Hoe antiracisme en het antikoloniale verhaal opnieuw samenkomen
Antiracisme anno 2020: ‘We eisen gelijkwaardigheid in de kooi van de leeuw’
Samira Bendadi, Iratxe Alvarez
05 december 2020
‘De beste manier om een beweging als Black Lives Matter in België te neutraliseren? De deur wagenwijd openzetten, commissies oprichten en activisten verdelen door hen te lokken met postjes en machtsposities.’
Emma-Lee Amponsah
© Iratxe Alvarez
‘De beste manier om een beweging als Black Lives Matter in België te neutraliseren? De deur wagenwijd openzetten, commissies oprichten en activisten verdelen door hen te lokken met postjes en machtsposities.’ Onderzoekers Emma-Lee Amponsah en Joachim Ben Yakoub doen in een dubbelinterview hun licht vallen op de antiracismebeweging in België anno 2020 en blikken terug op de grote verontwaardiging, collectieve rouw en solidariteit.
Nog nooit kwamen in België zoveel jonge mensen met Afrikaanse roots bijeen als op de Black Lives Matter-betoging in Brussel, op 7 juni 2020. Tegelijk sneuvelden standbeelden en leek het discours van de dekoloniseringsstrijd een stevige duw in de rug te krijgen.
Maar de betoging legde ook een problematische situatie bloot: het collectief Justice Pour Mehdi, dat aandacht vraagt voor de zeventienjarige Brusselaar Mehdi die in augustus 2019 door een politiecombi aangereden werd, kreeg aanvankelijk geen toestemming om het woord te nemen tijdens de betoging. Want het ging over ‘Black Lives’. Een historisch moment in de strijd van zwarte mensen wereldwijd, en niets mocht de aandacht daarvan afleiden. Dat was de redenering van sommige organisatoren van de betoging in Brussel.
Het duurde niet lang of het conflict werd bijgelegd en de plooien werden gladgestreken. De familie van Mehdi en ook die van Adil, de jonge Brusselaar van Marokkaanse afkomst die begin april omkwam bij een controle op het naleven van de coronamaatregelen, konden op een zichtbare manier deelnemen aan de betoging.
Is dit een alleenstaand incident, of is het de weergave van een diepliggend conflict tussen mensen met Noord-Afrikaanse afkomst en mensen met wortels in Sub-Saharaans Afrika in België? En wat zegt dit incident over de Black Lives Matter-beweging? Moet je een zwarte huidskleur hebben om bij een betoging tegen politiegeweld op het podium te mogen staan?
Voor een antwoord op die vragen, of op zijn minst het begin daarvan, spreek ik met onderzoekers Emma-Lee Amponsah en Joachim Ben Yakoub. De eerste is Nederlandse, doctoranda aan de Universiteit Gent en richtte Black Speaks Back op, een project dat de pluraliteit van de Afro-diaspora in België en Nederland zichtbaar wil maken met video-opnames en events. De tweede is onderzoeker aan de UGent en verbonden aan Menarg, de onderzoeksgroep Midden-Oosten en Noord-Afrika van die universiteit.
In zijn werk geeft Ben Yakoub speciale aandacht aan wat hij de ‘gerevolteerde esthetiek’ noemt. Hij volgde de Arabische Lente en zoomde in op de rol van de culturele en artistieke scene in de val van het regime van Ben Ali in Tunesië.
Ik ontmoet de onderzoekers in de Kitchen, een rustige, coronaproof loft in het hart van Brussel die normaal gezien dienstdoet als residentie voor buitenlandse auteurs en artiesten. Het licht valt door het transparante plafond de ruimte binnen, een grote tafel staat centraal tegenover de open keuken. Over het hek op de bovenverdieping hangen kleren te drogen, plantjes slingeren zich naar beneden: het doet denken aan de patio’s van huizen in de medina’s van Maghreblanden, in Marokko of Tunesië.
Maar het onderwerp van ons gesprek is hard. Het wordt zoeken naar nuance, want in tijden van polarisering is spreken over racisme net als wandelen door een mijnenveld.
De opkomst van de Black Lives Matter-betoging in juni was groot. Hebben jullie daar een verklaring voor?
Emma-Lee Amponsah: De opkomst was wereldwijd groot, niet alleen in België, en dat midden in een wereldwijde pandemie. We zaten in lockdown toen het filmpje van de moord op George Floyd (waarin te zien was hoe de man omkwam door toedoen van de politie, red.) begon te circuleren op sociale media, waarop we toen met z’n allen meer tijd doorbrachten.
