'Vluchtelingen keren meestal terug'
Olivia U. Rutazibwa & Liesbeth Van den Bossche
08 oktober 2011
Valentino Achak Deng was een zogenaamde Lost Boy, een verzamelnaam voor de bijna 20.000 kinderen die bij het uitbreken van de burgeroorlog in Soedan in 1983 een onmenselijke, 1.500 kilometer lange voettocht ondernamen naar een vluchtelingenkamp in Ethiopië en daarna naar Kenia. 4.000 onder hen werden bijna vijftien jaar later, in 2000 en 2001, naar Amerika gevlogen. Deng was één van de allerlaatsten die net na 9/11 alsnog binnen mocht. In Amerika werd hij het slachtoffer van racisme en belandt hij van het ene slecht betaalde baantje in het andere. MO* sprak met Deng over zijn land, de nieuwste Afrikaanse staat Zuid-Soedan, over de rol van de internationale gemeenschap in conflict en ontwikkeling, en wat het is om vluchteling te zijn.
Hoe optimistisch bent u over de onmiddellijke toekomst van Zuid-Soedan?
Deng: Salva Kiir is een goede president voor Zuid-Soedan. Hij is een van de weinige leiders in de regio die erin slaagt om met de oppositie aan de onderhandelingstafel te schuiven. Niet alles zal van een leien dakje lopen, aangezien we een land in volle ontwikkeling zijn, maar het laat ons toe op een betere toekomst te hopen. Een ander hoopvol element is dat er veel mensen zijn die hard werk leveren om deze jonge natie op te bouwen. Onze oorlogen hebben meer dan vier miljoen mensenlevens gekost en zorgden voor miljoenen ontheemden. Een miljoen Soedanezen vluchtte naar Australië, de VS, Europa en Canada. Het is dit verleden dat er ons voortdurend aan herinnert dat de prijs van onze onafhankelijkheid zeer hoog is geweest, en dat we dus erg hard moeten werken om er een succesverhaal van te maken.
Er zijn er die zich vragen stellen bij de SPLM, die uit ex-rebellen bestaat, als politieke partij. Hoe schat u hun kansen in?
Deng: De SPLM moest de overgang maken van een bevrijdingsbeweging naar een politieke regeringspartij. Het is duidelijk dat ze nog doorheen een leerproces zullen moeten gaan. Ze zijn geen gevestigde partij zoals er zovelen zijn in Kenia bijvoorbeeld. We moeten hen pas vanaf nu beoordelen, vanaf de onafhankelijkheid. Maar de SPLM is niet de enige die vandaag een rol speelt. De hoofdverantwoordelijkheid voor de heropbouw van Zuid-Soedan ligt bij de burgers. Ik begin bij mezelf. We moeten ons de vraag stellen: ‘wat kunnen wij doen om onze natie op te bouwen?’
Is er een speciale rol weggelegd voor de diaspora in de heropbouw van Zuid-Soedan?
Deng: Zij zijn de enigen die een opleiding genoten tijdens de oorlog, want in Soedan was iedereen aan het vechten. Zo is het leiderschap in Zuid-Soedan vandaag in grote mate afhankelijk van wat deze diaspora zal doen, zij zijn de toekomst. Bij het uitbreken van de oorlog in 1983 werden de studenten als eerste geviseerd door de verschillende regimes in Khartoem. Ze werden geëxecuteerd en scholen sloten hun deuren. De intellegentsia trokken daarom naar de vluchtelingenkampen of naar andere oorden zoals Canada, de VS, Europa of Australië om hun opleiding verder te zetten, of ze trokken het woud in om zich bij de beweging (SPLA, or) aan te sluiten. Zij zijn de diaspora van vandaag. De tweede groep was die van de jonge veehouders, plattelandsbewoners die helemaal niets met het conflict te maken hadden. Hun vee werd op grote schaal gestolen. Om deze terug te winnen sloten deze niet-opgeleide jongemannen zich massaal en vrijwillig aan bij de rebellen. In minder dan drie jaar tijd waren er meer dan 60.000 strijdklare jongemannen. Wanneer rebellen over een thuisbasis, wapens en genoeg manschappen beschikken, worden ze een geweldige macht waarmee rekening moet worden gehouden. De toenmalige Ethiopische president Mengistu Haile Mariam was meer dan bereid om hen deze dingen te verschaffen.
