Kwame Anthony Appiah over cultuur, canon en superdiversiteit
‘Verhalen over identiteit werken. Niet omdat de feiten kloppen, maar omdat ze effect hebben’
De besparingen in de culturele sector zorgen voor felle debatten. Maar er wordt ook extra geïnvesteerd: in de constructie van een verleden waarop een Vlaamse natie gebouwd kan worden. Nog meer discussie. MO* sprak over cultuur, canon en volk met Kwame Anthony Appiah. De Brits-Ghanese filosoof noemt identiteiten ‘leugens die ons binden’.
CC Rick Revel — Pixabay
Het Vlaamse regeerakkoord van 2019 is uitdrukkelijk gericht op het creëren van een Vlaamse identiteit, al wordt dat meestal “versterken” genoemd, gebaseerd op erfgoed en verleden. ‘Ik ben niet tegen identiteiten’, zegt Kwame Anthony Appiah. ‘Ze zijn cruciaal voor wie we zijn en voor de manier waarop we zin geven aan ons bestaan.’
Appiah is een filosoof van gemengd Ghanees-Britse afkomst die momenteel in New Jersey, VS, woont. Hij publiceerde onlangs De leugens die ons binden. Een nieuwe kijk op identiteit. Daarin werkt hij ideeën uit die hij in 2016 al verwoordde op een Spinoza-lezing aan de KU Leuven. Gie Goris sprak toen met Appiah in Leuven, en zette dat gesprek verder eind oktober in Amsterdam. Onderstaand stuk put uit beide interviews.
‘Identiteiten zijn cruciaal voor wie we zijn en voor de manier waarop we zin geven aan ons bestaan’
‘Een gedeelde samenleving is maar mogelijk als onze jonge generaties beseffen vanwaar we komen. Het is essentieel dat we de Vlaamse identiteit complexloos kunnen beleven, onder meer via gedeelde symbolen. Tegen die achtergrond vragen we aan een groep onafhankelijke experts om op wetenschappelijke basis een Canon van Vlaanderen op te stellen. Het gaat om een lijst van ankerpunten uit onze Vlaamse cultuur, geschiedenis en wetenschappen, die zowel in het onderwijs als in het kader van inburgeringstrajecten ter ondersteuning gebruikt worden.’
Deze paragraaf uit het Vlaamse regeerakkoord zorgde meteen voor hoogoplopende discussies over de wenselijkheid en de haalbaarheid van zo’n normatieve lijst. Als ik de vraag aan Appiah stel, reageert hij eerst monkelend: ‘Dat is nogal een Franse aanpak, voor een Vlaamse regering.’
De ene canon is de andere niet
Maar hij beseft de ernst van het debat: ‘Het is een aanpak die gewerkt heeft – in de negentiende eeuw. Tot aan het einde van de negentiende eeuw sprak een derde van de bevolking van Frankrijk geen Frans. Vandaag is dat anders omdat de staat dat opgelegd heeft via het onderwijs. Iedere Franse leerling kent sindsdien Molière. Om dat te realiseren heb je echter eerst een intelligentsia nodig die overtuigd is van het belang van zo’n canon en nationale identiteit, anders kan je er beter niet aan beginnen.’
‘Een canon die het allerbeste uit het verleden voorhoudt als dé nationale erfenis leidt al snel tot een hoop gedoe’
‘Overigens beseft iedereen die echt geeft om muziek, literatuur, architectuur en geschiedenis dat artistieke creaties om heel veel verschillende redenen van belang kunnen zijn en dus nooit in hiërarchische zin geklasseerd kunnen worden. Een canon die het allerbeste uit het verleden voorhoudt als dé nationale erfenis leidt daardoor al snel tot een hoop gedoe.’
Wat wel zinvol is, vindt Appiah, is in het onderwijs zaken naar voor schuiven die gedeelde kennis moeten worden, of die ten minste de gedeelde basis kunnen vormen van een gesprek tussen heel verschillende mensen over waarden en toekomstperspectieven. ‘Dat is nuttig, want de politieke functie van een nationale identiteit is vrij simpel: het laat een groep vreemden toe om instellingen te delen en samen een leven uit te bouwen. Op een of andere manier moeten we een “wij” opbouwen om democratische politiek te kunnen voeren.’
