‘Een inkomen is cruciaal om vrouwen meer zeg te geven’

Interview

UA-eredoctoraat voor Roshaneh Zafar, Pakistaans microkredietpionier

‘Een inkomen is cruciaal om vrouwen meer zeg te geven’

‘Een inkomen is cruciaal om vrouwen meer zeg te geven’
‘Een inkomen is cruciaal om vrouwen meer zeg te geven’

‘De context is moeilijk, maar er is altijd hoop.’ Roshaneh Zafar probeert de levens van tienduizenden vrouwen in Pakistan te verbeteren door hun toegang te geven tot meer economische macht, met microkredieten nieuwe stijl. Voor haar ‘uitzonderlijke rol’ krijgt ze een eredoctoraat van de UAntwerpen.

Foto met dank aan: Kashf Foundation

Roshaneh Zafar: ‘Vroeger verleenden we meer microkredieten aan groepen van vrouwen, dat doorbrak ook hun isolement. Vandaag werken we meer met individuele cliënten.’

Foto met dank aan: Kashf Foundation

De Universiteit Antwerpen reikt vandaag, 28 maart, vier eredoctoraten uit. Eén daarvan gaat naar de Pakistaanse Roshaneh Zafar. Met microfinanciering probeert zij de levens van tienduizenden vrouwen te verbeteren. MO* sprak met Zafar over vrouwen en patriarchaat, over de turbulenties van klimaat en politiek, en over de macht van geld.

‘Financiële diensten voor iedereen, in een samenleving zonder armoede en met gendergelijkheid.’ Zo luidt de visie van de Pakistaanse Kashf Foundation, waar Roshaneh Zafar initiatiefneemster en directeur van is. Zafar krijgt van de Universiteit Antwerpen een eredoctoraat ‘voor haar uitzonderlijke rol als ontwikkelingsactiviste.’

Dromen kan iedereen, handen en voeten geven aan zo’n hooggestemde utopie is een andere zaak. Kashf doet dat laatste met verve. Momenteel heeft de stichting 600.000 cliënten. Een groot deel daarvan zijn vrouwen die een lening aangaan om hun kleinhandel of micro-onderneming mee te financieren. Geen wonder dus dat kashf op veel plaatsen in Pakistan intussen synoniem geworden is voor microkrediet.

Het gaat niet goed met vrouwen in Pakistan. Het laatste Global Gender Gap Index-rapport van het Wereld Economisch Forum plaatst Pakistan op de 145ste plaats van 156 landen op het vlak van economische participatie, op plaats 135 voor onderwijs, op plaats 143 voor gezondheid en op plaats 95 voor politieke zeggenschap.

Veel slechter kan je het, aldus die cijfers, als vrouw niet treffen dan in Pakistan. Hoe komt dat zo?

Roshaneh Zafar: De ongelijkheid die vrouwen in Pakistan zo hard treft, heeft uiteraard verschillende lagen. Dat maakt haar ook zo moeilijk te bestrijden.

Er is om te beginnen de ‘middelen-ongelijkheid’, die ontstaat uit ongelijke toegang tot onderwijs, eten en gezondheidszorg. Het is ongelijkheid die gestalte krijgt binnen het gezin en de familie. Daarnaast heb je ‘vitale ongelijkheid’, die zich vooral uit op het vlak van lichamelijkheid of seksualiteit: wanneer meisjes trouwen, met wie ze trouwen, hoeveel kinderen ze hebben, of er sprake is van reproductieve rechten en of ze daar toegang toe hebben.

Zowel die eerste als die tweede ongelijkheid wordt versterkt door sociale ongelijkheden die niet specifiek met gender verbonden zijn, zoals klasse of inkomen.

‘Om hen zogezegd te beschermen, mogen vrouwen zich minder vrij bewegen en verplaatsen dan mannen.’

Maar onderliggend is er nog de ‘existentiële ongelijkheid’. Die is het gevolg van de sociale normen en culturele taboes, geproduceerd door de patriarchale cultuur die vrouwen fundamenteel minder acht dan mannen.

Deze ongelijkheid is niet abstract maar net heel tastbaar, bijvoorbeeld in de beperkingen van bewegingsvrijheid die meisjes en vrouwen opgelegd krijgen. Om hen zogezegd te beschermen, mogen vrouwen zich minder vrij bewegen en verplaatsen dan mannen. Dat betekent onder andere dat meisjes vaak niet naar school gaan als die school buiten het eigen dorp ligt. Voor jongens geldt die beperking niet of veel minder. En dat terwijl ouders wel degelijk onderwijs voor al hun kinderen willen.

Dat verklaart ook wellicht ook waarom slechts 23% van de tewerkgestelde Pakistanen vrouwen zijn?

