‘Als jongere op straat leef je met de mentaliteit van een roofdier’‎

Interview

Steeds meer niet-begeleide minderjarige vluchtelingen in Brussel

‘Als jongere op straat leef je met de mentaliteit van een roofdier’‎

‘Als jongere op straat leef je met de mentaliteit van een roofdier’‎
‘Als jongere op straat leef je met de mentaliteit van een roofdier’‎

Cassandra Backx en Pieter Jeurissen

26 oktober 2021

Honderden kinderen en jongeren leven in Brussel alleen op straat, en hun aantal groeit onrustwekkend. Hulporganisaties trekken aan de alarmbel, omdat het beleid deze minderjarigen aan hun lot overlaat. Vaak gaat het om niet-begeleide minderjarige vluchtelingen.

Flickr/ Boris Thaser (CC BY 2.0)

Hulporganisaties trekken aan de alarmbel: ‘Steeds meer jongeren en kinderen, sommigen niet ouder dan negen jaar, zijn op zichzelf aangewezen in de straten van de hoofdstad.’

Flickr/ Boris Thaser (CC BY 2.0)

Honderden kinderen en jongeren leven in Brussel alleen op straat, en hun aantal groeit onrustwekkend. Hulporganisaties trekken aan de alarmbel, omdat het beleid deze jongeren aan hun lot overlaat. Vaak gaat het om niet-begeleide minderjarige vluchtelingen. ‘Straatjongeren moeten de kans krijgen om zich te kunnen ontplooien,’ zegt Youssef, die zelf enkele weken op straat leefde in Brussel toen hij als jongere in België aankwam.

‘Steeds meer kinderen, sommigen niet ouder dan negen jaar, zijn op zichzelf aangewezen in de straten van de hoofdstad.’ Het was een alarmerende boodschap waar begin september verschillende organisaties op het terrein mee naar buiten kwamen: SOS Jeunes, Dokters van de Wereld, Het Burgerplatform voor Vluchtelingen en Artsen zonder Grenzen. Het was geen eenmalige vaststelling van één organisatie, maar een ‘van straatrondes tot mobiele teams die naar de kraakpanden trekken’.

Alleen al in de eerste helft van dit jaar kwamen 475 minderjarigen aankloppen bij SOS Jeunes. Een cijfer dat nu al bijna het volledige aantal jongeren evenaart dat vorig jaar bij hen kwam aankloppen. En de cijfers voor dit jaar blijven stijgen. In juni 2021 kwamen er zo drie keer meer jongeren langs dan de maand voordien.

Volgens de organisaties gaat het ook om steeds jongere kinderen. ‘Deze kinderen kunnen nergens terecht en zijn totaal op zichzelf toegewezen, zonder oplossingen of alternatieven, en dat in het hart van onze Europese hoofdstad,’ stelde Geraldine Julien, coördinatrice bij SOS Jeunes, in een persbericht.

Minderjarige jongeren op straat lopen een hoog risico om in de criminaliteit te belanden en verslaafd te raken aan drugs.

Op straat leven is voor jongeren vanzelfsprekend een situatie die veel risico’s met zich meebrengt. Zeker voor minderjarige jongeren. Zij lopen een hoog risico om op die manier in de criminaliteit te belanden en een drugsverslaving te krijgen, zo bevestigen verschillende wetenschappelijk studies. Gebrek aan ondersteuning, stressvolle levensomstandigheden en mentale gezondheidsproblemen zetten deze jongeren aan tot criminaliteit en drugsgebruik.

De vier terreinorganisaties, die minderjarigen opvangen en begeleiden, pleiten voor een beter beleid. ‘Deze kinderen moeten, onafhankelijk van hun administratieve statuut, behandeld worden als de minderjarigen die ze zijn, zodat hun fundamentele rechten gerespecteerd worden en ze adequaat geholpen kunnen worden’, vragen ze.

Geen eten, wel drugs

De problemen zijn herkenbaar voor Youssef, nu 23. Hij werd geboren in Marokko, maar verliet als tiener zijn ouderlijk huis en vaderland, op zoek naar een beter leven. In januari 2018 kwam hij aan in Brussel, na een lange reis door Spanje en Frankrijk. Hij bracht enkele moeilijke eerste weken door in de straten van onze hoofdstad, voor hij in een pleeggezin geplaatst werd.

