Psychosociale problemen van vluchtelingen in de zoektocht naar werk
Vluchteling zoekt werk: ‘Ik wil een baan, maar ik krijg een traject’
Vluchtelingen vinden vaak moeilijk werk. En tegelijk krijgen ze het verwijt dat ze niet willen werken. Wat buiten beeld blijft, zijn de psychosociale en economische obstakels die ze moeten overwinnen om te mogen deelnemen aan onze samenleving. Medewerkers van de VDAB en Actiris doen een boekje open.
‘Veel diploma’s van vluchtelingen worden niet erkend. Daardoor gaat gedwongen migratie meestal gepaard met een verlies van status, en dat heeft een grote psychische impact.’
Tanakawho (CC BY-NC 2.0)
Vluchtelingen vinden vaak moeilijk werk. En tegelijk krijgen ze het verwijt dat ze niet willen werken. Wat buiten beeld blijft, zijn de psychosociale en economische obstakels die ze moeten overwinnen om te mogen deelnemen aan onze samenleving. Medewerkers van de VDAB en Actiris vertellen over de drempels die ze mee proberen wegwerken.
‘Een oorlogsfotograaf uit Palestina had verschillende prijzen gewonnen, maar hier stelden die plots niets meer voor’, vertelt Raf De Dobbeleer, consulent bij de Brusselse arbeidsbemiddelingsdienst Actiris. ‘Hij had geen netwerk om zijn prijzen te verzilveren. Ik kon amper tot hem doordringen. Hij zat vol woede en verbittering. Een rechtstreeks gevolg van de psychische problemen die hem blokkeerden.’
Hij haalt nog voorbeelden aan uit zijn rijke praktijkervaring. ‘Ik zag Afrikaanse jongemannen werken op grote bouwwerven in industriezones, op teenslippers, tijdens de wintermaanden. Ondernemers komen met veel weg.’
‘Een jonge vrouw uit Nigeria was zo verlegen dat ik onmogelijk met haar tot een gesprek kon komen. Ze sprak nochtans Engels. Gelukkig gaf haar deelname aan een coachingproject haar zelfvertrouwen. Uiteindelijk kwam ze met een stralende glimlach mijn kantoor binnen.’
‘Er was een Palestijnse jongeman met een diploma industrieel ingenieur elektromechanica van een Turks-Cypriotische universiteit. Hij deed er drie jaar over om een job te vinden als ingenieur. Nochtans beheerste hij al na een jaar het Nederlands en sprak hij bovendien Arabisch, Turks en Engels. Bovendien is industrieel ingenieur elektromechanica in Brussel een knelpuntberoep. Maar het diploma van zijn universiteit wordt niet erkend in de Europese Unie. Daarom duurde het zo lang.’
‘Er bestaat veel onderzoek naar de psychologie van migratie, maar weinig in relatie tot de arbeidsmarkt. Dat is merkwaardig.’
Actiris is de instantie die instaat voor vorming en begeleiding van werklozen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is de tegenhanger van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB). De Dobbeleer werkt al tien jaar met vluchtelingen, als consulent. Daarvoor was hij leerkracht in het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers (OKAN).
Ook Geert Daems en Louise Van Couillie van de VDAB vertellen over de psychosociale en economische obstakels voor vluchtelingen in hun zoektocht naar werk. Geert Daems is dienstverleningsmanager bij de VDAB in Brussel en stuurt een deel van de werking van de VDAB in Brussel aan. Daarvoor werkte hij als coördinator voor het Agentschap Integratie en Inburgering. Van Couillie is expert Nieuwkomers en Anderstaligen bij de Dienst Ontwikkeling van de Dienstverlening van de VDAB, en tekent trajecten uit.
Zij houden de vinger aan de pols. Want, zo zegt Geert Daems: ‘Er bestaat veel onderzoek naar de psychologie van migratie, maar weinig in relatie tot de arbeidsmarkt. Er is weinig wetenschappelijke kennis over de correlatie tussen wat een vluchteling nodig heeft en wat zijn tewerkstelling positief of negatief kan beïnvloeden. Dat is merkwaardig.’