Roshaneh Zafar: Inderdaad. Pakistan scoort op dat vlak als een van de slechtste landen ter wereld, en die lage tewerkstellingsgraad bij vrouwen zit al decennia rond diezelfde 20%.

Met alle gevolgen van dien, voor de hele maatschappij. Want als zo’n grote groep mensen uitgesloten wordt van productieve processen, betaalt de samenleving daarvoor in de vorm van minder welvaart en vooruitgang. Nochtans zien we dat vandaag 65% van alle afgestudeerden aan universiteiten en hogescholen meisjes zijn.

Foto met dank aan: Kashf Foundation

Roshaneh Zafar: ‘Als zo’n grote groep mensen als de vrouwen uitgesloten wordt van productieve processen, betaalt de samenleving daarvoor in de vorm van minder welvaart en vooruitgang.’

Foto met dank aan: Kashf Foundation

Die contradictie is niet nieuw in Pakistan, waar zichtbare en sterke vrouwen als Benazir Bhutto, Malala Yousafzai of Asma Jahangir de geschiedenis en het land delen met massa’s gemarginaliseerde vrouwen.

Roshaneh Zafar: Elk land en elke geschiedenis bestaat uit contradicties, toch? En misschien zijn dit geen tegenstellingen, maar eerder voorbeelden van het potentieel dat massaal verloren gaat? Vrouwen die kansen krijgen, gesteund worden en niet de hele dag tegen discriminatie moeten opboksen, kunnen veel realiseren.

Waar de overheid tekortschiet

Wie is verantwoordelijk voor de breuk tussen ambitieuze en goed opgeleide vrouwen en een mannelijk gedomineerde arbeidsmarkt? Is het die patriarchale cultuur, is het religie of is het de overheid?

Roshaneh Zafar: De overheid heeft wel goede wetten aangenomen, maar slaagt er niet in die te vertalen in de dagelijkse praktijk. Vaak heb ik het gevoel dat we hardlopen terwijl we ter plaatse blijven trappelen of, relatief gezien, achteruitboeren.

De Pakistaanse staat heeft veel te weinig geïnvesteerd in menselijke ontwikkeling. Bijvoorbeeld op het vlak van onderwijs schiet de Pakistaanse overheid met een lamentabele 3% van het bruto nationaal product duidelijk tekort. We weten nochtans dat onderwijs een van de beste instrumenten is om genderongelijkheid te bestrijden.

‘Er komen jaarlijks zo’n 500.000 kinderen bij, maar de overheid slaagt er niet in voor al die kinderen goed onderwijs aan te bieden.’

Bangladesh heeft wat dat betreft een veel beter rapport. Hun blotevoetenbenadering, met minder nadruk op schoolgebouwen maar meer op kwalitatief onderwijs en goede leerkrachtenopleidingen, werpt vruchten af: de bevolkingsgroei daalt snel, de tewerkstellingsgraad voor vrouwen is hoog en neemt toe, er is een goede toegang tot gezondheidszorg, reproductieve rechten en zwangerschapsbegeleiding…

In Pakistan bestaat ook best een grote vraag naar geboortebeperking, maar de overheid zorgt niet voor een voldoende en bereikbaar aanbod. Het gevolg is dat er jaarlijks zo’n 500.000 kinderen bij komen, en vervolgens slaagt de overheid er niet in voor al die kinderen goed onderwijs aan te bieden.

Is het ontbreken van onderwijs of andere kansen vooral een probleem voor meisjes op het platteland, of geldt dat evengoed in de stedelijke context?

Roshaneh Zafar: Er zijn zeker verschillen, en niet alleen tussen stad en platteland, maar ook tussen diverse provincies onderling – wat samenhangt met verschillen in beleid en cultuur. In de noordelijke provincie Khyber Pakhtunkwa, bijvoorbeeld, werd een ziekteverzekering ingevoerd, waardoor de toegang tot gezondheidszorg daar merkelijk beter is dan in de rest van het land.

Geloven in het eigen potentieel

U verwijst niet naar religie als bron van genderongelijkheid. Nochtans heeft de conservatieve islam behoorlijk aan politiek gewicht gewonnen in Pakistan. Speelt dat geen belangrijke rol?

Roshaneh Zafar: Ik ga me niet moeien met de vele mogelijke interpretaties van islam of de verschillende rechtsscholen en wat nog. Wat ik vaststel, is dat discriminatie van vrouwen gebeurt op basis van sociale normen en gewoonten. Het is met andere woorden geen theologische vraag, maar een zaak van culturele vertaling en veruitwendiging van vormen van geloof, vermengd met traditie.