‘Adil was onze George Floyd, zo ervoer ik het binnen mijn eigen kring. Mensen voelden zich verlamd.’
De beelden hebben veel losgemaakt. Ze gingen over politiegeweld, maar ook over de onrechtvaardigheid die de pandemie met zich meebrengt. Ook wij hadden tijdens de lockdown te maken met politiegeweld, met de dood van Adil. Dat raakte mensen. Adil was onze George Floyd, zo ervoer ik het binnen mijn eigen kring. Mensen voelden zich verlamd.
Joachim Ben Yakoub: Door de lockdown konden mensen niet rouwen om de dood van Adil. Ze belden elkaar op, je kon hier en daar een opiniestuk of een artikel lezen, maar er was geen collectief publiek moment om de verontwaardiging en het gevoel van onrechtvaardigheid te uiten. Dat gevoel bleef sluimerend aanwezig in de aanloop naar de Black Lives Matter-betoging. Vandaar dat de twee ook in elkaar overliepen.
Maar dat collectieve moment werd voorafgegaan door een conflict: de familie van Mehdi kreeg aanvankelijk geen ruimte op de betoging. Hoe kon het zover komen? Waar ligt de kern van het probleem?
Amponsah: Dat soort conflicten is eigen aan onze tijd. We hangen voor berichtgeving te vaak af van sociale media, die ons met behulp van algoritmes indelen in sociale hokjes. Bovendien heeft België ook offline geen traditie van kritische opvoeding en debat. Daar komt nog eens bij dat Afro-Amerikanen op sociale media heel sterk aanwezig en vertegenwoordigd zijn. Ze hebben zo ook veel invloed op zwarte stemmen buiten de Verenigde Staten. Maar hun narratief houdt geen rekening met andere contexten en maatschappelijke samenstellingen.
Ik denk dat er door dit conflict toch meer aandacht is gekomen voor de relatie tussen mensen met roots in Noord-Afrika en mensen met roots in Sub-Saharaans Afrika. Dit incident heeft hen in zekere zin gedwongen om kritisch na te denken over solidariteit met elkaar.
‘Het verlies dat iemand ervaart die net zijn broer verloor, is met niets vergelijkbaar. En ook vijfhonderd jaar slavernij is met niets vergelijkbaar.’
Ben Yakoub: Convergentie en solidariteit zijn moeilijk te vatten in een theorie of discours. Je moet het niet alleen goed voorbereiden en plannen. Het is iets spontaans dat zich doorheen een gedeelde strijd ontplooit. Het is vergelijkbaar met wat we in Tunesië zagen bij de revoltes daar, bijna tien jaar geleden.
Mohamed Bouazizi (de Tunesische man die zichzelf toen op straat in brand stak, red.) was de George Floyd van Tunesië, zijn tragische dood kreeg de mensen op straat. Het is op zo’n moment van grote verontwaardiging en collectieve rouw over een figuur dat solidariteit ontstaat. Het gebeurt op het moment zelf, en je kan dat niet zomaar reproduceren.
Door die gesprekken van Black Lives Matter-activisten met de broer van Mehdi, die zeker pijnlijk waren, werden bepaalde inzichten ontwikkeld. Op die momenten werd de volgende vraag gesteld: is het lijden van één Marokkaanse familie vergelijkbaar met vijfhonderd jaar slavernij en zoveel honderden jaren van kolonisatie? Uiteraard is dat onvergelijkbaar. Het verlies dat iemand ervaart die net zijn broer verloor, is met niets vergelijkbaar. En ook vijfhonderd jaar slavernij is met niets vergelijkbaar.
Emma-Lee Amponsah
© Iratxe Alvarez
Het mediaplatform Black Speaks Back ontstond ook als een reactie, op de film Black van Adil El Arbi en Bilall Fallah, twee jonge mannen met Noord-Afrikaanse roots.
Amponsah: Black Speaks Back was voor ons nooit een zaak van twee goed afgebakende groepen, de sub-Saharaans Afrikaanse versus de Maghrebijnse jongeren. Black is een film gemaakt door twee Marokkaanse regisseurs die naar eigen zeggen gewoon goede cinema wilden maken.
Maar ze deden dat helaas ten koste van mensen die zelf ook te maken hebben met racisme en discriminatie en die als homogene groep worden gezien (Amponsah doelt op de rivaliteit tussen een zwarte en Maghrebijnse stadsbende in de film, red.).