Erkende vluchtelingen in België?
Syriërs vormen sinds 2015 veruit de grootste groep vluchtelingen in ons land. Irakezen en Afghanen vervolledigen de top drie van nationaliteiten. Sinds 2015 kregen 35.575 Syriërs, Irakezen en Afghanen een beschermingsstatuut in ons land. Hun totale aantal in België is wel hoger: er zijn ook nog mensen die voor 2015 al erkend werden, plus mensen die niet erkend werden en (nog) niet terugkeerden naar hun land.
Deskundigen oordelen dat psychosociale problemen gangbaar zijn bij vluchtelingen. Volgens data van de Wereldbank wonen er vandaag ongeveer 2,5 miljoen erkende vluchtelingen in de Europese Unie, op een bevolking van ongeveer 750 miljoen Europeanen. In 2020 kregen volgens Eurostat 211.900 personen een beschermingsstatuut in de EU. Syrië, Afghanistan en Venezuela voeren dat jaar de top drie van nationaliteiten aan.
Versnippering van hulp, en hoe het anders kan
Het is in principe niet de taak van de VDAB om te peilen naar het psychosociaal welzijn van de mensen waar zij mee werken. Vaak moet de VDAB zijn cliënten dus doorverwijzen naar de gepaste zorg.
In Vlaanderen werken we te gefragmenteerd, vindt Van Couillie. ‘Alle psychische problemen, en obstakels in de zoektocht naar onderwijs voor de kinderen, en een woning, gezondheidszorg, werk, komen samen in één persoon. Maar onze diensten zijn versnipperd. Als mensen geen rust of stabiliteit hebben gevonden, kunnen wij bij de VDAB moeilijk met hen werken. Dan moeten we hen doorverwijzen naar welzijn.’ Naar gespecialiseerde hulp in de geestelijke gezondheidszorg, dus.
Geert Daems vindt dat consulenten zélf een minimum aan psychosociale gevoeligheid aan de dag moeten leggen. ‘Vele vluchtelingen zijn depressief terwijl ze wachten op een verblijfsvergunning, ervaren een euforisch gevoel als die papieren er eindelijk komen, en belanden dan opnieuw in depressie als ze geconfronteerd worden met het besef dat ze opnieuw van nul moeten beginnen. Een begeleider moet weten waar die persoon zich op dat moment op die curve bevindt, en de begeleiding daar op afstemmen. Dat gebeurt te weinig.’
‘Psychische problemen en traumatiserende ervaringen bespreekbaar maken: zo krijgen vluchtelingen ruimte in hun hoofd om te kúnnen leren.’
‘Een vluchteling heeft per definitie nog geen sociaal netwerk. Zeker in de zoektocht naar werk is dat belangrijk. Voor je kan beginnen met zoeken naar werk moet je als vluchteling veel andere obstakels uit de weg ruimen. Jezelf verkopen op een sollicitatie, of gewoon al een opleiding kunnen volgen, dat is niet evident als je in je hoofd bezig bent met de veiligheid van je familie.’
De VDAB zet stappen om de samenwerking met organisaties in de welzijnszorg te verbeteren. ‘Wat we tot nu toe altijd deden, was mensen doorsturen’, zegt Van Couillie. ‘Nu is zorg voor het welzijn van de cliënt soms verweven in zijn traject. En dat is de sleutel tot succes.’
‘In Oost-Vlaanderen hebben we trajecten opgezet in samenwerking met Centra voor Volwassenenonderwijs en basiseducatie’, vertelt Van Couillie. ‘We kregen alle betrokken diensten samen op één opleidingsvloer. De opleiding omvat Nederlands, basiswiskunde, basis-ICT en — belangrijk — veerkracht.’ Het is het Centrum voor Algemeen Welzijn (CAW) Oost-Vlaanderen dat voor dat deel ‘veerkracht’, Mindspring at Work, zorgt.
