Met klimaatontwrichting komt droogte: ‘We hebben ons land drooggelegd’
Hydroloog Patrick Willems over een noodzakelijk waterbeleid: ‘Iedere druppel telt’
Van alle West-Europese regio’s heeft Vlaanderen de hoogste waterstress. In plaats van water zo snel mogelijk naar de zee te voeren, moeten we leren water zo lang mogelijk vast te houden.
© Paweł Czerwiński (CC0)
Update
Regenval heeft tijdens de voorbije winter watervoorraden in veel streken aangevuld, maar meestal niet voldoende. De lente van 2021 is net een maand bezig, maar toch kampen verschillende landen wereldwijd nu al met grote droogte.
In Italië staat het waterpeil van de rivier Po 30 procent lager dan normaal is in deze periode van het jaar. In Colombia is de bijna 6 kilometer lange Suescalagune volledig opgedroogd. In het westen van de Verenigde Staten staan de waterreservoirs op een historisch laagtepunt en Taiwan kampte vorige maand met de grootste droogte in decennia.
In België loopt het zo’n vaart niet, maar de droge jaren 2017 en 2018 spelen ons nog altijd parten. Op meer dan de helft van de meetplaatsen is de grondwaterstand laag tot zeer laag.
Met klimaatverandering komt toenemende droogte. Van alle West-Europese regio’s heeft Vlaanderen de hoogste waterstress. In plaats van water zo snel mogelijk naar de zee te voeren, moeten we leren water zo lang mogelijk vast te houden. ‘En minder verspillen, dat ook.’
‘Zeker meer dan tien jaar.’ Patrick Willems, professor hydraulica aan de Leuvense universiteit, moet even nadenken over de vraag hoe lang hij al probeert Vlaanderen bewust te maken van de eigen kwetsbaarheid voor watertekort, zeker in een verstoord klimaat.
Hij is de tel kwijt van het aantal lezingen dat hij gaf in culturele centra en op kabinetten. Als wetenschapper kan je maar beter geduldig zijn. En volhardend. Om te blijven wijzen op een werkelijkheid die snel vergeten wordt. Een paar dagen regen en de aandacht voor lage waterstanden vervliegt alweer.
Het is waar we nu staan. Het neerslagpatroon in juni sloot aan bij wat we normaal noemen. Maar de sporen van het droge voorjaar zijn daarmee niet uitgewist. Het neerslagtekort, zo meldt het maandelijkse rapport Toestand van het watersysteem voor juli 2020, is nog steeds hoog voor de tijd van het jaar. 61 procent van de meetpunten tonen een zeer lage tot lage grondwaterstand. Vergelijkbaar met de toestand tijdens de hittegolf van 2019. Het is niet ernstig genoeg om nieuws te zijn. Er komt gewoon water uit de kraan.
‘De waterpanne in Overijse was een technisch falen, maar blijkbaar hebben mensen de confrontatie nodig om wakker te schieten.’
Willems lacht minzaam. ‘Stilaan wordt er ook geluisterd’, zegt hij. Soms al meer dan anders. En zeker die ene dag. Het was de dag waarop Overijse droog stond. Het was heet en er was geen water om te verkoelen. Zwembaden raakten niet gevuld, auto’s niet gewassen en gazonnen verpieterden in de droogte die toen al uitzonderlijk heette. ‘De waterpanne in Overijse was een technisch falen. Strikt genomen had dat niets te maken met de fundamentele oorzaken van onze waterschaarste, maar iedereen was toen wel gebrand om te weten wat er moest gebeuren, wat we konden doen om water te besparen. Blijkbaar hebben mensen die confrontatie nodig om wakker te schieten.’
13.000 miljoen kubieke meter
Er kwamen hoorzittingen in het Vlaams parlement. Niet door de waterpaniek in Overijse, wel door de aanhoudende droogte tijdens het voorjaar. Op een daarvan, eind juni, stelde Willems de waterbalans van Vlaanderen voor. Het is de eerste keer dat zo grondig in kaart werd gebracht hoeveel water er beschikbaar is en waar het vooral gebruikt, verbruikt en verspild wordt.