Het was aanvankelijk onze bedoeling om een reeks evenementen te organiseren waarin we de film ontleedden. Aan de hand van korte filmpjes wilden we verschillende aspecten van de film kritisch onder de loep nemen.
Een van deze aspecten is de manier waarop de Marokkaanse groep tegenover een niet nader gespecificeerde “Afrikaanse” groep werd neergezet, terwijl ze allemaal uit Afrika komen. Wie is black en wat betekent dat precies in België?
Ben Yakoub: Adil en Bilall zijn een interessant regisseursduo: twee jonge mannen uit Antwerpen die in Brussel films komen maken. Dat verklaart veel. Geografische afbakening is heel belangrijk, ook tussen wijken in Brussel zelf. Als je kijkt naar films die door Brusselaars worden gemaakt, zoals tijdens het System D-festival, dan zie je wél de vervlechting van de leefwereld van zwarte en Maghrebijnse jongeren in de Brusselse realiteit. Deze vervlechting wordt er niet zo sterk geproblematiseerd. En wanneer ze geproblematiseerd wordt, krijg je een veel genuanceerder beeld dan in de sensationele langspeelfilms van Adil en Bilall.
Joachim Ben Yakoub
© Iratxe Alvarez
Dat is precies de kritiek: het antiracismediscours van activisten met een migratieachtergrond zou te veel een kopie zijn van dat in de VS, en dat zou voor polarisering zorgen. In België heerst een andere context.
Ben Yakoub: We moeten niet alleen het antiracismediscours en de antiracismeliteratuur uit de Verenigde Staten vertalen naar onze specifieke context en ervaring, maar alle kritische politieke stromingen. Tegelijkertijd moeten we rekening houden met het feit dat de Verenigde Staten eigenlijk een karikaturaal product van Europa zijn, en dat het nog altijd een settler colony is.
Op dezelfde manier is Europa uitgeweken naar Australië, naar Nieuw-Zeeland en naar Afrika. Alleen is dat product daar mislukt. Er zijn natuurlijk verschillen tussen de VS en Europa, maar er zijn ook gelijkenissen. We moeten vertalen, maar we moeten ook niet vergeten dat ideeën als ras en racisme hier zijn ontstaan.
Onze antiracistische strijd is ook een heel recent fenomeen. Na bijna vijfhonderd jaar van slavernij en kolonisatie zijn we nu voor het eerst in de geschiedenis, nog maar zestig jaar eigenlijk, in de kooi van de leeuw gelijkwaardigheid aan het eisen.
Spreken jullie ook over andere bevolkingsgroepen, wanneer jullie het over ‘solidariteit’ hebben?
Amponsah: Solidariteit kan erg breed zijn als je begrijpt dat onze strijd met elkaar verbonden is en dat onze bevrijding daardoor afhankelijk is van elkaars bevrijding. Ik kan antiracisme moeilijk loskoppelen van de klassenstrijd of seksisme.
Zelf ben ik opgegroeid in een multiculturele buitenwijk van Rotterdam. Er woonden mensen met Surinaamse en Antilliaanse roots, witte mensen uit de lagere klasse, mensen uit Somalië die net gearriveerd waren, mensen uit Marokko, Bosnië, Indonesië, Eritrea… Wat wij gemeen hadden, is dat we allemaal in dezelfde blokken woonden. We behoorden tot dezelfde sociale klasse. Natuurlijk heersten er vooroordelen, maar uiteindelijk groeiden de kinderen met elkaar op in die wijken, in een heel eigen culturele context.
Ben Yakoub: De spanning in de solidariteit tussen “zwart” en “wit” Afrika was al volgens Frantz Fanon (Martinikaans-Frans auteur en filosoof die overleed in 1961, red.) een van de meest corrupte koloniale indelingen. Die indeling is dus helemaal niet nieuw en ligt centraal in ons koloniaal archief. Er wordt tot op de dag van vandaag gretig op ingespeeld.
Toen we samen op straat kwamen in Brussel en er koloniale monumenten beklad werden, voegden twee politici van het Vlaams Belang het woordje ‘Arabisch’ opnieuw toe aan het opschrift op het monument van de Belgische pioniers in het Jubelpark: ‘Belgische militaire heldenmoed verdelgt den Arabische slavendrijver’. Het beeld van de Arabische slavendrijver wordt weer bovengehaald.
