‘Strijden tegen racisme is een taak van iedereen’
Psychologe Birsen Taspinar: ‘Racisme laat bij elk slachtoffer een wonde achter die verzorgd moet worden’
Peter Goris
22 december 2021
Psychologe Birsen Taspinar begeleidt mensen met trauma’s. Veel patiënten vertellen haar over de diepe wonden van racisme. Die ziet ze ook als onderzoekster, wanneer ze ouders met migratieroots bevraagt over racisme en discriminatie. ‘Ik heb wel eens het gevoel dat ik vecht tegen de bierkaai.’
Birsen Taspinar: ‘Als je elke dag hoort dat je hier niet welkom bent, dan vraag je je af wat je op deze aardbol doet.’
© Katrijn Van Giel / ID
Gaat het over migratie en racisme, dan weet psychologe Birsen Taspinar (45) waarover ze spreekt. Niet alleen als professional, maar ook uit eigen ervaring: haar ouders migreerden van Turkije naar Lier.
Therapie en herstel zitten in Taspinars genen. Mensen die getroffen werden door een groot leed klopten voor genezing aan bij haar moeder en grootmoeder. Die luisterden en probeerden via dromen, stenen en kruiden wonden te helen.
Als kind van een meer rationeel georiënteerde westerse wereld zet Taspinar dat verhaal verder. Zij biedt als wetenschappelijk gevormde psychologe houvast aan volwassenen die worstelen met diepe trauma’s. Ze zet die expertise ook in bij het Kenniscentrum Gezinswetenschappen, waar ze gezinsonderzoek doet over hoe ouders en kinderen racisme ervaren en verwerken.
Uw werk spitst zich vooral toe op de traumatiserende gevolgen van racisme. Heeft die keuze te maken met uw eigen ervaring?
Birsen Taspinar: Al bleef ik niet gespaard van racisme, ik ervaarde dat zelf nooit bewust als een trauma. Het zijn de verhalen van patiënten die me wezen op de traumatiserende effecten van racisme.
Vaak zijn dat getuigenissen van micro-agressie en vernedering op school, de straat, de bus of in de hulpverlening. Dat gaat niet alleen over een toevallige voorbijganger die je plots uitscheldt of een dancing waar je niet binnen mag, maar ook over een leerkracht die je systematisch negeert of de foute blik van een winkelbediende.
Of dat altijd zo bedoeld is, maakt niet uit. Het doet pijn als iemand op je voet trapt, of dat nu met opzet is of niet. Ook woorden en blikken hakken in op mensen.
Beschouw je al die incidenten afzonderlijk, dan blijft de impact al bij al beperkt. Maar helaas volgen ze elkaar vaak op en klitten ze samen. Dan kerven ze diepe wonden in de identiteit van iemand.
Waarom is die kwetsende impact zo groot?
Birsen Taspinar: We kunnen racisme niet in een apart schuifje steken en vervolgens vergelijken met bijvoorbeeld armoede of genderongelijkheid. Het is complexer.
‘We kunnen racisme niet in een apart schuifje steken.’
Zo ervaart een jonge vrouw niet alleen racisme, ze moet ook strijden tegen armoede, is alleenstaand en heeft een kind met leerproblemen. Ervaringen van kwetsing, uitsluiting en vernedering komen samen en hebben daardoor grote impact.
Kwetsende woorden of blikken kunnen overal opduiken. Soms verwacht, soms heel onverwacht. Als er iemand in de familie van een jongere sterft, en zijn vriend reageert: ‘Dat maakt niet zoveel uit, jullie zijn toch al met meer dan genoeg’, dan is dat enorm kwetsend. Bij vrienden verwacht je troost, geen vlijmscherpe aanval.
Hetzelfde geldt op de werkvloer als je collega’s racistische uitspraken doen. Zelf zwijg je want je wil je job niet verliezen. Maar het geeft mensen het gevoel dat ze nergens veilig zijn.
Dat is existentieel: als je elke dag hoort dat je hier niet welkom bent, dan vraag je je af wat je op deze aardbol doet. In mijn therapeutische gespreksruimte bots ik vaak op isolement en depressie.
Birsen Taspinar: ‘Ik kan als hulpverlener mijn cliënt sterker maken, maar zodra hij de gespreksruimte verlaat, is hij opnieuw overgeleverd aan dagelijkse micro-agressie.’
© Katrijn Van Giel / ID
Toch raken sommigen eruit en blijven anderen erin verstrikt zitten.
