Polly Higgins: ‘De natuur heeft recht op een stevige verdediging’

Interview

Advocaat die pleitte voor wet die de aarde een eigen "recht op leven" geeft, overleden

Polly Higgins: ‘De natuur heeft recht op een stevige verdediging’

Polly Higgins: ‘De natuur heeft recht op een stevige verdediging’
Polly Higgins: ‘De natuur heeft recht op een stevige verdediging’

Emma Meelker

02 mei 2019

Advocaat Polly Higgins streed de afgelopen tien jaar voor een wet die de natuur moest redden, door de aarde een eigen “recht op leven” te geven. ‘Alleen met het strafrecht keer je binnen een korte tijd om wat als normaal wordt gezien.’ Ze overleed op 21 april, nog voor ze die strijd tot een goede einde kon brengen.

© Ruth Davey, look-again.org (CC BY-NC 4.0)

© Ruth Davey, look-again.org (CC BY-NC 4.0)

‘Wat de aarde nodig heeft, is een goede advocaat.’ In haar TED -speeches omschreef advocaat Polly Higgins het als een eureka-moment: haar inzicht dat net als veel van haar cliënten de aarde door de samenleving ernstig is verwond, en toe is aan een stevige verdediging. De rol als verdediger van de natuur nam ze tien jaar lang op, tot ze op 21 april 2019 overleed.

Higgins begon tien jaar geleden haar strijd om ‘ecocide’ toegevoegd te krijgen aan de misdaden die volgens het Statuut van Rome bij het Internationaal Strafhof berecht dienen te worden. Het criminaliseren van het vernietigen van natuur, ecosystemen en het uitputten van grondstoffen was volgens haar de enige manier om de westerse samenleving ervan te overtuigen dat de mens de aarde niet bezit, maar er slechts tijdelijk de voogdij over heeft.

In Higgins vond de natuur een passende pleitbezorger. Ze kon overtuigend vertellen over de kracht van het strafrecht in het moraliseren van de mens en schetst een haast utopische samenleving, waarin haar wet de vervuilers van deze wereld juist tot redders heeft gemaakt. Wie haar in actie zag, met haar Schotse accent en lange grijze haren die haar serene uiterlijk gezag gaven, kon zich goed voorstellen dat de spreekvrouw van de aarde op het podium stond, een pleitbezorgster die hield van biologische whisky, zeewier en rauwe chocola. Een jaar geleden klonk een gesprek met haar als volgt.

U ziet natuur, dier, plant en grond als iets met een eigen onschendbaar ‘recht op leven’?

Higgins: Mensen in de westerse wereld zien de natuur als hun bezit. Iets wat je kunt kopen, verkopen, gebruiken en naar eigen inzicht misbruiken. Dat is een kunstmatige verhouding waarmee ik het fundamenteel oneens ben. De wereld heeft een eigen intrinsieke waarde waarmee wij door ons leven zijn verbonden.

‘Wij hebben de tijdelijke verantwoordelijkheid om de aarde goed door te geven’

Wij hebben slechts de tijdelijke verantwoordelijkheid om de aarde goed door te geven aan volgende generaties. Dat besef van de sacredness of life itself zullen wij eerst moeten krijgen voordat we kunnen ophouden met het vernietigen van alles om ons heen. Nu is de paradoxale situatie ontstaan waarin het stelen van een appel niet geoorloofd is, maar het vernietigen van grote stukken natuur als normaal en acceptabel wordt beschouwd.

Hoe komt dat?

Higgins: Het voelt normaal omdat we wetten hebben gemaakt die vernietiging toelaten. Sterker: die vervuilen tot de norm maken. Wetten worden in principe gemaakt om de samenleving te besturen, maar ze worden ook gecreëerd om eigenbelang te behartigen.

Wat is er mis met de wetgeving?

Higgins: De balans is zoek: wetten die de natuur beschermen, kunnen niet op tegen patenten die bedrijven krijgen op zaden die al eeuwen bestaan, tegen hun vergunningen om te vervuilen, tegen de rechten die we uitgeven op hete lucht – want dat is wat CO2- emissierechten eigenlijk zijn. Bedrijven zijn zelfs bij wet verplicht om hun winst te maximaliseren en vóór andere overwegingen te plaatsen. We vergeten vaak dat bedrijven niets te zeggen hebben over hoe wij onze maatschappij inrichten; business only follows, it doesn’t lead.

‘Het stelen van een appel is niet geoor­loofd, het vernietigen van een stuk natuur wel’

Toch voelt het gek dat we een Strafhof moeten hebben om de aarde onder onze voeten niet meer kapot te maken. Gelooft u niet in ons morele besef?

