In gesprek met gender- en onderwijsexpertes Wendelien Vantieghem (UGent) en Els Consuegra (VUB)
‘School is voor jongeren geen voorbereiding op het leven, het ís hun leven’
Het onderwijs heeft nog heel wat hordes te nemen op het vlak van inclusie. Tot die bevinding komen genderwetenschapsters Els Consuegra (VUB) en Wendelien Vantieghem (UGent). ‘Aandacht voor welzijn wordt nog wel eens weggezet als een vorm van pretpedagogie.’
Gender- en onderwijsexpertes Els Consuegra (links) en Wendelien Vantieghem (rechts): ‘Diversiteit wordt in veel opleidingen nog altijd behandeld als een “extraatje”.’
© Iratxe Álvarez
Een complexe puzzel, zo omschrijft genderwetenschapster Els Consuegra het onderwijs. Iets meer dan vijftig kilometer verderop, tijdens hetzelfde videogesprek, knikt haar collega Wendelien Vantieghem instemmend. Zes jaar nadat beide expertes samen aan hun doctoraat schreven, een verhandeling over gendergelijkheid in het klaslokaal, heeft het duo weinig moeten inboeten aan synchroniciteit.
Al splitsten hun wegen wel op een bepaald punt. Consuegra geeft nu les aan de educatieve masteropleiding van de VUB. Vantieghem is assistent-professor bij het steunpunt Diversiteit en Leren van de UGent. Samen met MO* nemen ze de uitdagingen voor ons onderwijs onder de loep.
Eerst de alarmerende cijfers: een recente bevraging van de UGent leert dat 20% van de Vlaamse jongens gelijke rechten voor holebi’s afkeurt. Is dat een verrassing?
Wendelien Vantieghem: Toen ik die cijfers voor het eerst zag, viel ik bijna van mijn stoel. Ze zijn inderdaad duizelingwekkend, maar anderzijds ook niet helemaal onverwacht. Toen we in 2013 aan het Procrustes-project begonnen (hun doctoraatsonderzoek, red.), lagen de cijfers ook al in die lijn. Ze zijn ondertussen lichtjes gedaald, maar nog lang niet op het niveau waar we ze willen hebben.
Els Consuegra: In Brussel zien we dezelfde tendens. Eén op de vier scholieren is voor een afschaffing van het homohuwelijk. Eén op de vijf zou de vriendschap verbreken met iemand die uit de kast komt.
© Iratxe Álvarez
Els Consuegra
Professor bij de vakgroep Educatiewetenschappen (VUB)
Haar specialisaties zijn: onderwijsongelijkheid, gender in onderwijs, lerarenberoep en -opleiding, en omgaan met diversiteit in onderwijs.
Wat is de rode draad in dit verhaal?
Wendelien Vantieghem: In veel gevallen is homofobie terug te brengen tot een zeer strikte visie op wat mannelijkheid inhoudt. Homoseksualiteit wordt daarbij gezien als een bedreiging. De antipathie tegen holebi’s hangt vaak samen met een uitgesproken afkeer van feminien gedrag, iets wat clichématig aan homoseksualiteit verbonden is.
Wie meer met meisjes optrekt, zou een “mietje” of “homo” zijn, ook al voelt hij zich niet noodzakelijk aangetrokken tot jongens. Dat is wat we in het vakgebied gender policing noemen: enkel op basis van gedrag krijgen mensen een bepaalde genderrol opgespeld, ook al komt die niet overeen met hun werkelijke identiteit.
Het gaat voornamelijk over jongens?
Wendelien Vantieghem: Toch wel. Een doctoraatsstudie van Lies D’haese toonde aan dat 75 tot 95% van alle gevallen van homofoob geweld, dus ook verbaal geweld, door mannen wordt gepleegd. Een meerderheid van hen is jonger dan 30.
Dat zijn dus ook jonge mannen, die de adolescentie voorbij zijn. Wil dat zeggen dat het niet louter om puberaal machtsvertoon of opschepperij gaat?