Het Vlaamse regeerakkoord erkent dat ‘mensen verschillende achtergronden, overtuigingen en leef- en denkwijzen hebben. Die gelaagde identiteit en de manier waarop we ze beleven maakt elk van ons uniek. Tegelijk is er ook een gedeelde Vlaamse identiteit, die ons allen bindt. Deze identiteit evolueert door de inbreng van elk van ons.’
Dat lijkt te sporen met de visie van Appiah op sociale identiteiten, maar het vervolg klinkt een stuk problematischer in zijn oren: ‘We maken duidelijk welke de basisspelregels van onze gemeenschap zijn. Want net door vast te houden aan een gedeelde sokkel van verlichte normen en waarden, kunnen we aan iedere persoon ruimte geven zonder dat dit de rechten en vrijheden van burgers bedreigt of de samenleving uiteenrafelt. Daarom ook ontwikkelen we een beleid dat segregatie tegengaat. Alleen door met en niet naast elkaar te leven ontstaat gedeeld burgerschap. Het louter terugplooien op de eigen etnisch-culturele groep belemmert een gedeelde Vlaamse samenleving, net omdat er zo weinig onderling contact is.’
‘De canonlijst heeft moet zorgen voor onderlinge verbondenheid én voor uitsluiting van de andere’
Die zinnen problematiseren immers niét het Vlaanderen dat gebaseerd wordt op artistiek, architecturaal of economisch erfgoed, wel alle andere geschiedenissen die zich vandaag binnen het Vlaamse Gewest bevinden. ‘De verwijzing naar artistieke ijkpunten levert geen harde grenzen op tussen het wij van de westerse cultuur en het zij van de anderen’, zegt Appiah. ‘De canonlijst heeft als belangrijkste doel te zorgen voor onderlinge verbondenheid én voor uitsluiting van de andere.’
CC Max Pixel
Identiteit bestaat niet, ze moet gemaakt worden
In een wereld waarin het bestaan individualiseert en waarin de diversiteit binnen stad, streek of staat exponentieel toeneemt, grijpen steeds meer mensen en groepen naar een gedeelde identiteit om stabiliteit en oriëntatie te vinden. Voor de ene is het de Nederlandse taal, voor anderen islam. Ras of huidskleur wordt door extreemrechts gebruikt als grondslag van blanke superioriteit, maar ook de dekoloniale beweging verwijst naar de unieke en gedeelde ervaring van huidskleur als bron van een collectieve identiteit. Gender is vloeibaarder dan vroeger, maar hoe bepalend de ervaring van vrouw-zijn nog steeds is, blijkt uit de massale bewegingen tegen seksueel geweld van de voorbije jaren.
‘Nationaal bewustzijn was geen mineraal dat opgedolven moest worden, het was een weefsel dat geweven moest worden’
Sociale identiteiten zijn niet gebaseerd op essenties, is de basisstelling van De leugens die ons binden. Maar dat betekent dus niet dat ze niet bestaan. Appiah: ‘Ik ben ouder dan Ghana en dus werd de betekenis van Ghanees-zijn uitgevonden tijdens mijn leven, bij volle daglicht, als het ware. Toch voelen heel veel mensen zich vandaag echt Ghanees. Ze supporteren voor de Ghanese voetbalploeg, ze voelen zich verantwoordelijk voor het kiezen van de regering, ze zijn trots op voormalig VN-secretaris-generaal Kofi Annan, ze zien de held van de onafhankelijkheid Kwame Nkrumah en de Beweging van Niet-Gebonden Landen die hij hielp oprichten als een belangrijke bijdrage aan de wereldgeschiedenis, ze zijn trots op het feit dat “wij” ons niet overgegeven hebben aan de burgeroorlogen die de buurlanden zo verwoest hebben.’ Maar, dat nationaal bewustzijn ‘was geen mineraal dat opgedolven moest worden, het was een weefsel dat geweven moest worden’, schrijft hij.
