'De onzin die Rwandese politici uitkramen, is onze voornaamste inspiratiebron'
Rwanda: na de genocide, de comedy
Anneleen Ophoff
20 januari 2015
Het kostte de Comedy Knights drie jaar en een eindeloze stroom kostelijke grappen om comedy aanvaardbaar te maken in hun geboorteland Rwanda, waar spreken in het openbaar niet op prijs wordt gesteld en hardop lachen ‘onbeschoft’ is. Twintig jaar na de Rwandese genocide praten we met Hervé Kimenyi (30), Michael Sengazi (25) en Arthur Nkusi (24), oprichters van de Comedy Knights en ‘s lands populairste artiesten, over de grenzen van humor in een getraumatiseerde samenleving. 21 en 22 januari staan ze met ‘La Nouvelle Pensée Noire’ in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel.
Comedy Knights
© Kenzo De Bruyn
Een schaterlach komt ons tegemoet wanneer we haastig de dichtbegroeide tuin van een lokaal restaurant in Kigali betreden. Fotograaf Kenzo De Bruyn en ik zijn laat. ‘Onprofessioneel’, mopper ik tegen mezelf. Ziek, uitgeput en verbrand door de genadeloze Afrikaanse zon, dat zijn we ook. Comedian Hervé Kimenyi ziet het meteen aan mijn gezicht.
‘Voedselvergiftiging of zonneslag?’ vraagt hij lacherig, waarna hij voorstelt naar de apotheek van wacht te lopen. Even later heb ik geen medicatie meer nodig. De eindeloze lachsalvo’s pompen mijn endorfinegehalte zo op dat ik na ons twee uur durende gesprek met een brede grijns door de pikzwarte nacht wandel.
Jullie staan bekend als een bende moppentappers die elke vrijdag het land doet schuddebuiken. Hoe is het zover gekomen?
Michael Sengazi
© Kenzo De Bruyn
Michael Sengazi: De Comedy Knights werd in 2010 opgericht als een grap.
Hervé Kimenyi: Een gelukkig toeval.
Arthur: Michael en ik keken naar een toneelstuk en beseften dat de grappige momenten de beste zijn - en de enige waarover het publiek achteraf praat. ‘Dat kunnen we ook,’ dachten we. Dat was drie jaar geleden. Een van onze eerste shows heette Comedy Nights Unplugged. Toen we op zoek gingen naar een naam voor onze groep, veranderden we de titel naar Comedy Knights. De verwijzing naar krijgers in de strijd vonden we passend voor de manier waarop comedy voor een plaats moet vechten in Rwanda. Nu zijn we een hechte groep van acht totaal verschillende mensen die heel uiteenlopende dingen doen en elkaar alleen op de bühne ontmoeten. Dat is bijzonder.
Jullie noemen jullie groep een Rwandees product, maar zijn toch heel internationaal bezig.
Hervé: Rwanda is het kloppende hart van de groep. We hebben allemaal Rwandees bloed, maar de meesten onder ons vluchtten twintig jaar geleden tijdens de genocide naar de omliggende landen. Twee van ons brachten hun jeugd door in Burundi, twee studeerden in Oeganda, één leefde in Kenia en anderen immigreerden onlangs terug uit Tanzania.
Michael: Het feit dat we uit verschillende landen komen, verschillende talen spreken en een andere smaak in comedy hebben, zorgt voor een interessante mix waar ik van hou.
Hervé: We kunnen zonder probleem overal in de wereld optreden. Wie kan dat zeggen? We tappen moppen, de een na de ander, in maar liefst zeven talen. (aarzelt) Het spijt me, ik ben aan het opscheppen.
Maak je geen zorgen, dat knippen we er wel gewoon uit. Droomden jullie van een leven als comedian?
Hervé: Absoluut niet. We rolden als het ware vanzelf in dit wereldje.
Hervé Kimenyi
© Kenzo De Bruyn
Arthur: Niemand van ons studeerde voor comedian. (lacht) Ik kom uit een heel creatieve familie en werkte hiervoor als choreograaf. De rest onder ons heeft een meer academische achtergrond. Hervé studeerde - net als zijn vader - af als ingenieur en Michael is advocaat.