Els Consuegra: Niet noodzakelijk. Een homofobe houding kan onderdeel zijn van de identiteitsontwikkeling. Het is niet abnormaal om tijdens de adolescentie extremere standpunten in te nemen om die later weer af te zwakken. Pubers zoeken wel eens de grenzen van normen op, zowel in uiterlijk als in hun opvattingen.
Opleiding, religie
Professor Vantieghem schreef eerder al dat sociaal-economische factoren, zoals het opleidingsniveau van de ouders, een rol spelen in hoe scholieren zich positioneren tegenover gender, maar ook zaken als religie_._
Els Consuegra: Het kan dat religie een rol speelt, maar religie is in het kader van onderzoek niet zo eenvoudig te operationaliseren. Ga je kijken naar hoe praktiserend iemand is, of eerder naar diens spirituele opvattingen? Zelfs internationale wetenschappelijke literatuur is daar nog niet helemaal uit.
Wat we wel duidelijk zien, is dat jongeren met hoogopgeleide ouders er over het algemeen meer egalitaire opvattingen op nahouden. Of het nu over gender, religie of seksualiteit gaat.
Wendelien Vantieghem: We zien ook dat scholen met een eerder normatieve cultuur een rem zetten op de ontwikkeling van leerlingen. En dat niet alleen bij wie niet binnen de hokjes valt. Als jongeren zich voortdurend moeten afvragen of ze wel “goed bezig zijn” en “erbij horen”, zal niemand zich op de duur nog goed in zijn vel voelen.
‘Een kleine minderheid kan ervoor zorgen dat sommigen de school als een zeer vijandige omgeving ervaren.’
Els Consuegra: Je mag de macht van groepsdynamica niet onderschatten. Een kleine minderheid kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat sommigen de school als een zeer vijandige omgeving ervaren, ook al houdt de meerderheid er een open standpunt over gender op na.
Dat voert ons naar een debat dat niet nieuw is: wie heeft de pedagogische rol in deze? De ouders, of de leerkrachten en het schoolpersoneel?
Wendelien Vantieghem: Dat zal altijd een en-enverhaal zijn. De school heeft geen vat op de thuissituatie, maar kan leerkrachten wel aanleren hoe ze hun blik kunnen verruimen.
Dat geldt trouwens voor de hele samenleving. Ieder radertje, van de school tot de plaatselijke sportclub of de media, heeft een impact op hoe we onze jeugd kneden. Uiteindelijk moeten we allemaal samen jongeren opvoeden tot kritische burgers met respect voor de samenleving en de rechten van de mens.
Diversiteit als “extraatje”
© Iratxe Álvarez
Wendelien Vantieghem
Assistent professor bij het Steunpunt Diversiteit & Leren (UGent)
Ze werkt rond ongelijkheid in het onderwijs op basis van geslacht, seksuele geaardheid, meertaligheid, sociaaleconomische achtergrond, etniciteit en handicap, en bestudeert de houding en competenties van leraren met betrekking tot diversiteit.
Besteden lerarenopleidingen voldoende aandacht aan genderinclusie?
Els Consuegra: De mijne alvast wel! (lacht) Geen enkele van mijn oud-studenten kan zeggen niet minstens de basis te hebben meegekregen. Maar ik weet zelf ook wel dat dat varieert van opleiding tot opleiding.
‘Diversiteit wordt er in veel opleidingen nog altijd even bijgesleurd op het einde van het academiejaar.’
Wendelien Vantieghem: Diversiteit wordt in veel opleidingen nog altijd behandeld als een “extraatje”, iets wat er op het einde van het academiejaar in een speciale gastles nog snel even wordt bij gesleurd.
Els Consuegra: Dat klopt, en de effecten daarvan zien we in de klaslokalen en op de speelplaats. 85% van de jongeren in Vlaanderen geeft aan op school geen of foute informatie te krijgen over homoseksualiteit. 85%! Dat is niet niks.
Uit een bevraging in Nederland kwam dan weer naar voren dat minder dan de helft van de scholieren eerlijk kan uitkomen voor zijn of haar seksuele geaardheid of genderidentiteit. Zo goed als alle cijfers geven aan dat scholen geen genderinclusieve omgevingen zijn.