Het is een manier om de eigen handen in onschuld te wassen. Net als de verwijzingen naar de actuele situatie in Libië (waar mensensmokkelaars misbruik maken van migranten en hen soms zelfs als moderne slaven gebruiken, red.). Wie tegen slavernij ten strijde wil trekken, moet dat zogenaamd niet bij ons, maar in Libië gaan doen. Anti-zwart racisme wordt op die manier voorgesteld als een monopolie van moslims en Arabieren. Het is een van de vele manieren om minderheden onderling te verdelen.
Die Arabische slavenhandel was vroeger ook wel een realiteit.
Ben Yakoub: Zeker, en die moet veroordeeld worden. De Arabische slavenhandel in Congo is niet vergelijkbaar met de trans-Atlantische slavenhandel. De Arabische slavendrijvers kwamen voornamelijk uit Zanzibar en waren ook zwarte Arabieren.
Maar ook de hele logica van de “Belgische bevrijding van slaven” (waarmee de kolonisering van Kongo-Vrijstaat gerechtvaardigd werd, red.) is gebaseerd op een mythe. Het ging om concurrentie voor de ivoorhandel en de slavenhandel zelf. Die mythevorming is nog altijd aanwezig, in de verhalen die we vertellen en in de opdeling die we maken tussen Noord-Afrikanen en Sub-Saharaanse Afrikanen.
De mythes worden gerecupereerd en verder gevoed door extreemrechts. Alt-right helpt bijvoorbeeld internetmemes maken die voortbouwen op die koloniale propaganda.
‘Dat is de inzet: het Middellandse Zeegebied moet wit blijven, als buffer om Europa te beschermen tegen wat de grote omvolking wordt genoemd.’ Joachim Ben Yakoub
Racisme ten opzichte van zwarte mensen bestaat wel. En in Noord-Afrika en Libië worden migranten effectief in magazijnen opgesloten, afgeperst en mishandeld.
Amponsah: En dat maakt het net heel lastig. Het gaat om kwesties die effectief spelen en net daarom heel gevoelig liggen. Het is waardevol om te reflecteren over de vraag hoe we het racisme kunnen ontmantelen dat we allemaal geërfd hebben van een eeuwenlange koloniale periode en dat sommige gemeenschappen van kleur zich eigen maakten ten koste van anderen.
We moeten elkaar op die zaken kunnen wijzen, maar op cruciale momenten ook kunnen relativeren. Het is niet omdat er anti-zwart racisme leeft onder Maghrebijnse gemeenschappen dat de dood van Mehdi, Adil en anderen geen belangrijke voorbeelden zijn van structureel geracialiseerd geweld in België. Tot voor kort scholden veel Surinamers in Nederland zwarte Afrikanen uit voor bokoe, een equivalent van het n-woord. Vandaag strijden ze naast elkaar.
Ben Yakoub: Dat is net het verschil tussen moreel en politiek antiracisme. Bij politiek antiracisme breng je die geopolitieke context in rekening. Bij moreel antiracisme is racisme enkel een kwestie van goede of slechte keuzes. Als je het bekijkt vanuit een politiek antiracistisch perspectief, zie je dat wat in Libië gebeurt niet los staat van de imperialistische interventie van Frankrijk in Libië en van de investering van Europa in wat van Libië is overgebleven.
Libië is geen staat meer, en er worden miljoenen euro’s geïnvesteerd opdat migratie naar Europa gestopt wordt aan de Maghrebijnse grens. Daar ligt de productiviteit van die verdeeldheid. Dat is de inzet: het Middellandse Zeegebied moet wit blijven als buffer om Europa te beschermen tegen wat le grand remplacement, de grote omvolking, wordt genoemd.
Los van de verwerpelijkheid van het racisme tegenover zwarte mensen waar we in de Maghreb of in de diaspora mee opgroeien, moeten we ons dus afvragen: waar kunnen we politiek samen strijden? Uiteindelijk is het imperialisme dat leidde tot de aanval op Libië hetzelfde imperialisme waartegen men in de vroegere Franse kolonies in Afrika nog steeds strijd voert.
Wat is de plaats van witte mensen in de antiracistische strijd?
Amponsah: Ik denk dat witte mensen heel lang spraken over de conditie van mensen van kleur, zonder te luisteren naar de groep waar het effectief over gaat en zonder hen bij dat gesprek te betrekken. De laatste jaren heerst er onder mensen van kleur eerder de attitude om zelf het heft in handen te nemen. Maar wie neemt nu precies het woord? Vooral hier in België zie ik dat de meest zichtbare zwarte stemmen vrij homogeen zijn, en tot op zekere hoogte verankerd in “witheid”. Dat brengt een heleboel privileges met zich mee, al blijven die vaak onbenoemd.