Michael: Creatieve beroepen zijn nog altijd niet helemaal aanvaard in de Rwandese samenleving.
Hervé: We moeten tien keer harder vechten voor onze plaats in de maatschappij dan eender waar in de wereld, of dan iemand die verpleger of autohandelaar wordt. Mijn carrièrekeuze aan mijn ouders uitleggen was dan ook een van de moeilijkste dingen die ik ooit heb moeten doen. Jezelf als comedian outen, lijkt erg op uit de kast komen. Het gesprek begon zelfs met “Mama, papa, ik moet met jullie praten”.
Waarom ligt een comedycarrière in Rwanda zo moeilijk?
Hervé: Comedian zijn betekent hier niets. Je familie vindt je een mislukkeling.
Arthur: Ons land heeft geen voorbeeld waarnaar het kan kijken. We zijn pioneers in de Rwandese comedy en dan moet je altijd een beetje lijden. Wanneer we in scholen optreden, geven we een duidelijk signaal aan de jeugd. Dat je misschien een talent hebt - en dat dit talent ook voor brood op de plank kan zorgen.
Hervé: Dat je je ook niet moet houden aan het strakke pad dat je vrienden, je familie en zelfs de regering voor je uitstippelden. Je doet gewoon wat je zelf wil!
Hervé roept de kelner en bestelt nog een rondje.
Hervé: Even serieus nu, wij waren slimme jongens. We genoten van een goede opleiding en gingen naar de universiteit, maar die plaatste ons in hokjes. In plaats van er het universum te bestuderen, zoals de naam doet vermoeden, zetten ze je er achter een rechthoekige tafel in een rechthoekige kamer. Na vier jaar -het aantal kanten van een rechthoek - geven ze je een rechthoekig papier zodat je met andere eigenaren van een rechthoekig papier kan meedingen voor het recht om achter een rechthoekig bureautje naar een rechthoekig scherm te kijken en rechthoekige papiertjes te verdienen. Waar slaat dit op?
Arthur lacht terwijl Michael Hervé een schouderklopje geeft en teken geeft voor de volgende vraag.
Arthur Nkusi
© Kenzo De Bruyn
Hoe groot is de Rwandese comedy-industrie?
Arthur: Alle Rwandese comedians kunnen hier comfortabel zitten, rond deze kleine cafétafel.
Hervé: (lacht) Mensen zeggen ons altijd dat we de beste zijn. Maar we zijn simpelweg (in koor met Michael) de enigen.
Arthur: Wanneer ik mijzelf voorstel, zeg ik altijd dat ik de tweede beste komiek in Rwanda ben. De eerste plaats reserveer ik voor de Comedy Knights als geheel. (tegen Hervé and Michael) Jullie moeten een plaatsje kiezen.
Michael: Ik ben nul, de bron, de oorsprong.
Hervé en Arthur lachen.
Hoe is de Rwandese samenleving en haar gevoel voor humor veranderd sinds jullie drie jaar geleden comedy introduceerden?
Michael: In het begin was optreden een hobby, maar uiteindelijk bouwden we aan een heel nieuwe industrie.
Arthur: Comedy was een spiksplinternieuw fenomeen. Dus lokten we mensen het eerste jaar vooral met een voorprogramma vol lokale muzikanten. Maar wie naar een van onze shows komt, komt steeds terug. Nu groeit de populariteit van comedy in Rwanda zo snel dat geen enkele show een flop wordt.
In jullie shows zetten jullie de dwaasheden van het dagelijks leven vaak om in grappen.
Hervé: Inderdaad, de beste grappen zijn gebaseerd op waargebeurde feiten die je opblaast.
Michael: Maar we hebben ook een serieuze onderlaag waarin we kritiek geven op de Rwandese samenleving.
Hervé: Comedy maken vereist een soort derde oog. Iets interessants zien is niet goed genoeg.
Michael: Je moet er je eigen versie van de realiteit maken.
Rwanda is nochtans bekend voor zijn gelimiteerde vrije meningsuiting en politieke druk om de huidige regering niet te bekritiseren. Komen jullie nooit in de problemen?
De Rwandese afkeer van kritiek maakt niet alleen deel uit van ons vroeger en huidig politiek klimaat, het is ook een deel van onze cultuur.