Neem bijvoorbeeld de dowry, de bruidsschat. Dat is geen islamitisch gebruik, maar ook moslimgemeenschappen in Zuid-Azië passen het toe, met heel diepgaande gevolgen. Want omdat de bruid de bruidsschat moet betalen, wordt een meisje vanaf de geboorte al gezien als een economisch risico, terwijl een jongen onthaald wordt als een mogelijke investering. Opnieuw: met alle gevolgen voor eten, onderwijs en gezondheidszorg, maar ook met vrouwenhaat en verdrukking als gevolg.

‘We vertellen ons eigen verhaal en verspreiden het. Voor ons doet religie er niet toe.’

U noemde uw organisatie Kashf. Daarmee verbindt u haar toch ook uitdrukkelijk aan het universum van de soefi-islam, waaruit die term komt?

Roshaneh Zafar: Kashf verwijst naar het soort openbaring dat je krijgt door vol in het eigen potentieel te geloven, door te vertrekken van het geloof dat God in elk van ons is en zich toont in onze talenten en mogelijkheden.

Hoe die soefi-islam verder evolueert binnen Pakistan, is voor ons niet belangrijk. We hebben onze eigen ruimte gecreëerd en bewonen die zonder complexen. We vertellen ons eigen verhaal en verspreiden het. Voor ons doet religie er niet toe.

Zeggenschap voor vrouwen in een mannencultuur

Als patriarchale cultuur de bron is van genderongelijkheid, en als familiale keuzes zorgen voor de reproductie van zowel onderliggende cultuur als dagelijkse ongelijkheid, hoe doorbreek je die cirkel dan?

Roshaneh Zafar: Inkomen en economische macht zijn cruciaal om vrouwen meer zeg te geven in de strategische keuzes die in een gezin gemaakt worden. En dat gaat over alles: onderwijs, werk, gezondheid… Geld doet er echt wel toe.

Zodra een vrouw zelf een inkomen heeft, verwerft ze ook medezeggenschap over bijvoorbeeld de vraag of haar dochters naar school gaan. En de vaststelling is, keer op keer, dat het antwoord bevestigend is: ja, vrouwen willen dat zowel hun zonen als hun dochters naar school gaan, en ze zorgen daar ook voor als ze er de kans toe hebben.

‘Vanuit organisaties voor microkrediet hebben we te weinig aandacht gehad voor de omwenteling die moet plaatsvinden.’

Dat veronderstelt natuurlijk ook dat vrouwen controle hebben over het geld dat ze verdienen. Dat gaat niet vanzelf. Vanuit microkredietorganisaties hebben we te weinig aandacht gehad voor de omwenteling die moet plaatsvinden opdat de volle potentie van economische vooruitgang voor vrouwen gerealiseerd zou worden. Focussen op de moeilijke transformatie in plaats van de makkelijke transactie leert ons ook dat we ons perspectief naar de middellange termijn moeten verplaatsen.

En wellicht moet er ook meer werk met mannen gedaan worden?

Roshaneh Zafar: Verandering is relationeel. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen is niet alleen een strijd van vrouwen, dat is duidelijk. In Kashf kijken we daarom eerst naar het huishouden als economische eenheid, dan naar de economische positie en potentieel van vrouwen, én we betrekken mannen bij het gesprek en daardoor bij de verandering. We bieden intussen ook zwangerschapsbegeleiding en geboortebeperkingsgesprekken voor vrouwen én mannen aan.

Zijn er in Pakistan voldoende rolmodellen voor de verandering die u nastreeft? De hogere middenklasse, waar meisjes meer kansen krijgen en waar vrouwen minder kinderen hebben, krijgt het verwijt dat ze verwesterd is. Terwijl de scherpslijpers van traditie en dogmatisch geloof harder roepen dan ooit.

Roshaneh Zafar: De context is moeilijk. Maar dat neemt niet weg dat er altijd hoop is, of dat je moet zorgen voor hoop. Daarom zijn we ook actief geworden in mainstreammedia. We stelden immers vast dat we stonden te schreeuwen tegen een aanzwellende storm. Al ons moeizame werk van onderuit rond kindhuwelijken of huishoudelijk geweld, met gemeenschapstheater en familiale vorming, werd tegengewerkt door populaire series waarin toxische relaties en machomannen de dienst uitmaakten.

In 2012 produceerden we daarom de eerste dramaserie met kindhuwelijken als centrale thema. Andere series volgden, met thema’s als kindermishandeling of kinderhandel. Op dit moment werken we aan een serie waarin gendernormen in vraag gesteld worden, waarin mannen hun emoties tonen en vrouwen zelfbewust aan hun carrière werken. Door deze series op commerciële zenders te tonen, creëren we brede debatten en maatschappelijke impact.