Is het niet moeilijk om de mensen uit de diaspora naar Zuid-Soedan te lokken zolang de basisvoorzieningen nog niet voorhanden zijn?
Deng: Dat klopt, maar families kunnen onderling regelingen treffen. Zo kan een deel van het gezin achterblijven zolang de kinderen nog op school zijn, en iemand anders kan al terugkomen. De opgeleide achterblijvers kunnen werken en geld sturen. De overgrote meerderheid van de Soedanese vluchtelingen zijn vrijgezellen. Zij zijn degenen die zich aangesproken moeten voelen.
Hoe ziet u de toekomstige relaties tussen Soedan en Zuid-Soedan?
Deng: Momenteel zijn er nog spanningen en conflicthaarden aan de grens. Het Zuiden heeft zich afgescheiden en nam de olie met zich mee. Het Noorden blijft achter met de pijpleidingen en met slechts een vierde van de olie, terwijl hun inkomsten voor negentig procent uit de oliesector kwamen.
Maar tegelijkertijd is de vroegere Soedanese samenleving een van de meest genereuze samenlevingen die ik ooit gekend heb. Tijdens de feestdagen werken wij niet met uitnodigingen. Je kookt simpelweg in je huis en iedereen op straat is welkom. Dat is in onze beide hoofdsteden zo, zowel in Khartoem als in Juba. Iedereen noemt elkaar ‘Awani, Akwana’: ‘mijn broer, mijn zus’. Zelfs de president van Soedan, Omar Al-Bashir, noemt ons vaak zijn broeders uit het Zuiden, ook al vecht hij op datzelfde moment tegen ons. We zijn ook een van de meest vergevingsgezinde samenlevingen. We kunnen de ene dag vechten en de volgende dag samen eten. Ik kan het soms moeilijk bevatten hoe we zo overspoeld konden worden door oorlog. Ik heb hoop: dat we bevriende buurlanden zullen worden wanneer het stof gaan liggen is. Dat er vrijhandel zal zijn tussen het Noorden en het Zuiden. Dat we geen paspoort nodig hebben om te reizen.
Hoe ziet u de rol van de internationale gemeenschap?
Deng: Ik ben voorstander van internationale tussenkomsten in conflicten. Tegelijkertijd ben ik ook wat terughoudend. Als je weet over welke gevoelige informatie de internationale gemeenschap beschikt, dan zou je verwachten dat ze op een eerlijke en rechtvaardige manier tussenkomen in
Waarom zou ik mijn dorp achterlaten om in een station of onder een brug te moeten slapen?
t conflict, maar dat is niet zo omdat dat er heel wat belangen meespelen. De internationale gemeenschap zou in eender welk conflict steeds een holistische aanpak moeten hanteren: een rechtvaardige beoordeling van het conflict waarin beide kanten betrokken worden. Dit geldt ook voor ontwikkelingssamenwerking. Om daadwerkelijk te helpen, moet het geld aan de mensen ter plaatse gegeven worden. Wanneer ontwikkelingswerkers jaren later weer vertrekken en er niets gebeurd is, tast dit ook de reputatie van de internationale gemeenschap aan. Anders is geld geven niet meer dan een pr-stunt.
U pleit er dus voor dat de internationale gemeenschap niet expliciet een kant kiest in een conflict. Geldt dat ook voor Soedan?
Deng: In de jaren tachtig werd de SPLA afgeschilderd als een terroristische groepering. Enkele jaren later werd Khartoem ‘de slechterik’. Dus al naargelang de windrichting van het moment verandert de internationale politiek. Daarom is het belangrijk dat er een holistische aanpak wordt nagestreefd. Zo krijg je alle kanten van het conflict rond de tafel. Aangezien rebellen, de overheid en buurlanden elkaar niet kunnen vertrouwen zijn er neutrale bemiddelaars nodig.