Higgins: Sommige dingen worden pas in onze morele bewustzijn verankerd als we er het label “crimineel” op plakken. Al denken we dat ons gezond verstand voldoende is, toch lieten we ooit apartheid en genocide ontstaan, Joden mocht je ook ooit in groten getale vergassen. Soms werkt het andersom: dan wordt iets zo onverteerbaar dat we het naar een wet vertalen: van malum in se naar malum prohibitum. Het strafrecht schept wettelijke verplichtingen voor onze morele overwegingen.

Maken mensen echt zo makkelijk een morele switch?

Higgins: Zo’n verandering van wat de norm is zet sneller in dan je denkt. Het afschaffen van slavernij in de Verenigde Staten heeft uiteindelijk maar achttien maanden geduurd, in plaats van de zeven jaar die vooraf waren geschat. Omdat bedrijven niet meer wilden investeren in iets wat crimineel was, maar ook omdat de hele samenleving wist dat het bij de wet verboden was om slaven te hebben. Daar had je die omdraaiing van wat als normaal werd gezien: doordat het officieel een misdaad werd, was het binnen de kortste keren onbehoorlijk om nog met een zwarte man in ketens gezien te worden.

‘De staat is verplicht om hun claims te onderzoeken en actie te ondernemen’

Hoe werkt zo’n wet in de praktijk?

Higgins: In 2010 heb ik bij de Commissie voor Internationaal Recht van de VN het voorstel ingediend om ecocide toe te voegen aan de vier misdaden tegen de vrede. Deze misdaden worden vervolgd bij het Internationaal Strafhof en zijn een soort superwetten waaraan andere wetten getoetst worden. Voor mensen bestaat er een overkoepelend idee van first do no harm, een recht op leven. De natuur moet dat ook krijgen. Dat geeft macht aan gewone mensen die bij dreigend onheil het recht aan hun kant hebben. De staat is verplicht om hun claims te onderzoeken en actie te ondernemen. Je bent dan niet langer een illegale activist, maar een aanklager met een punt.”

Eén wet gaat een enorme systeemverandering teweegbrengen? U zegt zelfs: van het probleem de oplossing maken.

Higgins: Stel: je bent een energiebedrijf en er is een verbod op ecocide. Ga je naar olie boren op de Noordpool, teerzand afgraven, schaliegas zoeken? Nee, want de minister geeft je geen vergunning, je aandeelhouders vinden het onverdedigbaar, de bank geeft je geen geld om te investeren. Dus je zet in op een andere vorm van energie, een die schoon is. Daar krijg je wel geld voor, van de overheid maar ook van banken, want de productie van schone energie moet ineens enorm opgeschaald worden, met de nodige banengroei en het aantrekken van nevensectoren als toetje. De samenleving gaat dan gedwongen over op een circulaire economie in plaats van boom and bust.

Dit klinkt optimistisch.

Higgins: Een mooi voorbeeld is dat van de razendsnelle ontwikkeling van de vliegtuigbouw aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten. De VS wilden deelnemen aan de oorlog maar er waren onvoldoende vliegtuigen. De overheid vroeg hulp aan Henry Ford, die massa’s auto’s produceerde, maar hij had geen zin in die omschakeling.

‘Om het tij snel te keren heb je regelgeving nodig’

Toen maakte de overheid het illegaal om auto’s te maken, en kreeg de auto-industrie subsidies en investeringen voor het uitbouwen van de luchtvaartindustrie. Binnen een mum van tijd leverden autofabrieken niet alleen het door de overheid gevraagde aantal vliegtuigen, maar een veelvoud daarvan. Dat is de kracht van een wet. Je kunt wel ontzettend lieve en vrijwillige dingen doen, maar om het tij snel te keren heb je regelgeving nodig.

U zegt dat uw voorgestelde wet geworteld is in liefde en niet uit is op angst. Zouden die directeuren en politici die voor het Strafhof moeten verschijnen dat ook zeggen?

Higgins: Als je een wet opstelt die mensen samen verantwoordelijk maakt voor het grotere belang van de generaties na ons, creëer je altijd harmonie. We willen ecocide berechten volgens het principe van herstelrecht, dat bijvoorbeeld ook wordt gebruikt bij genocidezaken in Rwanda. Niet de daders, maar de slachtoffers staan centraal. Zij zoeken in gesprek met de daders geen vergelding maar een manier om de schade te herstellen.

In demock trial (simulatie, red.) die we in 2011 hielden, liepen de onderhandelingen een tijd spaak: de directeur van het energiebedrijf in kwestie bleef vasthouden aan het idee dat hij olie uit teerzand leverde omdat de samenleving daar simpelweg om vroeg. Maar nadat de gespreksleider de aandacht op de gedeelde toekomst vestigde door te vragen of de directeur ook kinderen had, werd het debat veel menselijker en kwamen de partijen uiteindelijk tot onverwachte uitkomsten. De directeur beloofde bijvoorbeeld te investeren in een universitaire leerstoel op het gebied van de ecocidewet.

Dit artikel verscheen eerder bij OneWorld