Vanuit die witheid zijn we geneigd om ook “zwartheid” steeds meer als essentialistische en statische categorie te zien. Daarbij is er geen oog voor andere of meerdere assen van onderwerping. Ik denk dat een meer intersectionele kijk nuttig kan zijn en tot meer samenwerking en solidariteit kan leiden tussen de verschillende groepen in de samenleving die onderworpen zijn aan onderdrukking. Zonder dat dit leidt naar een soort wedstrijd over wie het meest lijdt.
Ben Yakoub: Ik ga ervan uit dat witheid een disciplinerende machtsvorm is. De vraag is dan hoe je racisme kunt bestrijden zonder het tegenovergestelde te bereiken van wat je wil bereiken. Haast niemand kan aan die witheid ontkomen. Vanaf het moment dat je hier geboren bent, zelfs als je beide ouders uit Afrika komen, ga je die witheid in je dragen en moet je ermee aan de slag.
Het antiracismedebat, het migrantendebat, werd daarnaast tot voor kort gemonopoliseerd door linkse, witte activisten en universitairen, die de parameters van dat debat in het Belgische landschap bepaalden. Uiteraard hebben we veel bijgeleerd door hun lessen te volgen, hun teksten te lezen, hun referenties op te zoeken en te lezen. Maar hun kader heeft ook blinde vlekken. Zo zijn veel gesubsidieerde antiracistische organisaties nog heel wit. Je moet haast een integratieproces in antiracisme volgen alvorens er aan de slag te mogen gaan.
U zegt dat de antiracismestrijd veranderd is, van een morele naar een politieke strijd, op het moment dat mensen met een migratieachtergrond het heft in handen namen en antiracisme in verband brachten met de situatie in hun thuisland?
Ben Yakoub: Dat klopt. De politisering van dat antiracistische middenveld wordt vandaag verdergezet met de opkomst van zelforganisaties zoals Black Speaks Back en door het opnemen van dekoloniale kritieken in die strijd. Zo zie je dat antiracisme zich niet meer plaatselijk afspeelt, in Vlaanderen of in België, maar dat het weer globaal wordt. Het land van herkomst speelt een veel grotere rol, en de geschiedenis ervan wordt mee in de analyse opgenomen.
Amponsah: Ook al is dat land van herkomst soms deels imaginair.
Ben Yakoub: Maar ook deels reëel. Er zijn mensen die regelmatig naar het land van herkomst reizen en die effectief in die twee ruimtes tegelijk leven en actief zijn. Die twee ruimtes nemen we ook mee op in de politieke analyse van racisme. Als je historisch met dat gegeven aan de slag gaat, zie je hoe antiracisme en het antikoloniale verhaal samenkomen. Iets wat heel vanzelfsprekend was in de jaren 1960 en 1970, maar niet mogelijk was in de jaren 1990 onder wit antiracisme, tot de komst van wat sociologe Nadia Fadil na 9/11 de AEL-generatie heeft genoemd (naar de Arabisch-Europese Liga, red.).
De Black Lives Matter-betoging was een succes, maar was ze ook een breekpunt?
Amponsah: Het was een breekpunt voor ons. Maar was het ook een breekpunt voor de Belgische overheid om structureel racisme aan te pakken? Ik denk het niet, helaas.
Ben Yakoub: Rooskleurig is de toekomst niet. (Lange stilte) Extreemrechts is heel erg aanwezig en actief. Daarbovenop is er de recuperatie aan de linkerzijde.
De strijd voor zwarte levens is nog niet gestreden en de politiek komt al met een ambitieuze waarheidscommissie, voor de monumenten en zelfs voor dekolonisatie. België heeft een geschiedenis van commissionering. De beste manier om een beweging te neutraliseren is de deur wijd openzetten, commissies op te richten en activisten te verdelen door hen aan tafel te lokken met zeteltjes en machtsposities. Terwijl net die tafel in vraag werd gesteld.
Dit interview werd geschreven voor het winternummer van MO*magazine. Voor slechts 32 euro kan je hier een jaarabonnement nemen! Je kan ook proMO* worden voor slechts 4 euro per maand. Je krijgt dan ook ons magazine toegestuurd en je steunt daarmee ons journalistiek project. Opgelet: Knack-abonnees ontvangen MO* automatisch bij hun pakket.