Zondag ontmoet u onze minister van Buitenlandse Zaken Steven Vanackere. Wat gaat u hem vragen of zeggen?
Deng: Als ik de kans krijg, zal ik hem erop wijzen dat Europa, ondanks de huidige financiële crisis, een zeer welvarend continent is, en dat het de verantwoordelijkheid heeft om ontwikkelende landen bij te staan via ontwikkelingshulp. Het moet geld geven zodat we onszelf kunnen ontwikkelen, werk creëren, en financiële stabiliteit kunnen nastreven. Op die manier kunnen conflicten onmiddellijk in de kiem worden gesmoord.
Ook zal ik de minister om steun voor Zuid-Soedan vragen. België en de EU moeten ons de middelen geven om scholen, ziekenhuizen en universiteiten te bouwen. We hebben wel olie, maar door de spanningen zullen de olie-inkomsten nog even op zich laten wachten.
U hebt zelf een school gebouwd in uw dorp Marial Bai, maar de werking ervan hangt af van de goede wil van mensen om geld te geven. Hoe duurzaam is dit soort financiële hulp?
Deng: De hulp zelf is niet duurzaam, maar als u ons het geld geeft, maken wij daar een duurzame onderneming van. Mijn school bijvoorbeeld heb ik kunnen bouwen met de inkomsten van de verkoop van het boek (Wat is de Wat van Dave Eggers, or). Op de school hebben we nu een schoolboerderij, waar alle leerlingen als deel van hun landbouwopleiding een bepaalde opbrengst moeten genereren. Een deel van die inkomsten gaat naar het schoolvoedselprogramma, een ander deel wordt verkocht. In plaats van geld in te zamelen voor schoolgeld, vraag ik dus soms veeleer geld voor een tractor of voor meststof. Dat is een manier om de school duurzaam te maken. Op lange termijn zal het normaal zijn om inschrijvingsgeld te betalen.
De Westerse publieke opinie staat tegenwoordig vaak weigerachtig tegenover vluchtelingen en ook de opvang laat vaak te wensen over. Hoe moeilijk is het om vluchteling te zijn in het Westen?
Deng: De term ‘vluchteling’ heeft in de eerste plaats al een heel erg negatieve connotatie. Mensen verwachten echter niet dat vluchtelingen iets zijn of kunnen. Ze zien je enkel als iemand aan wie ze geld geven. Maar dat is een verkeerde instelling. Een dokter of professor bijvoorbeeld kan ook toevallig ontheemd zijn door een conflict in zijn of haar thuisland. Er is niemand die zomaar familie, een woonplaats, vrienden of een heel sociaal leven achterlaat om naar een ander land te trekken. Waarom zou ik mijn dorp achterlaten om in een station of onder een brug te moeten slapen? Vluchtelingen hebben op verschillende plaatsen getoond dat ze productieve elementen van een samenleving zijn als ze daartoe de kans krijgen.
Ze dragen bovendien bij aan de diversiteit in de gastsamenleving met bepaalde persoonlijke, culturele en familiale waarden die van vitaal belang kunnen zijn. Vluchtelingen moeten daarom worden opgenomen in de samenleving via sponors, mensen die hen persoonlijk begeleiden en deel laten uitmaken van hun leefwereld. Zo smeden er zich familiale en vriendschapbanden.
In de meeste gevallen gaan ze trouwens terug naar hun land. Hierdoor ontstaan nieuwe banden tussen landen. Ik ben bijvoorbeeld een vluchteling in Amerika geweest, en zo gauw ik de mogelijkheid kreeg, keerde ik terug. Ik heb een school gebouwd in mijn dorp. Welk beeld hebben die kinderen van Amerika? Dat het een land is dat hen helpt. Dit is dus een andere manier waarop landen zich in de toekomst kunnen integreren.
Op zondag 9 oktober 2011 is Valentino Achak Deng te gast in het Zuiderpershuis in Antwerpen op Meet&Greet georganiseerd door Vluchtelingenwerk Vlaanderen.
Meer info: www.vluchtelingenwerk.be
Valentino Achak Deng Foundation