Wendelien Vantieghem: Diversiteit zou de kern van ons onderwijs moeten zijn. Ik heb het dan niet alleen over seksualiteit, etniciteit of gender, maar over een breed verschil in interesses van leerlingen, in leertempo’s en talenten.
Leerkrachten zouden daar enthousiast mee aan de slag moeten gaan. In de plaats daarvan hebben ze al te vaak het gevoel dat ze twintig ballen tegelijk in de lucht moeten houden, en dat terwijl enkele didactische aanpassingen al een enorm verschil kunnen maken.
Hoe kan het beter?
Wendelien Vantieghem: Neem nu de vraag hoe je jongens aan het lezen kan krijgen. Wat je vaak ziet, is dat er wordt ingezet op lectuur die hun interesses moet wekken. Het gaat dan over auto’s, voetbal of mannelijke actiehelden. Zo zie je over het hoofd dat er binnen die groep van jongens heel wat variatie is. Genderstereotypen worden van jongs af aan al bevestigd.
Els Consuegra: Vanaf de eerste opleidingsfase in de lerarenopleiding moeten we het belang van een universeel lesontwerp meegeven. Het idee is dat iedereen zich daar erkend en goed in kan voelen.
Wendelien Vantieghem: In de lerarenopleiding staat nog te vaak de brave, blanke scholier uit de middenklasse model.
Lerarentekort
Die uitdaging lijkt alleen maar groter en moeilijker te worden gezien het huidige lerarentekort.
Els Consuegra: De uitdaging is zeker groot, maar aandacht voor diversiteit en gender is niet voor de leute of omdat we een ideologische missie hebben, wat ons wel eens wordt verweten. Onderzoek toont keer op keer aan dat leerlingenwelzijn een duidelijk effect heeft op het leertraject. Een school met weinig aandacht voor seksuele diversiteit kan de leerkansen van jonge holebi’s hypothekeren.
‘Hoe leerlingen zich voelen heeft een enorme impact op hun cognitief leervermogen.’
Wendelien Vantieghem: De aandacht voor welzijn op school zetten sommigen inderdaad bot weg als een vorm van ‘pretpedagogie’. Maar zoals Els net al zei: hoe leerlingen zich voelen heeft een enorme impact op hun cognitief leervermogen.
Els Consuegra: Al moeten we ons daar niet enkel op blindstaren. Het is jammer dat in dit debat de school vaak vernauwt tot een plaats waar we ons enkel cognitief ontwikkelen. Alsof de sociale en motorische ontwikkeling van leerlingen ondergeschikt is aan het vergaren van pure kennis.
We vergeten soms dat onze kinderen meer dan 7 uur per dag op school doorbrengen. School is voor hen geen voorbereiding op hun leven, het is hun leven. Daarom is het zo belangrijk dat ze zich daar veilig voelen.
‘Welke man wil nog voor de klas staan?’, vroeg u zich onlangs af in een interview in De Morgen. Waarom is het zo belangrijk dat er weer meer mannen voor het lerarenberoep kiezen?
Els Consuegra: Ik wil eerst duidelijk stellen dat het niet over leerprestaties gaat. Sommigen verwachten dat meer mannen voor de klas kan leiden tot betere schoolresultaten bij de jongens. Onderzoek toont aan dat dat niet zo is.
Het heeft eigenlijk niet zo veel met het numerieke te maken. Het gaat meer om de boodschap die onze samenleving al jaren impliciet uitzendt, namelijk dat vrouwelijke karaktereigenschappen in het onderwijs als ‘ideaal’ gelden. Zo laten we onvoldoende ruimte aan andere, misschien meer mannelijke manieren van zijn.
Wendelien Vantieghem: Vergeet ook de invloed van een goed rolmodel niet. Wie bijvoorbeeld nooit les kreeg van een Turkse man, kan zich moeilijk inbeelden dat ook Turkse mannen perfect in een lerarenrol kunnen passen. Zo kleur je eigenlijk ongewild het beeld van wat voor bepaalde leerlingen in het beroepsleven mogelijk is.