Michael: De Rwandese afkeer van kritiek maakt niet alleen deel uit van ons vroeger en huidig politiek klimaat, het is ook een deel van onze cultuur. Rwandezen zijn sowieso niet open en praten niet graag.
Hervé: We praten wel, maar we zeggen niet veel. We kunnen urenlange gesprekken houden - zoals nu - maar de belangrijke zaken beslaan misschien zo’n 10 procent van het gesprek. Wat er echt toe doet, houden we voor onszelf.
Michael: Mensen zijn gewoon bang van de autoriteiten. Ik herinner me de eerste keer dat ik de naam van de president noemde op podium. Dat was in een lange sketch over presidenten die marihuana roken. Zoals Sarkozy, bijvoorbeeld, die zijn land de dieperik ziet ingaan en zichzelf een Rolex koopt en met een vrouw trouwt die eerst model was en toen besloot zangeres te worden. Die moet wel aan de drugs zitten! Of de Congolese president, nog maar drie jaar aan de macht maar al enorm verdikt is. Ook hij moet wel marihuana roken. Het publiek ging helemaal op in het verhaal, maar toen we de naam van onze eigen president uitspraken, verstijfden de mensen onmiddellijk.
Hervé: Mensen zijn het gewoon om een dikke muur tussen zichzelf en de regering te hebben staan. De regering heeft haar eigen onzin, wij de onze. We verschuiven die scheiding beetje bij beetje wanneer we op podium staan.
Michael: En we slagen hierin! Als we nu grappen over de president vertellen, gaat het publiek uit de bol.
Arthur: Meestal toch. (lacht) Het is de manier waarop we kritiek geven, die het aanvaardbaar maakt. Niemand zei ons ooit ‘Doe dit niet’.
Arthur, je kreeg net een eigen comedy show op de Rwandese zender TV10, waar je jezelf als reporter presenteert.
Arthur: Reporter, maar geen journalist. Ik breng nieuws zonder de ethiek van een journalist. Dezelfde nieuwsverhalen, maar op mijn eigen, ludieke manier.
Hervé: Humor maakt alles lichter. Comedy is een manier om zaken te demystificeren. Wanneer dingen wat minder serieus worden, zijn mensen meer geneigd erover te praten.
Arthur: Wanneer ik het bijvoorbeeld heb over de speech die Obama in Kigali gaf, lees ik die niet af. Ik creëer een nieuwe. (verandert zijn keurig Brits accent naar een Amerikaanse tongval)
“Ik hou van Rwanda. Jullie Rwandezen zijn het allerbeste!”
Hervé: Een andere topper is diegene waar Obama continu een beroep moet doen op zijn souffleur. “Ik voel me zo vereerd om hier te zijn”, waarop ie te rade gaat bij zijn entourage om te horen waar hij net is en waarom.
Hervé: Het is zo grappig omdat het in de realiteit ook echt zo gaat.
Michael: Net als de geënsceneerde portretten die de presidenten maken als ze bij elkaar op bezoek gaan.
Ik zou graag horen wat Obama en Putin tegen elkaar zeggen. “Ik zweer het je, als je ons ooit nog uitdaagt!”
Hervé: Ik zou graag horen wat Obama en Putin tegen elkaar zeggen. “Ik zweer het je, als je ons ooit nog uitdaagt!”
(De anderen lachen zo hard dat de tafel begint te beven)
Hervé: We brachten een van de Obamasketches in Burundi, met de Amerikaanse ambassadeur in het publiek.
Michael: Hij deed bijna in zijn broek! (lacht)
Ik denk dat de vraag ‘Zijn jullie in het echte leven ook grappige mensen’ al overbodig is.
Michael: Niet echt. Hoe open we ook zijn in het openbaar, thuis kruipen we weer in onze schulp. Dan ben ik Michael, zoon van. Michael die vooral bij zijn achternaam past. Michael van die familie met die-en-die verantwoordelijkheden. Alles wat ik doe, rust op de schouders van mijn familie. Dus als ik er een zooitje van maak, zit mijn familie in de shit.
Hervé: Zelf zijn we niemand in de Rwandese cultuur. Waar we ook gaan, we zijn altijd deel van een groter geheel.