Wanneer we hem vragen naar zijn ervaringen in Brussel, zegt Youssef dat hij er eigenlijk liever niet naar terugkeert. Vooral het station Brussel-Noord vermijdt hij zoveel mogelijk. Aan die plaats zijn voor hem veel traumatische herinneringen verbonden.

Zoals veel niet-begeleide jonge vluchtelingen raakte Youssef verslaafd aan drugs. Eten en drinken vinden de jongeren nauwelijks op straat of op hun vlucht, maar drugs, daar komen ze heel makkelijk aan.

‘Veel jongeren komen terecht in groepen waar veel drugs gebruikt wordt. Het is een soort coping-mechanisme (psychische manier om om te gaan met problemen, red.) voor het op straat moeten slapen’, vertelt een medewerker bij Minor Ndako, een vzw die onder andere niet-begeleide minderjarige vluchtelingen opvangt en begeleidt. Dat zijn kinderen en jongeren die op de vlucht zijn maar die alleen aankomen in ons land, zonder ouder of andere volwassen begeleider.

Overleversmentaliteit

‘Niet-begeleide minderjarigen zijn in België terug te vinden in de straten van alle grootsteden’, zegt de medewerker van Minor Ndako. ‘Maar in Brussel is het probleem het grootst. Vaak wonen deze jongeren in kraakpanden, maar om daar te kunnen overnachten moeten ze een buit binnenbrengen. Het is een uitbuitingsmechanisme, waarbij de minderjarigen enkel onderdak krijgen in ruil voor gestolen goederen of geld. ‘Om te kunnen overleven, moeten ze diefstallen plegen.’

‘De mentaliteit om te overleven op straat zou je kunnen vergelijken met de mentaliteit van een roofdier’, vertelt de medewerker van Minor Ndako. ‘Kansen zien en ze direct grijpen. Agressief zijn, assertief zijn. Snel weglopen.’

De organisatie van onze hoofdstad maakt het moeilijk om de jongeren op te volgen. ‘Brussel kent een wildgroei aan politiezones, met verschillende burgemeesters en bevoegdheidsniveaus waarin de verschillende ambtenaren constant naar elkaar verwijzen’, zegt de medewerker van Minor Ndako. ‘Deze versnipperde overheid maakt het in de praktijk moeilijk om echt iets aan de problematiek te doen.’

‘Ik wilde naar een land waar ik vrij kon zijn, vrij om mijn mening over politiek, religie en tradities te uiten.’

‘Op straat heerst de wet van de jungle’, getuigt Youssef. ‘Eigenlijk precies zoals vroeger in mijn omgeving in Marokko. Ik heb Marokko vooral verlaten omdat ik weg wilde van de mensen rondom me. Ik groeide op in een crimineel en gewelddadig milieu. Kinderen werden er opgevoed om zware jongens te worden. Stoer, crimineel gedrag wordt aangemoedigd.’

Youssef stelde zich er aanvankelijk weinig vragen bij. ‘Als tiener had ik er geen problemen mee om mensen te bestelen. Een gevaarlijk imago hebben was er belangrijk. Survival of the fittest. Maar alles veranderde toen ik naar een jeugdgevangenis gestuurd werd.’

‘Voor mensen uit mijn milieu was het heel normaal om in de gevangenis gezeten te hebben. Maar toen ik na een aantal maanden weer vrijkwam, voelde het alsof ik mijn leven kwijt was. Voordien was ik een goede student. Ik behaalde steeds heel goede punten, topscores zelfs. Na mijn gevangenisstraf werd ik plots in geen enkele school meer toegelaten. Ik had geen toekomst meer in Marokko, dus besloot ik weg te gaan.’

Dat hij op straat in België diezelfde vechtersmentaliteit zou moeten bovenhalen, daar had Youssef geen benul van. En dat hij in België terechtkwam, was net zo ongepland. ‘Ik had eigenlijk nog nooit van België gehoord. Eerst wilde ik naar Scandinavië, zo ver mogelijk weg van Marokko’, zegt Youssef. ‘Naar een plek waar ik zo weinig mogelijk andere Marokkanen zou tegenkomen.’

