Vier op de vijf kledingstukken belandt op de afvalberg, maar daar brengt deze ondernemer verandering in

Interview

‘Zodra er ook maar één rits, knoop of label aan je kledingstuk zit, is het niet zomaar recycleerbaar’

Vier op de vijf kledingstukken belandt op de afvalberg, maar daar brengt deze ondernemer verandering in

Vier op de vijf kledingstukken belandt op de afvalberg, maar daar brengt deze ondernemer verandering in
Vier op de vijf kledingstukken belandt op de afvalberg, maar daar brengt deze ondernemer verandering in

De knopen aan je mantel, de ritsen in je broek: om je afgedragen kleding te recycleren, zitten die stuk voor stuk in de weg. Maar wat als de draad die knopen en ritsen op hun plaats houdt vanzelf zou kunnen verdwijnen?

© Reortecs

Het naaigaren van Resortecs lost op bij verhitting tot een bepaalde temperatuur

© Reortecs

De knopen aan je mantel, de ritsen in je broek: om je afgedragen kleding te recycleren, zitten ze stuk voor stuk in de weg. Maar wat als de draad die knopen en ritsen op hun plaats houdt vanzelf zou kunnen verdwijnen? Met Resortecs ontwikkelde industrieel ontwerper Cédric Vanhoeck een naaigaren dat oplost bij hoge temperaturen. Die innovatie leverde hem een finaleplaats op in de European Social Innovation Competition.

R_educe, reuse, recycle_, of 'beperken, hergebruiken en recycleren': het blijft het mantra van menig milieugoeroe. Vooral op de eerste twee geboden ligt de nadruk, want recyclage is bijlange niet zo evident. ‘Zodra er ook maar één rits, knoop of label aan je jas of broek zit, is die niet zomaar recycleerbaar’, zegt Cédric Vanhoeck, oprichter van Resortecs.

Vanhoeck studeerde industrieel design aan de Technische Universiteit Delft. Met zijn bedrijf onderzoekt hij hoe hij de levensduur van textiel kan verlengen. De ontwerper wil het recyclageproces vergemakkelijken, zodat er minder textiel op de afvalberg belandt of in de verbrandingsoven verdwijnt.

Dat laatste is namelijk het lot van vier op de vijf kledingstukken, leert Vanhoeck uit Europees onderzoek. Om dat cijfer naar omlaag te krijgen, ontwikkelde hij een naaigaren dat oplost bij hoge temperaturen. ‘Zo kan kleding na gebruik, of als het niet verkocht geraakt, opgewarmd, gedemonteerd en hergebruikt worden’, legt Vanhoeck uit.

‘Het kost jammer genoeg meer om ritsen te verwijderen dan dat het materiaal opbrengt.'

‘Meer dan 60 procent van alle kledingstukken bestaat uit verschillende materialen’, blijkt uit de berekeningen van Vanhoeck en zijn medewerkers. ‘Die kunnen niet samen gerecycleerd worden. Die ritsen, knopen of labels moeten manueel verwijderd worden, met een schaar.’ Financieel houdt dat geen steek, verklaart Vanhoeck. ‘Het kost jammer genoeg meer om ritsen te verwijderen dan dat het materiaal opbrengt. Ons doel is demontage voor recyclage volledig te automatiseren.’

In de prijzen

Die formule wordt gewaardeerd in binnen- en buitenland. Eerder dit jaar won Vanhoeck de Textirama Foundation Award voor textielinnovaties in eigen land. In 2018 nam hij een Global Change Award, uitgereikt door kledinggigant H&M, in ontvangst. Op dit moment is Resortecs een van de finalisten voor een prestigieuze Europese prijs, de European Social Innovation Competition, met als thema Reimagine fashion. De drie winnaars worden op 26 november aangekondigd.

De missie van Resortecs heeft een duidelijk ecologische insteek, geeft ook Vanhoeck toe. Het feit dat het bedrijf nu voor een sociaal geïnspireerde prijs genomineerd is en mogelijk met de hoofdvogel – 50.000 euro om de technologie verder te ontwikkelen – aan de haal kan gaan, toont dat het project verder gaat dan louter de afvalberg verkleinen.

‘We zijn voor deze competitie begeleid door een coach en hebben de afgelopen maanden veel geleerd’, zegt Vanhoeck daarover. ‘We beseffen dat wij naast een ecologisch verhaal ook een sociaal verhaal brengen, alleen wisten we nog niet goed hoe we hierover konden communiceren. Sociale impact is namelijk moeilijker te vatten in cijfers dan ecologische impact.’

Zijn de ambities vooral ecologisch of sociaal?