© Kenzo De Bruyn
Sommige grappen kunnen jullie familie in een slecht daglicht stellen. Bouwen jullie een vorm van zelfcensuur in jullie shows in?
Michael: Absoluut.
Hervé: Alles wat zich op de grens met politiek bevindt, is gevaarlijk.
Michael: We praten meestal niet over politiek, maar wel over politici.
Hervé: De onzin die ze uitkramen, is de beste inspiratiebron die ik me kan inbeelden!
Michael: We laten ons alleen door de harde politiek inspireren wanneer de politici het echt verknallen. Ik zeg niet dat de huidige regering geen fouten maakt, maar de algemene lijn is oké. Als we een president zouden hebben zoals de Congolese, zou ik meer kritische grappen in mijn show steken. (twijfelt) Dat denk ik toch.
Wie zijn jullie favoriete onderwerpen nog, buiten de nationale politici?
Hervé: De politie en haar dwaze regels. En telefoontjes naar de Rwandese noodnummers.
Arthur: Ik hoop dat ik me nooit in nesten werk.
Hervé: (wisselt af tussen een vrouwelijke stem en zijn gewone stem) “Wie is dit?” “Arthur”. “Arthur, Arthur. Arthur van KFM Radio? Man, Ik hou van jou”. “Ik ben dood aan het gaan”. “Nu ja, die laatste aflevering, die stond me toch niet zo aan”. “Man, Ik ben dood aan het gaan”. “Ja ja, ‘tuurlijk, we komen hoor!”
Michael: Dit alles kunnen we wel illustreren met een ander voorbeeld. ‘Ziekenhuiswagen’ in het Kinyarwanda is zo’n lang woord dat …
Hervé: … als je het hele ding op een wagen wil zien, het al een limousine moet zijn!
(Hervé, Arthur en Michael lachen)
Twintig jaar geleden vond de Rwandese genocide plaats en het land verkeert volgens velen nog steeds in shock. Welke rol kan humor in postconflictgebieden spelen?
Michael: Ik denk dat comedy de wonden weer kan helen. Toen we in Kinshasa op het podium stonden, werden we door een publiek van 6000 man uitgejouwd. Simpelweg omdat we Rwandees zijn en er als terroristen worden beschouwd.
Hervé: Dat was veruit het engste moment in mijn leven.
Michael: Maar ook het geweldigste. Want na vijf minuten waren de 100 hardcore Congolezen die ons eerst uitjouwden, ons aan het toejuichen. En de andere 5900? Die deden lekker mee. Na de show kwamen mensen zich zelfs persoonlijk excuseren.
Hervé: Vooroordelen doorbreken, is wat we doen. Wanneer we in het buitenland op tour zijn of internationale gasten verwelkomen, maken we gewoon grapjes over die clichés.
Lachen jullie ook wel eens met genocide zelf?
Comedy staat in Rwanda nog maar in zijn kinderschoenen - in tegenstelling tot bij jullie, waar er nog maar weinig taboes op het podium zijn.
Hervé: Als groep zijn we hier misschien klaar voor, maar het Rwandese volk is dat nog niet. Het verdriet zit te diep. Bovendien staat comedy hier nog maar in zijn kinderschoenen - in tegenstelling tot bij jullie, waar er nog maar weinig taboes op het podium zijn. Toen we in Duitsland tourden, maakten we een grap die de holocaust met de Rwandese genocide vergeleek. De Duitsers deden er tien jaar over om zes miljoen joden uit te roeien, wij vermoorden er een miljoen in amper 100 dagen. Wie is er nu de beste hé?
Michael: Het bleef toen muisstil en het publiek keek ons met open mond aan. (lacht) Maar niemand verliet de zaal.
Hervé: In Rwanda vertelden we dezelfde grap, maar met minder woorden en meer insinuaties. Mensen zijn nog niet klaar voor de rechttoe-rechtaan grappen over het recente verleden.
Michael en Hervé, jullie touren in het voorjaar door Europa met de Rwandees-Duitse productie La Nouvelle Pensée Noire. Waar gaat die over?
Michael: La Nouvelle Pensée Noire is een multiperformance-theaterstuk. Dansers zingen, journalisten dansen en zangers worden schrijvers. We stellen ons één vraag: wie steekt de finish van de toekomst het eerste over? Hervé en ik kaarten delicate onderwerpen aan, zoals de beleidsstijl in Rwanda, het panafrikansime en de blanke toekomst van het continent.