Oude identiteiten werkten goed voor sommigen, slecht voor velen
De centrale personages uit De leugens die ons binden belichamen ofwel het tegengestelde van wat beweerd wordt over hun identiteit of ze claimen het recht om afstand te nemen van wat beschouwd wordt als onwrikbaar en bepaald. Hun levens, en die van heel wat andere “kosmopolieten”, gelden als de facto weerleggingen van elk essentialisme op het vlak van identiteit. Ze verbrodden met hun ingewikkelde achtergronden of tegendraadse voorkeuren de idee dat toebehoren tot een natie, een taal, een religie, een etnie, een geslacht of een cultuur betekent dat je een essentie deelt met iedereen die tot dezelfde groep of categorie behoort.
Ze verbrodden de idee dat toebehoren tot een natie, een taal, een religie, een etnie, een geslacht of een cultuur betekent dat je een essentie deelt met iedereen die tot dezelfde groep of categorie behoort
‘Kosmopolieten,’ zegt Kwame Anthony Appiah, ‘moeten het bestaan van mensen met heel lokale of heel eenduidige identiteiten erkennen en respecteren. De wereld die we opbouwen, moet een wereld zijn waarin zowel de kosmopolieten als de diep gewortelde, lokale burgers zich thuis en veilig voelen. Als ik pleit om anders om te gaan met sociale identiteiten, dan is dat om ze beter en effectiever te maken voor iedereen. En die hervormingen zijn nodig, omdat de oude identiteiten wel goed werkten voor sommigen, maar helemaal niet voor anderen. Denk aan gender, maar ook aan nationaliteit of religie.’
Zijn etnische verschillen dan overblijfsels uit een tijd dat groepen duidelijke grenzen nodig hadden om te overleven? Hebben ze in de gemondialiseerde en superdiverse wereld van vandaag geen evolutionaire functie meer? Moeten we er komaf mee maken?, vraag ik. ‘Waar we vanaf moeten,’ regeert Appiah, ‘is de xenofobe versie van identiteiten, die instinctief vijandig is tegenover de andere. Je kan je door bepaalde kenmerken verbonden voelen met sommigen en niet verbonden met anderen, zonder dat dit tot conflict, achterdocht of uitsluiting moet leiden. Een vreemdeling moet geen vijand of bedreiging zijn. Die reflex was misschien nuttig een paar duizend jaar geleden, maar hij werkt tegen ons belang vandaag.’
Een volk, een staat? Of funderen mensenrechten de staat?
CC Rick Barry / Broken Shade Photo
Een gesprek over identiteit kan niet om de vraag ‘wie behoort tot het volk?’ heen. Kwame Anthony Appiah voelt zich duidelijk heel ongemakkelijk bij de hernieuwde populariteit van het volk als basis voor bijvoorbeeld nationale identiteit: ‘Populisten gaan er vaak vanuit dat het échte volk bestaat uit degenen die het met hen eens zijn, terwijl de anderen verworpen worden als onecht, of verraders zelfs. En dus moet hun stem niet gehoord worden. Politieke identiteiten moeten vandaag gekneed worden naar de contouren van de feitelijke staat en haar inwoners, niet omgekeerd. Politieke, nationale identiteiten moeten mensen verenigen, niet uitsluiten. Afkomst is daarvoor niet bruikbaar.’
‘Politieke identiteiten moeten vandaag gekneed worden naar de contouren van de feitelijke staat en haar inwoners, niet omgekeerd’
In 2016 voegde hij daar aan toe: ‘Je moet volgens mij vertrekken van de funderende, liberale grondwaarden –vrijheid van religie, gelijkheid tussen man en vrouw, rechtsstaat, respect voor privacy, …. Maar die waarden zijn dan weer te abstract om effectief tot samenhorigheid te leiden. Om gemeenschappelijkheid op te bouwen, zijn er verhalen nodig over wie we zijn en waar we vandaan komen. Concreet betekent dat vandaag dat migratie een belangrijke plaats moet hebben in het nationale verhaal. Nationale identiteiten blijven baseren op een verleden dat de migraties uitsluit, laat voor burgers met een recent migratieverleden alleen een instrumentele verhouding tot de staat over: de staat als bezorger van gezondheidszorg, werkloosheidsuitkering of andere vormen sociale diensten. Maar daar kan je geen staat op bouwen.’