Cédric Vanhoeck: Het hoofddoel blijft ecologisch. Indirect kunnen we ook een sociale impact hebben, bijvoorbeeld door grondstoffenonafhankelijkheid te krijgen op de Europese markt: door op recyclage in te zetten, zijn we minder afhankelijk van grondstoffen van elders. Dan zouden we erin slagen om een groot stuk van het land te vrijwaren van textielproductie en kunnen mensen aan de andere kant van de wereld voeding laten groeien in plaats van katoen.

Uit onderzoek van de Nederlandse ngo Arisa blijkt dat veel textiel verscheept wordt naar landen als India, waar risico’s zijn op kinderarbeid en slechte arbeidsomstandigheden. Kan Resortecs ook voor dit soort socio-economische problemen een oplossing bieden?

Cédric Vanhoeck: Als we in Azië vertellen wat voor probleem we proberen oplossen, zeggen mensen vaak: ‘Ja, en?’. Zij hebben natuurlijk niet dezelfde loonkost, daar is het minder prangend om de manuele tussenkomst te verwijderen. Met Resortecs willen we in Europa blijven voor de demontage. Wij hebben een hogere loonkost om circulair te worden, dus die moet eruit. Als opkomend recyclagebedrijf ga je mogelijk twee keer nadenken over die kost en kies je toch voor Azië. Als daar dan kinderarbeid bij komt kijken, zit je natuurlijk met een probleem. Onrechtstreeks hebben we hier impact op, alleen is dat moeilijk te meten.

Hoe meten jullie de ecologische impact?

Cédric Vanhoeck: Door middel van LCA’s of levenscyclusanalyses. We hebben nu software aangekocht om zelf die impact te kunnen uitrekenen. Dan moeten we niet steeds een LCA laten uitrekenen door een externe partner, maar kunnen we intern de impact meten en gebruiken tijdens de ontwikkelingsfase.

'Bij grote merken wijzen we vooral op onverkochte kleing. Dat gaat op zo'n 15 tot 30 procent van collecties.'

Wat gebeurt er als je nieuwe materialen na gebruik verbrandt? En wat is de impact om materialen te “upcyclen” tot nieuwe producten met Resortecstechnologie? Die scenario’s onderzoeken we. Volgens onze berekeningen kunnen we met Resortecs de CO2-impact van textiel met 14 procent verlagen. Als je weet dat elke jeans zo’n 20 kilogram CO2-uitstoot genereert, dan heb je toch een paar kilogram minder uitstoot per broek. Als je kijkt naar het Europees continent, waar elk jaar 16 miljoen ton textiel afgedankt wordt, kan je zo ongeveer 80 miljoen ton CO2 vermijden.

Om ons naaigaren aan de man te brengen bij grote merken, hebben we het niet zozeer over verkochte kleding die afgedankt wordt door consumenten, maar hebben we het ook over onverkochte kleding. Vaak is dat een aanzienlijk deel van hun stock: reken op 15 tot 30 procent van collecties. Als je die kan demonteren, slaag je erin om tegelijkertijd CO2 en kosten te drukken.

Duurzaamheid mag niet “soft” zijn

Daar moet je grote merken van overtuigen. In een eerder interview, tijdens een panelgesprek op het Fair Fashion Fair in Leuven vorig jaar, zei je dat de grootste uitdagingen voor deze sector niet sociaal of ecologisch zijn, maar eerder financieel en praktisch van aard.

Cédric Vanhoeck: Het is noodzakelijk om de financiële en ecologische impact te kunnen becijferen en bewijzen. Alle belangrijke keuzes in een bedrijf worden op basis van excelbestanden gemaakt. Het grote probleem is dat de duurzaamheidstak van grote groepen, zoals fastfashionketens, vaak niet de financiële info over de volledige toeleveringsketen ter beschikking hebben. Hierdoor wordt het heel moeilijk voor hen (en ons) om aan te tonen hoe betere recyclagetechnieken financiële en ecologische kosten kunnen drukken en zelfs extra omzet kunnen genereren.

Hebben grote spelers dan geen cijfers voorhanden?

Cédric Vanhoeck: Jammer genoeg is dat soort financiële data vaak niet gecentraliseerd: een stukje is te vinden bij de dienst aankoop, een ander stuk bij de dienst verkoop, nog een ander deel halen we bij de productmanagers … Om duurzaamheid echt op de agenda te krijgen, hoop ik dat we dit soort interne silo’s kunnen doorbreken. We moeten weg van het “softe” gehalte van duurzaamheid en ecologische impact op een financiële manier bespreken. Money talks.

'We moeten duurzaamheid en ecologische impact op een financiële manier bespreken. Money talks.'

Wij kloppen aan bij modeketens en rekenen voor hen uit wat het aantal onverkochte kledingstukken hen kost. Van die kostprijs zijn zij maar zelden op de hoogte. Het valt niet te onderschatten: het omvat tot 3 procent van de jaarlijkse omzet. Pas als merken die link leggen, zullen oplossingen sneller geïmplementeerd geraken.