13.000 miljoen kubieke meter. Dat is grosso modo de hoeveelheid water waarover Vlaanderen jaarlijks beschikt. De helft daarvan gebruiken en verbruiken we. De andere helft stroomt weg naar de zee.
‘We zijn een regio van regen’, legt Willems uit als hij zijn scherm deelt en de waterbalans toont. ‘Onze waterbevoorrading is volledig afhankelijk van wat er uit de lucht valt en van wat rivieren aanvoeren. Maar ook dat zijn regenrivieren. Maas, Schelde, Leie worden gevoed door neerslag, niet door smeltende sneeuw of gletsjers zoals de Rijn.’
In absolute cijfers zijn we een regenrijke regio. Altijd geweest. Maar we wonen ook met veel mensen zeer verspreid op een kleine opppervlakte, waardoor we binnen de OESO-landen de vierde laagste waterbeschikbaarheid hebben. In Noordwest-Europa hebben we een waterstress vergelijkbaar met die van Zuid-Spanje. Niet zozeer door gebrek aan water, wel omdat het land slecht is ingericht. Te veel beton, te veel wegen, te veel gebouwen op allerlei plaatsen.
Onze verhardingsgraad is dubbel zo hoog als het Europees gemiddelde.
Willems toont een volgende grafiek. Die van de verhardingsgraad. In de jaren ‘70 was die vier tot vijf procent, ondertussen zitten we aan vijftien tot zestien procent. Dubbel zo hoog als het Europees gemiddelde. Ondanks de aankondiging van de betonstop, wordt per dag nog steeds 7,5 hectare verhard.
‘Veel mensen, veel verharding, weinig open ruimte, intensieve landbouw en een waterintensieve industrie. Dat zijn de factoren die een zware druk leggen op het watersysteem’, legt Willems uit. ‘We hebben ons land drooggelegd. Infiltratiegebieden, natte gronden, we hebben die allemaal opgegeven omdat ze nutteloos waren. Waterzieke zones, noemden we ze. Het waren vervelende streken. Stilaan groeit het besef dat we ze nodig zullen hebben.
Leren leven met een ontwricht klimaat
Want er is natuurlijk die andere, alles verstorende factor bij gekomen. De klimaatontwrichting heeft nu al een nieuwe realiteit gecreërd. Gemiddeld is het in België 2,4 graden warmer dan in pre-industriële tijden. Meer intense stortbuien op korte tijd en langere periodes van droogte is de klimaatrealiteit waarin we beland zijn en waarmee we moeten leren leven. ‘Een warmere atmosfeer houdt meer waterdamp vast. Het duurt langer tot de atmosfeer verzadigd is’, vertelt Willems. ‘Het gevolg is langere periodes zonder neerslag en als het regent, is dat intenser. Stortbuien.’
‘Het gevolg is langere periodes zonder neerslag en als het regent, is dat intenser. Stortbuien.’
Er speelt ook een bijkomend fenomeen. Dat van het persistente weertype. Omdat het boven de Noordpool warmer wordt, wijzigt de atmosferische circulatie en blijven weerfenomenen hangen. Wisselvalligheid wordt op termijn van normaliteit de uitzondering.
‘Of we op jaarbasis minder of meer neerslag kunnen verwachten, daarover is nog onzekerheid. Het is waarschijnlijk dat over het hele jaar de hoeveelheid neerslag gelijk blijft, met een duidelijke piek in de winter. Het meest pessimistische scenario heeft het over dertig procent meer neerslag in de wintermaanden’, legt Willems verder uit. ‘In de zomer kijken we tegen een diepe daling aan van de hoeveelheid neerslag, mogelijk zelfs een halvering. Daarbij komt nog dat hogere temperaturen zorgen voor meer verdamping. Minder neerslag en meer verdamping geeft uitdroging van zowel grond- als rivierwater.’