Els Consuegra: Wat we wel zien, is dat hoe hoger je op de carrièreladder klimt, hoe meer mannen je tegenkomt. Van een absolute minderheid in het kleuteronderwijs gaat het al snel naar een grote meerderheid in het hoger onderwijs en op academisch niveau. Op die manier leren we jongeren impliciet aan dat mannen een hogere maatschappelijk status verdienen dan vrouwen.
Hoe trekken we meer mannen naar het lager en middelbaar onderwijs?
Els Consuegra: Door in de eerste plaats in te zetten op meer inclusieve wervingsmaterialen. In veel infobrochures wordt het lerarenberoep nog heel afgelijnd benaderd. Terwijl een leerkracht vandaag wel tien verschillende rollen kan opnemen. Veel studenten haken ook af op de foutieve gedachte dat het leraarschap van kinds af aan een roeping moet zijn.
Anderzijds moeten we ook oppassen met fast track-routes die een daling van de aantrekkelijkheid veroorzaken. De overheid geeft soms de boodschap dat je voor een lesopdracht niet echt geschoold moet zijn, dat je dat allemaal wel leert voor de klas. Dat is niet ernstig.
Kan jij je voorstellen dat iemand on the job injecties leert zetten bij patiënten? Dat accepteert geen mens, maar het is wel wat momenteel in ons onderwijs gebeurt.
Zes jaar geleden sloten jullie beiden het Procrustesproject af. Scholen kregen verschillende tools aangeboden om met diversiteit om te gaan. Is dat breed opgepikt?
Els Consuegra: De financiering van dat project liep af in 2015, en dus is er nooit een vervolgonderzoek geweest. Toch heb ik persoonlijk het gevoel dat het thema vandaag leeft. Ik word ook nog vaak aangesproken op het project.
Toen bleek ook al dat jongens het op school algemeen gesproken slechter doen dan meisjes. Is er in de tussentijd vooruitgang geboekt?
Wendelien Vantieghem: Heel recente data zijn er niet, maar het zou me ten zeerste verbazen als er een grote verschuiving heeft plaatsgevonden. We volgen daarmee zowat de trend van de rest van West-Europa.
Hoe staat de wereld buiten West-Europa ervoor op vlak van gendergelijkheid?
Wendelien Vantieghem: Mondiaal gezien gaat het debat nog vaak over de toegang tot onderwijs voor meisjes. Vooral in Sub-Saharaans Afrika en het Midden-Oosten blijft dat een probleem. We kunnen daar smalend over doen, maar we mogen niet vergeten dat dat in het Westen ook pas in de tweede helft van de vorige eeuw gelijker is getrokken.
De Barro-Lee-data, die onder meer educatieve gendergelijkheid opmeten, tonen aan dat landen die over het algemeen hoger opgeleid zijn, het relatief goed doen op vlak van gelijkheid. Met andere woorden: we mogen in België tevreden zijn?
Wendelien Vantieghem: Vooral op vlak van LGBTQIA+-rechten doen we het in België en Nederland echt wel goed. Dat heeft natuurlijk ook te maken met onze voortrekkersrol in progressieve wetgeving rond bijvoorbeeld het homohuwelijk.
Els Consuegra: Belgische jongeren houden er ook steeds inclusievere genderopvattingen op na. Door het toegenomen aantal echtscheidingen zien ze dat alleenstaande vaders ook wel eens moeten strijken en single moeders soms ook wel een vijs aandraaien. Traditionele genderrollen staan niet meer in steen gebeiteld.
Wat me wel meer zorgen baart, zijn de extremen. Achter de gemiddelden, die steeds minder interessant zijn, gaan verschillende sub-evoluties schuil. We mogen ons door het stijgende tolerantievermogen niet laten afleiden van kloven en polarisatie. Ik weet dat we het op wereldvlak goed doen, maar net daardoor komt er tijd en ruimte vrij om ons op het overblijvende onrecht te focussen.
Dit interview werd geschreven voor de MO*Special over gender en onderwijs van MO*magazine. Deze extra editie van MO*Magazine krijgen alleen onze promo’s. Je kan ook proMO* worden voor slechts 4 euro per maand. Je krijgt dan ook ons magazine toegestuurd en je steunt daarmee ons journalistiek project. Opgelet: Knack-abonnees ontvangen MO* automatisch bij hun pakket.