Corona heeft een groot voordeel gehad: het heeft een aantal problemen in de toeleveringsketen enorm uitvergroot. Denk maar aan de stock die nu in depots ligt te verkommeren. Zelfs al zouden merken ervoor kiezen om ze uiteindelijk te gaan recycleren, kunnen ze er niks waardevol mee, omdat ze de kledingstukken niet efficiënt kunnen demonteren.

Overaanbod onverkochte kledingstukken

Wat is juist de impact van de grote hoeveelheid stock die nu onverkocht blijft? In een interview voor mijn onderzoek naar geannuleerde bestellingen van Belgische merken zei de CSR-manager van JBC dat hun magazijnen tot de nok gevuld zijn. Het merk houdt nu een deel van de collectie apart om pas het volgende zomerseizoen te verkopen.

Cédric Vanhoeck: Daar zit veel verlies op. Door de coronacrisis zien we een overaanbod aan onverkochte kledingstukken. Ook grote merken zitten met de handen in het haar. Fast fashion gaat om grote volumes aan lage prijzen, maar zo goedkoop is het businessmodel niet: je hebt continue kosten omdat je niet alles verkocht krijgt. Die kosten zijn nu extreem geworden.

'Een bestelling intrekken terwijl die reeds geproduceerd is, dat kan alleen in de mode-industrie. Wat een absurde sector.'

Sommige kledingstukken kan je nog uit de rekken halen, als het basismodellen zijn, om een volgend seizoen te verkopen. Maar ook die beslissingen zullen intern impact gehad hebben. Er zal veel meer gesproken zijn over hoe merken in de toekomst bepaalde kosten kunnen vermijden en de risico’s meer kunnen spreiden. Tel daarbij het feit dat er zoveel merken hun producenten niet betaald hebben om kosten te besparen. Daar word ik echt boos om. Een bestelling intrekken terwijl die reeds geproduceerd is, dat kan alleen in de mode-industrie. Wat een absurde sector.

Nog zoiets absurd: je zegt dat merken ervoor kunnen kiezen om hun kleding te recycleren, maar dat dit moeilijk ligt. Is proberen recycleren, proberen kleding een tweede leven te geven, dan niet de norm?

Cédric Vanhoeck: Het thema van onverkochte stock ligt voor heel veel merken gevoelig, omdat veel fastfashionketens het gewoon vernietigen. Daar praten ze niet graag over natuurlijk, want dat is schadelijk. Ik heb geprobeerd dit gesprek aan te gaan met H&M na afloop van de Global Change Awards in 2018, maar merkte een enorm taboe op. Door corona verdwijnt dat taboe een beetje, omdat het nu voor iedereen duidelijk is dat onverkochte stock een enorm probleem is.

Eerder raakte bekend dat ook luxemerken zoals Burberry hun stock verbranden in plaats van hem te hergebruiken. Intussen stapten ze daarvan af. Toch blijft onverkochte stock een gevoelig thema, zeg je, zowel voor luxemerken als voor fastfashionketens. Hoe komt dat?

Cédric Vanhoeck: Sinds 2018 is er veel gebeurd. Steeds meer luxemerken, waaronder ook Lacoste, communiceren dat ze hun stock niet meer vernietigen. Maar het is niet alsof die kleding nu tweedehands verkocht wordt. Luxemerken redeneren dat de kost van de stockage minder groot is dan het risico om imagoschade op te lopen. Als een luxeproduct niet verkocht wordt en het belandt op de tweedehandsmarkt, dan breekt dat het merkimago af en zal de omzet dalen.

'Luxemerken redeneren dat de kost van de stockage minder groot is dan het risico om imagoschade op te lopen.'

Als je naar fast fashion kijkt, is het vooral een probleem van volume. Zij lopen het risico dat ze hun markt gaan oververzadigen. Dat is al eigenlijk het geval: er zijn zoveel kleren. Als je dan nog eens spotgoedkope kleding van het vorige seizoen gaat verkopen, is het hek volledig van de dam. Ofwel verbranden ze het, om ervan af te zijn – als ze de energie kunnen recupereren, is het minder vervuilend om kleding te vernietigen dan ze massaal naar het Zuiden te sturen, zo bleek uit onze laatste LCA. Ofwel stockeren ze het en proberen ze het twee seizoenen erna door te verkopen. Niet evident, als je weet dat de grootste kost aan onverkochte stock niet de verloren omzet is, maar de stockage.

Net op die onverkochte kleding kan Resortecs winst boeken, zowel op ecologisch als financieel vlak. Uit onze berekeningen blijkt dat we gemakkelijk 50 procent van de kost van alle onverkochte kledingstukken kunnen verminderen, wat op zijn minst een nuloperatie betekent. Dit vinden we interessant, hierover willen we graag communiceren naar consumenten toe. Alleen merken we dat dit thema best tricky is.