‘Over de percentages bestaat geen duidelijkheid. Veel hangt ook af van ons klimaatbeleid en of we erin slagen een verdere opwarming terug te dringen, maar de opwarming tot nu is er. Die is onomkeerbeer tenzij je massaal CO2 uit de lucht haalt en niets meer uitstoot. Daar zijn we niet en dus is de tendens dat er minder water beschikbaar zal zijn in de zomer. Een zomer zoals die van 2018 zullen we, opnieuw afhankelijk van het gevoerde klimaatbeleid, om de vier tot zes jaar meemaken. Af en toe zullen we nog een natte zomer hebben, maar de geleidelijke toename is er een van meer droogte. Als je dat weet, dan is de opdracht duidelijk: zo weinig mogelijk regenwater verloren laten gaan.’
Meer water vasthouden
Het brengt ons terug bij de waterbalans. De ene helft van het beschikbare water verbruiken en gebruiken we. Zo’n zestig procent stroomt uit naar de zee. ‘Zo hebben we het georganiseerd’, verduidelijkt Willems. ‘Grachten moesten het land draineren. Rivieren zijn rechtgetrokken en ingedijkt waardoor ze als watersnelwegen het water in ijltempo afvoeren. Veel gronden zijn verhard en ook landbouwgronden zijn door het gebruik van zware machines zo gecompacteerd dat het water er afloopt bij hevige regen.’
‘Tien procent meer vasthouden, dat is echt een noodzakelijk minimum.’
Minstens tien procent. Liefst vijftien procent. Zo veel extra water moeten we vasthouden en opbergen door onze natuurlijke en stedelijke ruimte anders te gebruiken, meent Willems. ‘Je kunt de afvoer niet op nul brengen. Het watersysteem heeft een deel van dat water nodig voor de natuurlijke werking. Maar tien procent meer vasthouden, dat is echt een noodzakelijk minimum. Als het nu droog is tijdens de zomermaanden, hebben we geen reserve meer. We moeten ervoor zorgen dat de neerslag die valt tijdens de natte maanden niet zo maar wegspoelt.’
Opvangen, bergen, afvoeren. Dat is in volgorde van afnemende prioriteit de kern van een klimaatrobuust waterbeleid. ‘Concreet betekent dit natuurherstel waarbij zowel de grote rivieren als de fijnmazige, kleine bovenlopen meer ruimte krijgen. Daar start het afstromen van het water. Al mijn jaren studie en onderzoek leerden me dat ingrijpen aan de bron altijd kostenefficiënter is dan sleutelen aan het einde van de pijpleiding. Door grachten te dempen of door te werken met stuwen en kleppen kunnen we het water langer vasthouden zodat het langzaam insijpelt, het grondwater aanvult, dat op zijn beurt traag uitstroomt naar de rivier. Daarnaast moeten we waar mogelijk de sponsfunctie van valleien herstellen. Zij zijn onze natuurlijke buffers. Natuurlijk zullen we dat niet overal in Vlaanderen kunnen doen. Maar waar het kan, moeten we daar op inzetten.’
Hij geeft het voorbeeld van de Demervallei waar afgesloten meanders weer opengelegd werden. Vinger per vinger streept hij de voordelen af. ‘Je pakt de droogte aan, want je houdt meer water vast. Je creëert ruimte voor het water zodat de schade door overstromingen vermindert. Je vergroot het zelfreiningend vermogen van rivieren waardoor de waterkwaliteit verbetert. Je versterkt de biodiversiteit langs de oevers, in het water en in de valleien.’
‘Er mogen geen nieuwbouw- of renovatieprojecten meer opgestart worden zonder een uitgebreid waterplan.’
Iedere regendruppel telt. Dat is het uitgangspunt van het driestappenplan dat Willems naar voren schuift voor de stedelijke en bebouwde omgeving. ‘Er zouden geen nieuwbouw- of renovatieprojecten meer opgestart mogen worden zonder een uitgebreid waterplan en zelfs een waterbalans. Als je weet hoeveel regenwater er gemiddeld valt in een wijk of op een perceel, dan moet je je plan zo opstellen dat 95 procent van dat regenwater opgeslagen wordt. Of om te gebruiken voor alles waarvoor het kan. Kleren wassen, toilet doorspoelen, planten begieten. Of om wat rest langzaam te laten infiltreren in de bodem.’