Microkrediet, maar dan anders

Dat alles klinkt behoorlijk ver verwijderd van wat mensen zich meestal voorstellen bij microkrediet. Velen denken bij microkrediet aan het model van de Grameen-bank van Muhammad Yunus, de organisatie die vanaf 1976 in Bangladesh kleine bedragen ging verstrekken onder die noemer. Maar jullie hebben dat model, gebaseerd op groepsleningen en sociale controle, verlaten?

Roshaneh Zafar: Wij zijn daar in elk geval van vertrokken, omdat het in de jaren 1990 duidelijk de best beschikbare aanpak was. De groepsvorming zorgde niet alleen voor een betere terugbetaling van leningen, maar ook voor het doorbreken van het isolement waar veel vrouwen onder te lijden hadden. Het zorgde tegelijk voor economische vooruitgang én voor bevrijding van onderdrukking.

Het was dus een effectieve aanpak, tot 2008. Tegen dan waren een heleboel vrouwen het beu om verplicht tweewekelijks te vergaderen en voor elkaar verantwoordelijkheid te nemen. Bovendien nam de inflatie toen een hoge vlucht en had het land af te rekenen met een diepe financiële en politieke crisis. Dat creëerde de noodzaak en de kans om onze aanpak bij te stellen en meer te gaan werken met individuele cliënten.

Traditioneel was de stelling dat de overheadkosten, de vaste kosten, dan te hoog worden ten opzichte van de zeer kleine bedragen die bij microkrediet gebruikelijk zijn.

Roshaneh Zafar: Dat klopt, en we hebben tijdelijk de intresten van de kredieten moeten optrekken. Maar dankzij de inzet van technologie hebben we die kosten opnieuw onder controle gekregen en zijn we terug bij de 12% van voorheen.

Op veel plaatsen is het probleem van overmatige schuld ontstaan door de komst van en concurrentie tussen diverse organisaties voor microfinanciering. Hebben jullie cliënten daar ook problemen mee?

Roshaneh Zafar: Inderdaad. Dat probleem was ook een van de bijkomende redenen dat zo veel cliënten in 2008 er niet meer in slaagden om hun lening af te betalen. We denken dat toen 30% van onze cliënten te veel schulden had.

Intussen doen we zelf aan screening en is er overheidsregulering gekomen. Bij elke kredietaanvraag kunnen we nu nagaan wat de schuldensituatie van de aanvrager is. Wij zullen geen krediet verstrekken als we de derde lener zijn, bijvoorbeeld.

‘Met onze financiële producten bereiken we niet de allerarmsten. Wij zijn er eerder voor de working poor.’

Zijn de leningen die jullie verstrekken bedoeld als productieve investeringen? Of kunnen mensen ook lenen voor een ziekenhuisopname, schooluitgaven of aankopen?

Roshaneh Zafar: 75% van onze kredietverlening is bedoeld als productieve investering, waaraan via een kleine bijkomende premie een ziekteverzekering voor de hele familie verbonden is. Daarnaast hebben we ook consumptieleningen, renovatieleningen, leningen voor kleinvee… Met onze financiële producten bereiken we niet de allerarmsten. Bij hen is de nood zo hoog dat ze elke lening meteen zouden gebruiken voor onmiddellijke bestrijding van de honger. Wij zijn er eerder voor de working poor, de werkende armen: mensen met maandinkomens tussen 10.000 en 50.000 Pakistaanse roepie (35-165 euro, red.).

Klimaatrisico’s meenemen

U vermeldde 2008 en de financiële crisis als een keerpunt voor Kashf. Hadden de overstromingen van 2022 een vergelijkbare impact? Ik veronderstel dat veel mensen hun have en goed, en dus ook hun mogelijkheid om leningen af te lossen, verloren?

Roshaneh Zafar: Dat is zeker het geval. Van de 50.000 cliënten die we hebben in Sindh (een Pakistaanse provincie, red.) moest de helft vluchten voor het water. We hebben hen geholpen met onder andere nieuwe afbetalingsschema’s en nieuw kapitaal.

‘Mensen plaatsen hun spaargeld beter bij de bank dan het in geiten of schapen te stoppen. Vee ben je kwijt na een overstroming, spaargeld niet.’

De les op lange termijn die we hieruit trekken, is dat klimaatrisico’s altijd meegenomen en verzekerd moeten worden. We moeten ook meer inzetten op wat elk gezin kan doen om beter uitgerust en voorbereid te zijn op de gevolgen van klimaatverandering. We wéten immers dat er nog overstromingen, droogtes, nieuwe ziekten, landbouwcrisissen… op ons af komen.

Deze crisis en de covidcrisis die er net aan voorafging leerden ons ook dat mensen hun spaargeld beter bij de bank plaatsen dan het in de vorm van geiten of schapen te houden. Het vee ben je kwijt na een overstroming, spaargeld niet.