‘Eén coach ging overal mee in deze trajecten. Psychische problemen en traumatiserende ervaringen bespreekbaar maken, samen met andere vluchtelingen, in groepen in de thuistalen: zo krijgen de vluchtelingen in hun hoofd ruimte om te kúnnen leren.’
‘En, opvallend,’ stelt de VDAB-consulent vast, ‘alle deelnemers bevinden zich na twee jaar in een duurzamere situatie. Ze houden vol. Net omdat welzijnszorg deels in het traject vervlochten zit.’
‘Het helpt ons ook om te weten wat er in hun hoofd omgaat’, zegt Van Couillie. ‘Anders zouden wij bij de VDAB nooit te weten komen dat er een werkzoekende voor ons zit die bijvoorbeeld kampt met angst en stress, doordat zijn familie onveilig is in een oorlog of op de vlucht. Aan ons zouden ze zoiets nooit toevertrouwen. Wij zijn de overheid, en ze zijn hier geraakt omdat ze geen enkele overheid hebben vertrouwd. Maar aan een ervaringsdeskundige in de Mindspring-groepen vertrouwen ze dat toe. Die informatie stroomt naar ons door.’
‘Het is alsof we zouden vragen aan mensen die juist een naaste hebben verloren om meteen grote stappen te zetten in hun professionele leven’, zegt Van Couillie nog.
“One-size-fits-all” of maatwerk?
Werkzoekende vluchtelingen krijgen vaak telkens opnieuw extra opleidingen aangeboden. Het gebeurt met de beste bedoelingen, maar zorgt ook voor extra stress, obstakels, onbegrip en woede.
‘De VDAB schat de kans hoe snel mensen werk vinden in en gebruikt daarvoor kleurencodes’, zegt Daems. ‘Een zwarte kleur betekent een lage kans op werk, een groene kleur betekent dat de betrokkene snel zelfstandig werk kan vinden. De VDAB richt zich met persoonlijke dienstverlening op de groepen met minder kans op werk. Laaggeletterden moeten vaak een basiscursus Nederlands, rekenen en basis-ICT volgen. De VDAB redeneert dat ze die drie zaken zeker gaan nodig hebben. Eerst moeten ze die competenties verwerven.’
‘Dat blijkt soms te veel gedacht vanuit de procedure, in plaats van vanuit de profielen van de mensen zelf’, stelt Daems vast. ‘Welke algemene vaardigheden moet bijvoorbeeld een chauffeur hebben? Maar specifieke werkgevers vereisen die drie bepaalde vaardigheden misschien helemaal niet. Beter afstemmen is de boodschap, in plaats van een one size fits all-aanpak, die vertragend en frustrerend werkt.’
‘Veel vluchtelingen ervaren dat ze van de ene opleiding naar de andere gaan, zonder uitzicht op werk’, vervolgt Daems. ‘Dat werkt demotiverend. Perspectief is cruciaal. Als er een opleiding is mét het perspectief dat er aan het eind een werkgever op je wacht, dat het eindpunt een vast contract is, dan motiveert een opleiding wel. Dat is de connectie met werkgevers die bij de VDAB nog te weinig gemaakt wordt. Maar er wordt werk van gemaakt’
‘Onze arbeidsmarkt heeft te weinig oog voor wat vluchtelingen kunnen of makkelijk kunnen leren, en te veel voor procedures.’
Louise Van Couillie liet de eigen dienstverlening bij de VDAB doorlichten. Een reactie van een van de vluchtelingen is haar bijgebleven: ‘Ik wil werk, en ik krijg een traject.’ ‘Verdorie, dacht ik, die heeft gelijk’, zegt Van Couillie. ‘Eerst moeten ze Nederlands leren, dan pas kunnen ze zich aanmelden bij de VDAB en daar moeten ze opnieuw Nederlands leren. Die aanpak vertrekt vanuit ons lineaire idee over hoe je een bepaalde taal verwerft.’