Hoe komt dat onverkochte kleding ook voor consumenten gevoelig ligt?

Cédric Vanhoeck: Als je ons naaigaren in je kledingstuk steekt, dan worden onverkochte kledingstukken minder duur, waardoor fast fashion mogelijk nog minder zou kosten. Sommige mensen kunnen dat interpreteren als excuus voor fast fashion om nog sneller te worden. Dat is natuurlijk niet helemaal waar, want dan vergeet je dat ons garen meer kost dan traditioneel garen. Hoe meer onverkochte kledingstukken, hoe meer je de meerkost van het naaigaren kunt doorrekenen aan de klant. Op die manier is Resortecs net een mogelijkheid om als merk op een kost- en tijdsefficiënte manier circulair te worden. Het idee dat producten in een circulaire economie duur zouden zijn, is wat ons betreft niet meer van deze tijd.

Toekomstplannen

Om volledig circulair te worden, moet je hele kledingstuk demonteerbaar zijn. In een interview in De Standaard las ik dat lijm nog een probleem vormt voor de demontage. Lijm verdraagt namelijk hoge temperaturen, wat het moeilijker maakt om bijvoorbeeld schoenen en handtassen uit elkaar te halen.

Cédric Vanhoeck: Dat blijft een probleem. Zeker voor schoenen en handtassen wordt nog steeds veel lijm met schadelijke solventen gebruikt om onderdelen aan elkaar vast te kleven. Denk maar aan schoenzolen of handvaten van tassen. We hebben zelf nog geen thermisch demonteerbare lijm. De “smeltlijmen” die nu al op de markt zijn, zijn doorgaans minder sterk. Daar willen we meer onderzoek naar doen, maar die expertise hebben we momenteel niet intern. We zijn wel in gesprek met een multinational hierover, maar voorlopig zitten we nog niet op dezelfde lijn. Voor 2025 zullen we hier niet mee beginnen. Tot dan concentreren we ons op de industrialisering van het naaigaren en het demonteren van onverkocht textiel.

Waarom focus je je zo op onverkochte stock? Is het niet de bedoeling van een circulaire economie om textiel pas te demonteren nadat consumenten het afgedragen hebben?

Cédric Vanhoeck: We moeten ergens beginnen. Onze strategie is om de komende vijf jaar alleen de onverkochte kledingstukken te demonteren. Kleding die afgedragen is door consumenten is moeilijker terug te halen. We werken wel op traceerbaarheid van kleding, maar dan nog gaat dat jaren duren vooraleer we gedragen kledingstukken kunnen recycleren. Dan moeten onze garen voldoende in die kledingstukken zijn.

Je moet eigenlijk eerst de wereld overnemen.

Cédric Vanhoeck: Dat is wat investeerders ook zeggen: als je garen nog niet in kleding zitten, moeten we dan nu al een oven hebben? Nee, we willen volgend jaar een oven hebben, om de cirkel nu al te sluiten waar het kan. Alle onderdelen voor die oven zijn gevalideerd. In 2021 maken we een blauwdruk en begint de samenwerking met een ovenbouwer. We verwachten dat het hele systeem er zal staan, in de “echte wereld”, eind 2021.

(Don’t) try this at home

Traditioneel naaigaren bestaat uit polyester en breekt niet zomaar af. Het naaigaren van Resortecs is gemaakt van nylon en breekt af aan hoge temperaturen: 160 graden voor schoenen, 200 graden voor kledij. ‘In principe kan iedereen ons naaigaren demonteren in hun oven’, zegt Vanhoeck daarover. ‘Alleen zijn traditionele ovens niet zo efficiënt: het zou zo lang duren dat het katoen zou oxideren. Je jeans zou bruin uitslaan.’

Is er nu al textiel met jullie naaigaren op de markt?

Cédric Vanhoeck: We hebben twee soorten garen op de markt, een derde volgt nog. Zo hebben we onlangs 150 kilogram naaigaren geproduceerd die kunnen smelten aan 200 graden, goed voor 60.000 jeansbroeken. Die kwamen normaal op de markt bij een grote keten in het zomerseizoen van 2021, maar door corona is die bestelling on hold gezet.

Naast grote ketens werken we met kleinere, vooruitstrevende merken. Zo zijn er al jeansbroeken op de markt van het merk Unspun, in kleine oplages, op maat gemaakt. Met dit soort collecties kunnen we ketens meteen overtuigen dat het mogelijk is. Zo komen we sneller in de juiste afdeling terecht van een bedrijf en moeten we niet eerst vijf jaar wachten vooraleer we iets kunnen bereiken. Gelukkig maar. Anders lopen we verloren (lacht).