‘Ik wilde naar een land waar ik vrij kon zijn, vrij om mijn mening over politiek, religie en tradities te uiten. Ik ben bijvoorbeeld sterk gekant tegen Marokko’s bezetting van de Westelijke Sahara, maar voor die mening kan ik in Marokko absoluut niet uitkomen.’

Trauma’s

De vlucht is voor niet-begeleide minderjarige vluchtelingen vaak traumatiserend. En ook wanneer ze in een nieuw thuisland terechtkomen, blijven ze nog lang kampen met de mentale impact van hun vlucht. Anderhalf jaar na hun aankomst in ons land hebben ze vaak nog steeds last van paniekaanvallen, depressie of een posttraumatische stressstoornis, zo bleek uit onderzoek door de UGent naar het mentale welzijn van 103 niet-begeleide minderjarigen in België.

‘De reis was van bij het begin heel zwaar’, vertelt Youssef. ‘Ik had onderweg geen eten, enkel water. Nadat ik thuis vertrok, moest ik eerst een stuk door Marokko reizen. Ik wandelde honderden kilometers in noordelijke richting. Onderweg probeerde ik te liften, maar niemand stopte.’

‘Al snel raakte ik in mijn zoektocht naar eten verzeild in het drugsmilieu. Op een dag had ik geluk en stopte er iemand. Het was een vriendelijke oudere man met een Europees uiterlijk. Zijn naam was Gabato. Hij verbouwde en verkocht hasj. Ik trok bij hem in en werkte voor hem. Ik deed boodschappen, werkte in de keuken en maakte schoon.’

Voor een jongere op de vlucht was het een goede tussenoplossing: ‘Ik werd goed behandeld, verdiende vijf euro per dag, kreeg kost en inwoon en ondertussen leerde ik Spaans van Gabato’, vertelt Youssef. ‘Maar na een tijd werd de sfeer grimmiger. Er kwamen steeds vaker duistere personen over de vloer, onder andere uit het Mexicaanse drugsmilieu. Ik besloot opnieuw te vertrekken.’

Uiteindelijk bereikte Youssef de Marokkaanse kust, vanwaar je het Europese vasteland kan zien. Hij besloot de zee-engte over te zwemmen naar Melilla, een Spaanse enclave in Noord-Afrika. Terwijl ik zwom, richtte de Spaanse kustwacht de schijnwerpers op mijn gezicht. Maar ze besloten mij te laten zwemmen, waardoor ik aan de overkant kon raken.’ Na enkele maanden nam Youssef de boot van Melilla naar Motril op het Spaanse vasteland.

‘De hele tocht van Marokko naar Brussel leefde ik van dag tot dag.’

In Spanje probeerde Youssef geld te verdienen door afgedankte tweedehandsgoederen, die hij op straat vond, door te verkopen. ‘Ik kwam er ook voor het eerst in contact met het medicijn clonazepam (ook bekend onder de merknaam Rivotril, red.). Dat is eigenlijk bedoeld voor mensen die lijden aan epilepsie of paniekaanvallen. Maar ik kon er mijn gedachten mee uitschakelen en ontsnappen aan de ellende.’ Het is een medicijn dat ook voorgeschreven kan worden tegen angsten en slapeloosheid.

‘De hele tocht van Marokko naar Brussel leefde ik van dag tot dag’, herinnert Youssef zich. ‘Ik bereikte Frankrijk via de grens bij San Sebastián, vervolgens trok ik naar Bayonne waar ik onopgemerkt de TGV wist binnen te glippen. Zo bereikte ik Parijs, waar ik enkele nachten bleef. Van daaruit nam ik opnieuw de TGV, dit keer naar Brussel.’

Op straat in Brussel

‘Ik kwam aan in Brussel in januari, hartje winter’, herinnert Youssef zich. ‘Het was ijskoud buiten. Ik ging op zoek naar een plaats om te overnachten en kwam uit bij het nachtasiel in de buurt van het Zuidstation.’