Birsen Taspinar: Iedereen die racisme ervaart, heeft daar last van. Al ben ik gelukkig gehuwd, trotse moeder en betrokken psychologe, ook ik draag de littekens. Racisme laat bij elk slachtoffer een wonde achter die verzorgd moet worden.
‘Strijden tegen racisme is een taak van iedereen.’
Bij sommigen ontstaat een sterk litteken, bij anderen blijft het een gapende wonde. Dat heeft te maken met verschillen in weerbaarheid en vaardigheden om met kwetsuren om te gaan. Sommige mensen kunnen beter met stress om dan anderen. Dat is niet alleen afhankelijk van persoonlijke eigenschappen, maar ook van steun en netwerken rond mensen.
Daarom is strijden tegen racisme een taak van iedereen: het maakt een verschil als een getuige van racisme beschermend tussenkomt. De agressie kerft even diep, maar de verwerking loopt makkelijker.
Hoe helpt u als psychologe mensen bij de verwerking van dat trauma?
Birsen Taspinar: Ik laat ze in een veilige context vertellen over hun wonden. Samen gaan we zoeken naar mogelijkheden om die te verwerken. Die verwerking helpt om gevoelens van woede niet te laten vervellen tot haat, maar om te buigen naar iets constructief.
Ik bots hier onvermijdelijk op de maatschappelijke dimensie van racisme. Ik kan als hulpverlener mijn cliënt sterker maken, maar zodra hij de gespreksruimte verlaat, is hij opnieuw overgeleverd aan dagelijkse micro-agressie. Ik heb wel eens het gevoel dat ik vecht tegen de bierkaai.
Mensen stappen niet meteen naar de psycholoog. Hoe belangrijk is het gezin?
Birsen Taspinar: Die vraag staat centraal in het onderzoek waarin ik ouders bevraag over hoe ze hun kinderen beschermen tegen racisme. Sommige ouders laten het potje van racisme liever dicht. Loopt er iets mis op school, dan zullen ze dat niet altijd signaleren. Onderliggend speelt angst: door erover te spreken, riskeren ouders de confrontatie met hun eigen trauma’s. Ze vrezen de controle over de eigen emoties te verliezen.
Ouders ervaren dat ze zichzelf niet kunnen beschermen tegen racisme. Vervolgens voelen ze zich schuldig omdat ze ook hun kinderen niet kunnen beschermen. Die pijn is lastig om dragen. Vaders vertellen me hoe mislukt ze zich voelen in hun rol als gezinshoofd. Maar er zijn ook ouders die zeer krachtig durven staan in dit thema.
Heel wat ouders zijn in België geboren en getogen. Zijn zij beter gewapend?
Birsen Taspinar: Ze stellen vast dat racisme even sterk aanwezig blijft, ondanks de inspanningen die ze leveren. Ze blijven moedig bouwen aan een veilige thuisomgeving. Maar dat levert niet de minste garantie op een hoopvolle toekomst. Ze weten dat er onvermijdelijk een tsunami aan vernederingen op komst is.
Wat ze ook doen, het zal nooit voldoende zijn om racisme de mond te snoeren. Ze zien ’s morgens hun voorbeeldige zoon naar school vertrekken, maar hebben dan al angst dat hij op school in een ernstig conflict verzeild raakt.
Welk advies geeft u dan als therapeute?
Birsen Taspinar: Potjes gesloten houden is nooit een goede manier om met trauma’s om te gaan. Kinderen worden meer weerbaar als hun ouders erin slagen om over racisme te spreken en daarover verhalen en emoties uit te wisselen.
‘Ik motiveer ouders om binnen het gezin te praten over hun ervaringen met racisme.’
Ik motiveer ouders om binnen het gezin te praten over hun ervaringen met racisme. In vergelijking met vroegere generaties, doen ze dat steeds meer. Dat is belangrijk voor hun invulling van ouderschap. Als ze sterker op de eigen benen staan en meer instrumenten in hun rugzak hebben, kunnen ze ook hun kinderen beter wapenen.
Ervaarde u die gezinsdynamiek ook zelf?
Birsen Taspinar: Ik schrok wel even toen mijn moeder recent haar schuldgevoelens uitsprak over het feit dat ze haar kinderen niets heeft kunnen meegeven om sterk in deze samenleving te staan. Ik counterde dat onmiddellijk door te zeggen dat ze ons veel liefde en warmte gegeven heeft, het belangrijkste antigif tegen racisme. Toch vond ik het belangrijk dat ze haar schuldgevoelens uitsprak. Die gevoelens hield ze jarenlang verborgen.
Ouders die migreren, weten perfect wat hun kinderen meemaken. Ze delen dezelfde gevoelens van machteloosheid tegenover racisme. Vertellen ze thuis over racistische leerkrachten, dan zien ze vooral de machteloosheid van hun ouders.