‘Alles loopt in formele procedures. Wij beseffen niet altijd hoe dat aankomt bij vluchtelingen. Word maar eens op een lang traject gestuurd, en geconfronteerd met alles wat je niet meer kan. Je zou voor minder ontmoedigd raken.’
Ook Raf De Dobbeleer vindt dat we te veel in procedures denken. ‘Of je Nederlands goed is en of je goed kunt rekenen, doet weinig af aan het feit dat je een goede chauffeur bent. Maar al die procedures stellen ook HR-medewerkers tewerk in bedrijven. Soms heeft onze arbeidsmarkt te weinig oog voor wat mensen kunnen of makkelijk kunnen leren op de werkvloer, en te veel voor procedures die eerst moeten doorlopen worden.’
Verlies van status
Wat mensen kunnen of makkelijk kunnen leren, is vaak niet de richtlijn bij de begeleiding van vluchtelingen die werk zoeken.
‘Onze arbeidsmarkt is sterk diplomagericht en vereist steeds hogere competenties’, zegt Van Couillie. ‘Eén op de drie werknemers in Oost-Vlaanderen heeft minstens een bachelordiploma. Ik viel van mijn stoel van dat cijfer. Maar de meeste vluchtelingen zijn ofwel lager geschoold ofwel hoogopgeleid met diploma’s die niet erkend worden.’
‘Soms zie ik het ook bij Belgische werkzoekenden: mensen die bijvoorbeeld een doctoraat haalden, maar geen werk vinden.’
‘Voor hoogopgeleide vluchtelingen is de verlieservaring vaak nog groter. Veel diploma’s worden niet erkend. Daardoor gaat gedwongen migratie meestal gepaard met een verlies van status, en dat heeft een grote psychische impact.’
‘Soms zie ik dat ook bij Belgische werkzoekenden’, vertelt Van Couillie. ‘Mensen die bijvoorbeeld een doctoraat haalden, maar geen werk vinden. Als ze beginnen solliciteren in andere sectoren, moeten al hun publicaties van hun cv af. Die zijn dan van geen tel meer. Dat is een verlieservaring. Bij vluchtelingen is dat nog erger, want ook een deel van hun identiteit is weg.’
‘Alle sectoren zetten muurtjes op’, zegt Daems. ‘Iedereen zegt dat we alle krachten nodig hebben, ook anderstaligen en immigranten, tot een ploegbaas eisen stelt. Een oplossing zou kunnen zijn: veel meer werkplekleren. Dan leg je de verantwoordelijkheid bij de werkgever. Maar vaak zeggen die dan: Neen, competenties bijbrengen is de taak van onderwijs.’
Hoeveel niet-EU-burgers zijn aan het werk?
Hoeveel Belgen zijn in ons land aan het werk of op zoek naar een job, en hoeveel niet-EU-burgers? In 2020 was 52,3% van de niet-EU-burgers tussen 20 en 64 jaar (waaronder ook erkende vluchtelingen) aan het werk of op zoek naar een baan. Bij Belgische burgers ging het om 72,6 %.
België scoort daarmee een stuk slechter dan het Europese gemiddelde van 61,9% actieve niet-EU-burgers en 73,5% van de eigen burgers. Dat blijkt uit cijfers van Eurostat.
Niet-EU-burgers waren in 2020 ook vaker werkzoekend dan eigen onderdanen. Bovendien hebben niet-EU-burgers meer kans om overgekwalificeerd te zijn dan Belgen. In de Eurostat-cijfers valt een ‘overkwalificatiepercentage’ van 43,8 % voor niet-EU-burgers te lezen voor 2019. Het betekent dat van het aantal werkenden met een hoger onderwijsniveau 43,8% overgekwalificeerd is. Door problemen met diplomagelijkschakeling moeten zij vaker dan eigen burgers onder hun niveau aan de slag.