Dat is niet meteen de veilige omgeving voor jongeren, om het zacht uit te drukken. ‘Het nachtasiel was zeer onveilig. Mannen van alle leeftijden en culturen zaten er door elkaar. Er werd openlijk drank en drugs gebruikt. De volgende nacht ging ik er weer aankloppen. Maar ik kreeg een gele kaart, wat betekende dat ik de nacht er niet opnieuw mocht doorbrengen.’

Loten voor een slaapplaats

Youssef klopte in 2018 aan bij het nachtasiel van Hoeksteen vzw. Vóór de pandemie gebruikte die effectief een kaartensysteem voor de verdeling van de bedden, vertelt adjunct-directeur Anita Jambers aan MO*. Het uitgangspunt van Hoeksteen vzw is dat ‘iedereen evenveel recht heeft op een bed’. Daarom laten ze het lot beslissen.

‘Wij boden 48 bedden per nacht aan voor daklozen. Om acht uur ‘s avonds telden onze medewerkers de mensen die zich voor het nachtasiel hadden verzameld. Voor elk bed namen we één rode kaart. Daarna telden we hoeveel mensen méér dan 48 er stonden. Die kregen een geel kaartje. Een begeleider schudde deze kaarten vervolgens door elkaar, en trok per aangemelde persoon een kaart van de stapel. Bij een rood kaartje kreg de persoon een bed toegewezen. Bij een gele kaart wordt de toegang tot het nachtasiel geweigerd. We merkten dat de mensen dit systeem accepteerden aangezien iedereen door loting evenveel kans maakte op een bed.’

Door de coronamaatregelen die gelden sinds maart 2020 mag de vzw elke nacht slechts 30 mensen opvangen. ‘Ook de bedden mogen we niet meer elke avond verdelen onder een andere groep. In principe kan dus iemand die tijdens de afgelopen periode een bed bemachtigde blijven totdat de coronamaatregelen definitief worden opgeheven.’

‘Als ik geen onderdak vond, had ik geen vaste plek om de nacht in de stad door te brengen’, vertelt Youssef. ‘Ik sliep een uurtje hier, een uurtje daar… Vaak werd ik wakker van de kou, en ging ik in de stad op zoek naar karton dat ik als deken gebruikte om me te verwarmen.’

Op het goede spoor

‘Doordat ik een hobby had en niet hele dagen op straat zat, kreeg ik weer een levensdoel.’

Na een aantal maanden op straat en in opvangcentra kwam Youssef terecht in een pleeggezin. ‘Eerst en vooral heeft dat ervoor gezorgd dat ik van de drugs afgekickt ben’, zegt Youssef. ‘Het was een vereiste om bij hen te kunnen intrekken, maar ik wilde het vooral voor mezelf doen. Het was erg moeilijk, maar het moest gebeuren. Daarna begon ik stilaan mijn leven weer op het goede spoor te krijgen.’ Youssef kickte op anderhalve maand tijd af in Athanor, een afdeling van het Centre Neuro Psychiatrique St-Martin in Namen.

Dankzij zijn pleeggezin kon Youssef ook weer naar school gaan en haalde hij zijn diploma secundair onderwijs. ‘Ondertussen zit ik in mijn eerste jaar hoger onderwijs’, vertelt hij. ‘Ik koos voor informatica, omdat dat me erg boeit en omdat ik graag met computers bezig ben.’

Wat voor Youssef het verschil gemaakt heeft? ‘Ik heb een bezigheid gevonden. In mijn vrije tijd ga ik bijvoorbeeld graag muurklimmen. Toen ik in het opvangcentrum zat, werd er eens een uitstap naar een klimmuur georganiseerd. Sindsdien ben ik blijven gaan. Dat heeft mij een andere weg doen inslaan in het leven. Doordat ik een hobby had en niet hele dagen op straat zat, kreeg ik weer een levensdoel.’

Veel andere jongeren waarmee Youssef samen op straat leefde, hadden zo’n bezigheid niet en keerden terug naar de drugs en de criminaliteit. ‘Ik denk dat deze jongeren zich ook zouden kunnen ontplooien, net zoals ik, als ze ook een hobby kunnen vinden. Maar iemand moet hen eerst die kans geven, natuurlijk.’