Onderschatten we de scherpe voelsprieten van jonge kinderen?
Birsen Taspinar: Kinderen scannen voortdurend de gewoontes en gevoelens van hun ouders en vergelijken die met leeftijdsgenootjes. Het liefst willen ze onbezonnen opgaan in de grote groep.
Maar kinderen met migratieroots stellen vast dat hun ouders anders zijn: ze spreken een andere taal, eten andere gerechten of dragen andere kledij.
Als ze merken dat verschil een probleem is, ervaren ze loyaliteitsproblemen. Ze lossen die op door het verschil te minimaliseren of verbergen. Te vaak gaat het dekseltje op het potje: een begrijpelijke maar weinig constructieve oplossingsstrategie.
U hebt zelf een jonge dochter. Herkent u dat?
Birsen Taspinar: Ik wil haar meegeven om trots te zijn op haar roots, op wie ze is. Ik wil haar begeleiden om op haar manier in een superdiverse wereld te staan.
Dat blijft een moeilijke opdracht. Zo neem ik bijvoorbeeld in het Turks afscheid aan de poort van de kleuterschool. Ik voelde dat mijn dochter dat lastig vond. Wellicht pikte ze ergens op dat dit niet mocht. Ik besprak dat met de leerkracht en samen legden we mijn dochter uit dat het wel mag. Nu maakt ze zich daar minder zorgen over.
Misschien vraagt ze me binnen enkele jaren om niet langer mee naar school te komen. Niet alleen voel ik mijn litteken dan jeuken, maar ook mijn dochter ontzegt zich daardoor het genot van een warm afscheid. Het toont hoe vergaand de gevolgen van racisme zijn.
Birsen Taspinar: ‘Aan de schoolpoort neem ik in het Turks afscheid van mijn dochter. Ik voelde dat ze dat lastig vond. Wellicht pikte ze ergens op dat dit niet mocht.’
© Katrijn Van Giel / ID
Veel mensen met migratieroots zijn het racisme in ons land meer dan beu. Ze gooien de handdoek in de ring: talentvolle adolescenten geven het op in school, geëngageerde twintigers vluchten weg uit Vlaanderen.
Birsen Taspinar: Ik herken dat gevoel van tegen muren botsen en het willen opgeven. Ik was nog niet afgestudeerd of trok al het land rond over interculturele communicatie. Ik hoopte dat ik impact had op de brede samenleving, maar dat wordt niet altijd positief onthaald. Iemand met migratieroots die zijn nek uitsteekt, wordt daar nog steeds keihard op afgerekend.
‘Iemand met migratieroots die zijn nek uitsteekt, wordt daar keihard op afgerekend.’
Ook ouders ervaren dat: wat ze ook doen, het zal nooit goed zijn. Passen ze zich aan en nemen ze deel, dan horen ze er niet bij. Trekken ze zich terug in de eigen cocon, dan is het ook niet goed. Veel ouders lijden aan parentale burn-out omdat ze niet meer weten wat van hen verwacht wordt.
Vroeg of laat bots je op de vraag of de kans bestaat dat je in België ooit gelukkig wordt. In die moeilijke periode trok ik naar Turkije om mijn eerste boek Moeders van de stilte. Drie vrouwen in een ander land te schrijven. Dat was helend en hielp me bij de keuze om met mijn gezin toch hier te blijven.
Vroeger was mijn dienstbaarheid voor de samenleving mijn drive. Nu zet ik mijn focus nog meer op de dingen die ik graag doe en goed kan. Ik zet me meer ten dienste van mezelf, mijn gezin en mijn werkpraktijk.
Komaf maken met racisme: het lijkt een verloren strijd. Hoe blijft u hoopvol?
Birsen Taspinar: Ik zie ook veel veerkracht bij ouders. Thuis spreken ze meerdere talen met hun kinderen. Ze participeren op hun eigen manier aan de samenleving, laten zich niet dicteren, stellen kritische vragen, stimuleren hun kinderen, gaan het gesprek aan met de school. Ze formuleren creatieve antwoorden en bereiden hun kinderen succesvol voor op de complexe realiteit van onze samenleving.
In mijn onderzoek maak ik die verhalen meer zichtbaar. Een ouder vertelde me over de school die een grootouderfeest organiseerde. De stoelen van grootouders die niet hier wonen, blijven leeg. Daarom stelde deze ouder aan de school voor om ooms of tantes uit te nodigen. De school vond dat een fantastisch idee.