‘Als dat de uitgangspunten zijn, betekent dit ook dat je niet langer verharde pleinen aanlegt. Dat je straten inricht met groenstroken. Dat je binnen de stad je reliëf laat werken zodat het water in een laagteberging samenvloeit waar het rustig in de grond kan dringen. Zeker met de verhoogde kans op hittegolven en hittestress in de stad hebben we die zones extra nodig. Dit betekent niet dat dit van vandaag op morgen allemaal gerealiseerd moet zijn. Klimaatverandering is een ontwrichtend, maar ook een traag proces. We moeten er wel voor zorgen dat we geen kansen missen. Door dat ambitieniveau op te leggen bij ieder gepland project. Op die manier kan je ook de kosten delen, tussen overheid en projectontwikkelaar. Nog steeds wordt in 70 tot 80 procent van de bouwprojecten deze kansen niet gegrepen. Daar moeten we vanaf. Die projecten staan er voor vijftig jaar. Dat kan echt niet meer.’
Minder is beter
Naast zo veel water opvangen en bewaren, is er ook de andere kant. Het gebruik en verbruik. Ook dat rekende de onderzoeksgroep van Willems netjes uit. Hij scrolt terug naar de waterbalans. Scheepvaart en industrie, met vooraan de chemische nijverheid en de voedingsindustrie zijn de grootste gebruikers. Gevolgd door huishoudens en diensten. ‘Denk aan al het water dat in steden en gemeenten aan plantsoenen gegeven wordt.’ Met op de laatste, eerder verrassende plaats, de landbouw.
Twee belangrijke opmerkingen wil Willems hierbij maken. Het verschil tussen gebruik en verbruik en het type water dat gebruikt wordt. ‘Water dat gebruikt wordt, bijvoorbeeld voor koelcentrales, moet er zijn, maar gaat in principe niet verloren. Het wordt – zonder veel schade – opnieuw geloosd. Hetzelfde geldt voor spoelwater van de groenteverwerkende bedrijven. Terwijl industrie, scheepvaart en huishoudens vooral oppervlaktewater gebruiken, is dat bij landbouw vooral hemelwater en grondwater.’
Ondanks de specificiteiten per sector, valt er ook een algemene conclusie te trekken: overal is er ruimte voor verbetering en een meer doordacht watergebruik. Minder is beter. Willlems denkt daarbij onder andere aan waterzuinige technologieën bij de chemische industrie, een slimmere sturing van sluizen en meer aandacht voor het organisch materiaal in landbouwbodems. ‘Maar’, voegt hij eraan toe. ‘Dat vraagt investeringen of een omschakeling van bestaande praktijken. Zo lang water te goedkoop is om te onttrekken uit waterlopen of uit de grond, zijn er weinig stimulansen om daarop in te zetten. Hier ligt een taak voor de overheid. Eventueel met een prijssturing.’
‘Zo lang water te goedkoop is om te onttrekken uit waterlopen of uit de grond, zijn er weinig stimulansen om in te zetten op een omschakeling.’
Tegelijkertijd kan er meer gebeuren met het water dat men gebruikt. Het is de essentie van een circulair waterverhaal. ‘Het is goed om daarop in te zetten, maar je mag niet blind zijn voor de nadelen. Hergebruik van water vraagt energie en produceert reststromen van geconcentreerd afvalwater. Je kunt die wegwerken, maar ook daar hangt een prijskaartje aan. Hetzelfde geldt voor het ontzilten van zeewater. Het is energie-intensief en de zeebodem rond de installaties in het Midden-Oosten is een chemisch stort.’
Het brengt Willems terug bij wat hij in het begin aangaf. De bronaanpak is goedkoper, maar – en dat is een nadeel in een volgebouwd land – is sterk verbonden met een doordacht ruimtelijk beleid. ‘Maatschappelijk is het het beste dat je kunt doen. Natuurlijk moeten we inzetten op onderzoek naar circulaire waterstromen. We moeten nagaan hoe we die efficiënter kunnen maken, experimenten uitbouwen, maar dit meteen op grote schaal organiseren, is haalbaar noch verstandig. Laat ons eerst de verspilling tegengaan, het water dat we hebben, langer bijhouden, onze landbouwbodems gezonder maken.’