Opleiden op de werkvloer
‘In Vlaanderen is er nu een zevental technische beroepen waar werkzoekenden via een procedure van “Erkennen van Verworven Competenties” kunnen tonen wat ze kunnen’, vertelt Daems. ‘Een slager uit India kan bijvoorbeeld een halve dag proeflopen in een opleidingscentrum en zo zijn competenties aantonen. Taal wordt daar niet getest. Het mag geen taaltest zijn, enkel een test van technische kunde.’
‘Dat vind ik fantastisch. Maar we zijn er al twintig jaar over aan het spreken en het bestaat nu voor zeven beroepen. Zulke inschakelingsprojecten hebben weinig prioriteit. Onbegrijpelijk, vind ik.’
‘We zijn al 20 jaar aan het spreken over het erkennen van competenties, en het bestaat nu voor amper 7 beroepen.’
‘Mijn eigen vader werkte zich op in een bank terwijl hij slechts een diploma van de secundaire school had. Vroeger kon dat nog. Inschakelingsprojecten waarbij je ervaring kan verwerven op de werkvloer, die zien we vandaag onvoldoende. Maar moest je werkgevers daarvoor straffen, dat zou dan weer geen mentaliteitswijziging teweegbrengen. Het is beter om vanuit de overheid budgetten aan werkgevers te geven om mensen op te leiden op de werkvloer.’
‘Het rendementsverlies voor werkgevers zal moeten worden opgevangen. Uit studies blijkt dat vluchtelingen puur financieel uiteindelijk een positieve bijdrage leveren aan de staatskas, maar het kost vele jaren van frustraties en woede. Dat kan vermeden worden door sneller en gerichter te investeren.’
‘Banenplannen schieten fel te kort’, vindt ook De Dobbeleer. ‘Om werkgevers aan te sporen om nieuwkomers aan te nemen en op de werkvloer op te leiden, moeten we echt stappen vooruit zetten.’
‘De Brusselse arbeidsmarkt is moeilijk. Tachtig procent van de jobs zijn voor hoger opgeleiden. Twintig procent voor anderen. Maar ons publiek is tegenovergesteld aan die samenstelling van de arbeidsmarkt. Tachtig procent is dus op zoek naar twintig procent van de jobs. Er is enorm veel concurrentie voor laaggeschoolde arbeidsplaatsen. Als je dan onvoldoende Nederlands of Frans beheerst, kom je vaak terecht op de zwarte markt, waar uitbuiting bestaat.’
Flexibele jobs
Zelfs al vindt een vluchteling werk op de reguliere arbeidsmarkt, dan nog zijn het vaak zogenaamde flexibele jobs. Strikt gezien is dat geen uitbuiting, maar zekerheid bieden zulke banen niet.
Louise Van Couillie: ‘Voor de jobs die zekerheid bieden, voor de vaste contracten, zijn vaak diploma’s vereist. Andere profielen komen vaak terecht in flexibele jobs die minder financiële zekerheid bieden. Als je de stap willen zetten naar het meer zekere segment op de arbeidsmarkt gaan de voorwaarden voor competenties omhoog.’
‘Onze economie maakt veel gebruik van mensen in tijdelijke situaties, met interimcontracten’, zegt ook De Dobbeleer. ‘Een vast contract krijg je in sommige sectoren nooit. Mensen met een migratieachtergrond komen vaak in zo’n werk terecht, terwijl ze bij uitstek op zoek zijn naar zekerheid. Als ze dan eindelijk werk en zekerheid denken gevonden te hebben, komen ze bedrogen uit.’
‘Er moet meer controle op werkgevers komen, maar is dat geen utopie in ons neoliberaal systeem? Het probleem ligt bij de politiek.’
‘Als je met een grote groep nieuwkomers zit die ingeschakeld moet worden, zou je actiever moeten ingrijpen in de economie. Maar daar staan we meestal afkerig tegenover. Meer controle op werkgevers is een utopie in ons neoliberaal systeem. Het probleem ligt bij de politiek.’