Is ook de school een onmisbare partner in de strijd tegen racisme?
Birsen Taspinar: Ik zie scholen zoeken naar verbinding. Maar ze staan daar nog te vaak alleen in. Zij hebben meer professionele ondersteuning nodig bij het zoeken naar antwoorden op dagelijkse misverstanden, wrevel en onbegrip binnen de schoolgemeenschap.
Er zijn scholen die erin slagen om aan kinderen de complexiteit van de samenleving te tonen. Ze laten zien hoe je vanuit wederzijds respect goede antwoorden kan vinden. Alle kinderen slagen dat op in hun rugzakje en dat versterkt hun veerkracht. Soms zie je dan stille kinderen die plots de ruimte nemen om uitgebreid te vertellen.
Klinkt mooi, maar het blijven druppels op een hete plaat.
Birsen Taspinar: Een racistische uithaal van één persoon kan enorme negatieve effecten hebben. Maar ook het omgekeerde is waar: de kleuterleider die verschillen omarmt en kordaat reageert bij racistische incidenten, heeft een enorme impact op het leven van mensen die vooral onbegrip en verwerping ervaren.
‘In het leven van een kind kan één leerkracht het verschil maken.’
In het leven van een kind kan één leerkracht het verschil maken en stenen verleggen in de rivier. Mensen maken het verschil, niet structuren.
Je mag dan verwachten dat sociale professionals racisme bannen uit hun praktijk.
Birsen Taspinar: Absoluut. Alleen staat mijn consultatieruimte bol van getuigenissen over welzijns- en gezondheidsdiensten die zich racistisch uitlaten ten aanzien van mensen met migratieroots: OCMW’s, ziekenhuizen, centra voor leerlingenbegeleiding…
Er zijn zeker medewerkers die op een positieve manier het verschil maken, maar ik ken ook sociale professionals die, onbedoeld of niet, mensen met een andere kleur verder wegduwen in het moeras. Een cliënte die haar baarmoeder moest laten verwijderen, kreeg van de hulpverlener het antwoord dat dit niet zo erg is want ze toch al met meer dan genoeg zijn.
Ik ervaarde ook zelf vormen van racisme op de werkvloer. Om te voorkomen dat mijn collega’s racistische ‘grapjes’ over mijn cliënten zouden maken, maakte ik ze op den duur zelf. Zo probeerde ik mijn werksituatie onder controle te houden. Maar met zo’n trucjes kwets je vooral jezelf en laat je het probleem onaangeroerd. Want als jij daarover grapjes mag maken, dan mag iedereen dat.
Sociaal werk is een weerspiegeling van de samenleving?
Birsen Taspinar: De kerntaak van al die organisaties is om ten dienste te staan van mensen, ook mensen met migratieroots. Dat staat haaks op het tolereren van uitsluiting en vernedering. De bewustwording rond de effecten van racisme moet ook binnen het sociale werkveld aangescherpt worden. Zolang dat niet gebeurt, klinken grote woorden als cultuursensitief werken, hol.
Ik mis elke sense of urgency. We moeten sociale professionals wijzen op de gevolgen van hun woorden en daden op de werkvloer. Directies moeten ter verantwoording geroepen worden als blijkt dat ze bijvoorbeeld geen hoofddoeken in hun teams wensen.
Als een medewerker zich racistisch uitlaat tegenover een collega of cliënt, moet dan een ontslag volgen?
Birsen Taspinar: Uiteraard moet er een krachtige boodschap gegeven worden aan de samenleving en de persoon die zo’n uitspraken doet. Een harde aanpak toont dat we als samenleving niet dulden dat racisme groeit en bloeit in leraarskamers, op het openbaar vervoer of in welzijnsorganisaties.
Het is goed dat niet alleen individuele slachtoffers, maar ook werkgevers of mensenrechtenorganisaties die strijd voeren. Te vaak krijgen slachtoffers de verantwoordelijkheid om te reageren. Dat is onrechtvaardig.
Maar of zo’n harde, juridische aanpak van racisme een doorbraak zal forceren? Ik weet het niet. De uitdaging is vooral om in die relaties tussen mensen vooruitgang te boeken. Welke impact zou een ontslag van sportjournalist Eddy Demarez hebben op de manier waarop aan de keukentafel of de toog gesproken wordt over gendergelijkheid?
Al zie ik dagelijks de verwoestende gevolgen van racisme, toch blijf ik kiezen voor verbinding. Naast juridische wapens, hebben we daarom een open gesprek nodig over ervaringen, feiten en gevoelens. Anders zal het debat verder polariseren.
Dit interview verscheen eerder op sociaal.net