw, maar het feit dat ze gezamenlijk besproken en aangepakt werden wel.
En heeft dat gespreksforum ook resultaten geboekt?
Jalil Abbas Jilani: Daarvoor heeft het niet lang genoeg gefunctioneerd. Tussen begin 2007 en eind 2008, toen het na Mumbai opgeschort werd, waren er twee of drie samenkomsten. Je verwacht niet dat een van beide zijden meteen toegeeft dat ze inderdaad gewapende groepen gesteund hadden tegen de andere staat, maar het was een positief en beloftevol proces, dat veel te vroeg afgebroken werd.
Telkens blijkt 26/11 in Mumbai de doodsteek van dialoog, onderhandelingen en vooruitgang tussen India en Pakistan. Wie er ook achter de aanslag zat, het doel was wellicht exact het ontsporen van een vredesproces tussen de vijandige buurlanden.
Jalil Abbas Jilani: Absoluut. Wie ook de daders waren van die aanslag, het waren geen vrienden van India of Pakistan. We zaten in een proces dat de bedoeling had om een einde te maken aan het terrorisme en indien er al zoiets plaatsvond als aanslagen met de steun van inlichtingendiensten, ook dat te stoppen.
Op de agenda van de hernieuwde gesprekken tussen India en Pakistan plaatste uw regering ook het thema water. De Indiase waterexpert R.R. Iyer was daar niet zo gelukkig mee, omdat daardoor het enige functionerende platform voor gesprek tussen India en Pakistan –het Indus Water Treaty- uitgehold dreigt te worden.
Jalil Abbas Jilani: Het IWT is wellicht het beste verdrag ooit omdat alle technische en procedurele details erin beschreven staan. Volgens het verdrag moeten discussiepunten die binnen de voorziene mechanismen niet opgelost geraken, doorverwezen worden naar de betrokken regeringen. Dat is wat wij nu volgen: de punten waarover we het niet eens geraken, worden deel van de bredere agenda van onze gesprekken met India, waar we uiteraard ook over Kasjmir praten. Water wordt ook steeds meer een urgent thema omdat het de armste inwoners van Pakistan treft. Als we geconfronteerd worden met watertekorten, dan zal dat zich snel vertalen in voedseltekorten en inkomensverlies voor boeren en landarbeiders.
Welke discussiepunten geraken niet opgelost? De Pakistaanse klacht over de Baglihar-dam werd voorgelegd aan Wereldbank-arbitrage en dat leverde een duidelijke uitspraak op, toch?
Jalil Abbas Jilani: De arbitrage door de Zwitserse professor bevestigt dat alle bezwaren die geformuleerd werden door Pakistan gewettigd zijn en dat de acties van India een inbreuk vormden op het IWT. Als we ons strikt houden aan het IWT, kan India geen enkele ontwikkelingsactiviteit op de rivier doen, stelde professor Raymond Lafitte, maar omdat India een groot en belangrijk land is in de actuele wereldverhoudingen, voegde hij daar opinies aan toe die veel kwaad bloed zetten in Pakistan.
Ik denk niet dat prof. Lafitte de Pakistaanse klachten bevestigd heeft. Hij heeft de bezorgdheden valabel genoemd, het grootste deel van de Indiase plannen goedgekeurd en bij één voorziening in het IWT –over de hoogte van de spoelgaten in de dam- de opmerking gemaakt dat het verdrag de facto voor de verzilting van het opvangbekkens zorgt en dat de verbeterde technische inzichten van vandaag misschien moeten prevaleren op voorbijgestreefde technische details uit het verdrag.
Jalil Abbas Jilani: Ik zal u de letterlijke tekst van zijn arbitrage bezorgen, dan kan u zelf zien waar en in welke woorden hij de Pakistaanse positie bevestigt. Voor Pakistan is het technologie-argument niet ter zake. Voor ons is de relevante vraag of het IWT geschonden werd of niet. Elk onafhankelijk gerechtshof zou daarop ja antwoorden, zoals Pakistan ook beweert. Raymond Lafitte moest zich helemaal niet bezighouden met inhoudelijke suggesties of commentaren over technologie. Op die manier geef je een land immers carte blanche om het IWT te blijven schenden zonder rekenng te houden met de andere, stroomafwaartse staat. Damingenieurs waren geschokt bij het lezen van de arbitrage.
In Lahore had de Jamaat-ud-Dawa, de welzijnsorganisatie die functioneert als de bovengrondse arm van de terreurorganisatie Lashkar-e-Taiba, slogans uithangen zoals ‘Als het water niet vloeit, zal er bloed vloeien’.
Jalil Abbas Jilani: We moeten ons niet laten leiden door wat extremistische randgroeperingen zeggen. Ik laat mijn positie tegenover India toch ook niet afhangen van wat groepen als bijvoorbeeld de Bajrang Dal zeggen. JuD heeft geen enkele steun bij de Pakistaanse bevolking. Wat de mainstream partijen of leiders zeggen, dat is wat telt. En dat is gebaseerd op de vaststelling dat ons aandeel in het water nu al aanzienlijk verminderd is en dat India een pak plannen heeft die voor verdere vermindering van het beschikbare water zullen zorgen. Dat dreigt onze velden helemaal uit te drogen. Mensen op het platteland kennen het probleem maar al te goed en wéten waarom er gebrek aan water is in de rivieren, ook al staat het niet elke dag in de krant. Ze weten dat het te maken heeft met de behoefte van India aan water, waardoor er minder doorstroomt naar Pakistan, terwijl ze in het seizoen van de overstromingen juist meer water laten doorstromen om hun eigen velden te beschermen. Ik kan u daarvan de feitelijke bewijzen bezorgen.
Doet Pakistan intussen zelf iets aan zijn eigen watermanagement? De gebrekkige staat daarvan bleek vorig jaar mee verantwoordelijk voor de enorme omvang van de overstromingen.
Jalil Abbas Jilani: We werken op dit moment aan het uitbreiden van onze opslagcapaciteit, vooral door de huidige stuwmeren te ontzilten. Daarnaast wordt er gewerkt aan de bouw van nieuwe dammen, op twee plaatse zijn de werken daarvoor al gestart. Maar het zal zeker acht tot tien jaar duren eer die projecten afgewerkt zijn.