‘We verwachten van vluchtelingen dat ze zo snel mogelijk aan het werk gaan, en er komen grote budgetten voor de arbeidsbemiddelingsbureaus van de vier regio’s (de drie gewesten plus de Duitstalige Gemeenschap, red.). Taalopleidingen, trajecten, dat is allemaal belangrijk in onze maatschappij. Maar als de volgende stap ontoegankelijk is, creëert dat enkel frustratie en psychische problemen. Je kan mensen leren zwemmen, maar als er geen zwembad is heeft het geen zin.’
Taal en werkhouding
Geert Daems en Louise Van Couillie wijzen nog op twee belangrijke obstakels waarvoor oplossingen nodig zijn: taal en arbeidshouding.
‘Als je op een sollicitatie zegt dat je álles wil doen, maak je geen kans. Maar sommige mensen denken net dat ze dan goed bezig zijn, omdat ze zich multi-inzetbaar tonen. Zo werkt het in België niet’, zegt Daems. ‘Velen weten niet hoe je hier moet solliciteren. Sommigen weten niet dát je überhaupt moet solliciteren, laat staan hoe.’
‘Alleen al dat er een VDAB bestaat, leg dat maar eens uit’, zegt Van Couillie. ‘Vele vluchtelingen denken dat ze bij de VDAB binnenstappen en dat wij hen werk geven.’
‘Ook de werkhouding is anders in sommige landen. We zien tijdens sollicitaties en op werkvloeren vaak dat vluchtelingen een afwachtende, onderdanige houding aannemen tegenover werkgevers. Dat kan cultureel bepaald zijn. Het is in die landen dan niet aan een lagere in rang om initiatief te nemen, je moet eerder beleefd te wachten tot je een opdracht wordt gegeven. Maar zo werkt het niet op veel werkvloeren.’
‘We hebben een verkrampte houding tegenover taal. Als je bevraagd wordt over je toekomst, gaat het niet om Nederlands oefenen maar om wat er gezegd wordt.’
Nog belangrijker is de taal. En het zou zomaar eens kunnen dat wij, en niet de vluchtelingen, het probleem zijn wat dat betreft. ‘We hebben een te verkrampte houding tegenover taal’, zegt Geert Daems. ‘Soms moet je mensen de kans gunnen om die sterke persoon te zijn die ze waren’.
‘Je verwachtingen over de toekomst, je ervaring, je talenten, die moet je goed kunnen uitleggen’, verduidelijkt hij. ‘Wanneer je dat doet, moet er geen Nederlands geoefend worden, er moet iets uitgelegd worden aan de consulent. En in je moedertaal sta je sterker in je schoenen. Anders voel je de ongelijke machtsverhouding tegenover de consulent. Ik als Nederlandstalige in mijn land, en hij of zij als de gast mijn taal spreekt.’
‘In een taal die je nog maar korte tijd leert, voel je je bovendien dom. Dan voel je dat je kansen misloopt, je voelt je achtergesteld en oneerlijk behandeld. Taal is macht, en waardigheid.’
Sinds kort kunnen er tolken worden gereserveerd voor gesprekken van consulenten in Brussel. ‘Nog te vaak is er geen reflex om een tolk in te schakelen. Dat is een miskenning van onze cliënten. Dat mensen zich kunnen uitdrukken in een taal die ze beheersen, is enorm belangrijk in de eerste gesprekken.’
Dossier: Op de vlucht in eigen hoofd
Posttraumatische stress: volgens studies lijdt meer dan 40 procent van de ongeveer 2,5 miljoen erkende vluchtelingen in de Europese Unie eraan. Daarbovenop komen de vele psychosociale problemen door de moeizame zoektocht naar een nieuwe plek in de samenleving. En psychische hulp is schaars voor veel vluchtelingen. MO* onderzoekt in een nieuw dossier wat dat betekent, welke hulpmodellen wel bestaan, waar het fout gaat. En hoe het anders kan.
Raadpleeg hier de andere artikels in het dossier ‘Op de vlucht in eigen hoofd’