Merken we een zekere afkeer van de blanke inmenging in Afrika?
Hervé: Toch wel. Toen ik 14 was, ging ik met mijn vader naar een benefietgala van de VN. Zij zochten 50.000 dollar om een nieuwe school te bouwen, maar het gala alleen al koste hen 150.000 dollar. Hoeveel ze die nacht inzamelden? Zo’n 20.000. Die ervaring achtervolgde me jarenlang .
Ook nu word ik vaak boos als ik naar Europese nieuwskanalen kijk. Al jullie Afrika-experten zijn blank, hebben geen Afrikaans bloed en verblijven in sterrenhotels. Wie voor een internationale hulporganisatie werkt, verdient dan weer tot 3000 dollar per dag. Dat willen we niet meer. Grote organisaties als de VN geven veel financiële steun en zijn zo omnipresent in Rwanda dat niemand wil praten over de hypocrisie in de ontwikkelingswereld. Dus besloten we het zelf te doen, op podium.
Hopen jullie dan ook iets aan de situatie te veranderen?
Comedy Knights plant zaadjes, maar we hebben een heleboel landbouwers nodig om er een oase van te maken.
Hervé: We hebben een heel populaire sketch over VN-werkers die voor een reisje naar een Afrikaans land zo’n 10.000 dollar krijgen. ‘Voet aan wal zetten,’ noemen ze die reisjes. Vorig jaar deden we de sketch op de One UN-conferentie, voor een publiek dat uit louter ontwikkelingswerkers bestond. Het was een razend succes! De hele nacht scandeerden ze ‘10.000 dollars, voet aan wal’ alsof het de lyrics van een popsong waren . Ze hielden van onze kritiek, maar of dit ook iets zal veranderen? (zucht)
Ooit misschien, maar niet in die enkele minuten die wij op podium staan. Comedy Knights plant zaadjes, maar we hebben een heleboel landbouwers nodig om er een oase van te maken.
Op 21 en 22 januari staan jullie ook in Brussel op het podium. Jullie kunnen jullie ter inspiratie niet alleen op internationaal nieuws, maar ook op ons gedeeld verleden baseren.
Hervé: Een hele hulp bij het uitschrijven van onze shows! Zo kunnen we heel persoonlijke, originele monologen bedenken die voorbij de typische stereotypen kijken.
Michael: We hebben bijvoorbeeld een populaire grap over een Frans kinderliedje dat we naar Belgische gewoonte in de kleuterklas leerden. Het heet ‘Une souris verte’ en gaat zo (zingt met een verbazingwekkend zachte stem): “Une souris verte qui courait dans l’herbe”.
(kijkt verwachtingsvol naar herkenning in mijn ogen)
© Kenzo De Bruyn
Wij komen uit Vlaanderen. Onze kinderliedjes waren hoofdzakelijk in het Nederlands.
Michael: (teleurgesteld) Oh.
Hervé: (lacht) Het is een psychotisch liedje over een groene muis die door een man bij de staart wordt gevangen en in kokend water wordt ondergedompeld.
Michael: Het zou een kinderliedje moeten zijn, maar het lijkt eerder een slechte griezelfilm!
Is er, als tipje van de sluier, nog een Belgenmop waarop wij ons kunnen voorbereiden voor jullie show?
Hervé: Belgenmoppen te over! Jullie zijn een dankbaar volk om mee te lachen.
Michael: Zo zaten jullie langer dan een jaar zonder regering.
Inderdaad, zo’n 541 dagen.
Michael: Zo zie je maar dat jullie geen Afrikaans bloed hebben.
(Arthur lacht)
Michael: In Afrika duurt het maximaal …
Hervé: één uur …
Michael: voor een onbekende kerel, in een spiksplinternieuw pak, op de presidentiële stoel zit.
Hervé: Veel woorden moet hij daar niet aan vuil maken.
Michael: ‘Kennen jullie me niet? Nu wel!’
Hervé: ‘Wie zei je daar te gaan zitten,’ zou de oppositie roepen.
Michael: En het antwoord is simpel: ‘De stoel was vrij’.