Maar in De leugens die ons binden ontbreekt de suggestie dat een toekomstgerichte staat gebaseerd kan worden op bijvoorbeeld de universele mensenrechten als een verbindende waarde. Kwame Anthony Appiah verdedigt zich met een verwijzing naar de laatste bladzijde van het boek, waarin hij Publius Terentius Afer citeert, de Afrikaan die van slaaf tot toneelschrijver opklom in het Romeinse Rijk: ‘Ik ben een mens, niets menselijks acht ik mij vreemd.’
Over die droom van een gedeelde menselijkheid schrijft Appiah in zijn allerlaatste zin: ‘Dat is nu eens een identiteit die ons allemaal zou moeten verbinden.’ Daarmee wijst hij in de richting van wat ik vraag, zegt hij.
‘De universele mensenrechten spreken mensen aan als ze lokaal vertaald, vormgegeven en toegepast worden. Ze zijn dus wel universeel in hun principes en in de verdragen die errond afgesloten werden, maar ze worden pas reëel en verbindend als ze in lokale, culturele omgevingen prioriteit krijgen. Vrijheid van meningsuiting betekent overal wat anders. Gendergelijkheid moet overal een eigen vertaling krijgen. Al blijft het ook heel belangrijk dat die universele horizon als oproep actief blijft. Want dat belet het ontduiken van verantwoordelijkheid door te verwijzen naar nationale soevereiniteit of culturele specificiteit. De hooggestemde, op de Verlichting gebaseerde taal van de mensenrechten blijft een belangrijk instrument als de lokale politiek faalt in het toepassen van die gedeelde engagementen.’
De feiten kunnen niet op tegen de verhalen
Kwame Anthony Appiah ziet collectieve identiteiten als ‘conceptuele vergissingen die leiden tot morele vergissingen’ (lezing People, Race and Culture in Leuven in 2016) of als ‘leugens die ons binden’. Daarmee verwijst hij telkens naar de valse idee dat een collectieve identiteit op een werkelijke essentie gebaseerd is, iets wat alle mensen die een identiteit delen met elkaar gemeen zouden hebben. Tegelijk schrijft hij: ‘Het feit dat identiteiten geen essentie hebben, betekent niet dat zij geen complicaties kennen. En het feit dat zij geïnterpreteerd en besproken moeten worden, betekent niet dat ieder van ons ermee kan doen wat hij maar wil.’
CC Gie Goris (CC BY-NC 2.0)
‘De waarheid van de verhalen zit niet in de feiten, maar in het effect: door herhaling worden we Europeanen, Belgen of Vlamingen’
‘Het verhaal van een grote, verbindende identiteit blijft functioneren, ook al wordt de constructie ontmanteld door de juiste feiten naar boven te spitten’, stelt Appiah vast. ‘Want de feiten kunnen niet op tegen de verhalen die voortdurend en overal verteld en herhaald worden. De waarheid van de verhalen zit niet in de feiten, maar in het effect: door herhaling worden we Europeanen, Belgen of Vlamingen, of zien we Europa als behoeder van fundamentele waarden als democratie, tolerantie, rationaliteit…’
Daarom, zegt Appiah, vertelt hij verhalen van individueel verschil, van keuze en diversiteit, maar ook van inclusiviteit en samenhang. ‘Om als burgers vandaag samen toekomst te kunnen maken, moeten nieuwkomers ook een verhaal krijgen over de plek en de gemeenschap waarin ze arriveren. Het land, de stad en de maatschappij moeten morgen wel heruitgevonden worden, maar het zijn lopende projecten, met een heden en verleden.’
Altijd komt hij terug op het beeld van identiteiten als weefwerk, met zowel schering als inslag, met inbreng van ieder die deelneemt. ‘Als kente’, preciseert hij, verwijzend naar de Ashanti weeftechniek die uitgroeide tot typerend voor Ghana. Erfgoed van Afrika en kunstvorm voor de mensheid.
De leugens die ons binden. Een nieuwe kijk op identiteit door Kwame Anthony Appiah is uitgegeven door Uitgeverij Pluim. 335 blzn. ISBN 978 94 929 2870 2