Donut Economie meets Gemene Goed Economie: Kate Raworth en Christian Felber
‘We hebben geen gebrek aan alternatieven, wel aan democratie’
De economie zal democratisch, ecologisch, ethisch en sociaal zijn of niet, meent Christian Felber. Terwijl Kate Raworth met de Donut Economie doel en middel van de economie herijkt, geeft Felber met zijn Gemene-Goed-economie concreet vorm aan die andere economie. ‘Dat is het verschil tussen Christian en ik’, lacht Raworth. ‘Ik leg uit hoe geld werkt, toon dat ook onze financiële instrumenten mensenwerk zijn en dus veranderlijk. Christian richt een bank op.’
Kate Raworth en Christian Felber
© Thijs Calu
Tussen twee treinreizen door ontmoeten ze elkaar. Raworth rijdt na een tussenstop in Brussel door naar Luxemburg; Felber is op weg naar Gent.
‘Of er veel volk was?’, wil Felber weten terwijl we op de zevende verdieping van een Brussels kantoorgebouw wachten tot Raworth klaar is met de vragenronde die volgde op de lezing die ze op uitnodiging van Arbeid en Milieu gaf. Ja, er was veel volk. De zaal zat vol. Zoals overal waar Raworth tegenwoordig komt.
Donut Economie, het boek dat Raworth schreef en waarin ze de economie plaatst binnen de sociale en planetaire grenzen, heeft wereldwijd een gevoelige snaar geraakt. Het is haar tweehonderdste lezing op een half jaar tijd. Van Maleisië tot Zuid-Korea, overal willen ze Raworth horen over haar donut, over de hertekening van de economie en vooral over de blinde vlekken en constructiefouten van ons huidig economisch model. Ondertussen zag ze de donut met zijn planetaire buitengrenzen en sociale binnenbaan al opduiken in presentaties van het Chinese partijbureau en van bedrijfsleiders van het snoepmerk Mars.
Felber knikt. ‘Fijn’, zegt hij. ‘Iedere omwenteling begint in de marge, bij schijnbaar onbelangrijke initiatieven, maar uiteindelijk breken ze door de firewall van het normale en nemen ze het bestaande over.’
Balans
Hij zag het gebeuren met de ethische balans voor bedrijven en organisaties die hij in het kader van zijn Gemene-Goed-economie uitwerkte. Het leek hem de meer dan logische en noodzakelijke aanvulling op de puur financiële jaarverslagen die bedrijven verplicht zijn in te dienen bij controleorganen. De geldstromen moeten breed en diep genoeg zijn bij een gezond bedrijf, maar wat met hun impact op mens en milieu? Wat als men daar ook een jaarlijks verslag over moet uitbrengen? Hoe zou de globale balans van het gemiddelde bedrijf er dan uitzien?
Christian Felber
© Thijs Calu
Op de eerste dag van 2010 toonden 25 bedrijven zich bereid om de ethische balans van de Gemene-Goed-economie op te maken en in te vullen. Ondertussen zijn er in meer dan vijftig landen bedrijven die dit voorbeeld hebben gevolgd, van grotere als het buitensportmerk Vaude tot kleinere. Het nieuwe stadsbestuur van Valencia heeft een register aangelegd waarin bedrijven hun ethische balans kunnen indienen.
‘Omdat’, zo zegt de burgemeester, ‘we van Valencia een regio willen maken met een economie die solidariteit en samenwerking bevordert.’ Opvallend detail: een van de stichtende leden van de nieuwe partij die nu het stadsbestuur vormt, was in een vorig leven vice-voorzitter van de beurs in Parijs. ‘Nu promoot hij de Gemene-Goed-Economie.’ Het zijn de bekeerlingen waar Felber van houdt. Ze komen uit het hart van het kapitalisme, als zij kritiek hebben op dat kapitalisme, resoneert het meer dan als je van aan de zijkanten roept.
Concreet werkt het in Valencia zo: alle bedrijven worden aangemaand een ethische balans op te maken. Wie goed scoort, geniet legale voordelen. Felber: ‘Het is nog steeds een vrijwillig engagement. Als bedrijf in Valencia ben je niet verplicht je ecologische en sociale impact door te lichten, maar er bestaat wel een externe druk. Klanten, leveranciers en werknemers kunnen je vragen of je een ethische balans opmaakt. En als je ‘nee’ antwoordt, zul je een goede uitleg moeten hebben.’ Het is de manier van verandering waar Felber van houdt. Zelfgekozen verandering. ‘Ik ben uitgesproken liberaal. Wat niet betekent dat ik voor vrijhandel ben. Of voor wat we nu vrijhandel noemen.’
‘Ik ben er.’ Raworth schuift een stoel bij. Het is vier uur in de namiddag en ze peutert het bruine verpakkingspapier van het broodje dat ze die middag als lunch kreeg. Er was geen tijd om te eten. Er kwamen te veel vragen. Over hoe we die andere economie moeten realiseren, over de beperkte tijd waarin die verandering moet gebeuren, over de rol van de overheid, de burger.
‘Ik ben een flessenhals’, zegt ze terwijl ze zich verontschuldigt omdat ze van haar broodje bijt. ‘Mijn naam is een idee geworden. Dat is goed, dat is fantastisch, maar ook een tikje vermoeiend.’ Ze glimlacht.
Felber: ‘Je moet een groep sprekers opleiden.’
Raworth: ‘Dat is de volgende stap.’
Felber: ‘We hadden het net over vrijhandel.’
Vuur
Raworth slikt en legt haar broodje even weg. ‘De handel die het woord “vrij” gekaapt heeft, bedoel je? Als iemand het heeft over de vrije markt en de bijhorende vrijhandel, dan zeg ik altijd: “Toon me die markt, ik heb er nooit een bezocht.” Karl Polanyi heeft dat in The great transformation mooi aangetoond: er bestaat niet zoiets als de-reguleren, er bestaat alleen re-reguleren. Je schrapt geen regels, je herschrijft ze. Het is net de opdracht en de rol van de overheid om die regels van de markt en de handel zo vast te leggen dat ze iedereen ten goede komen.’
‘Ik vergelijk de markt graag met vuur. Vuur is ongelooflijk efficiënt, het vernietigt alles wat het tegenkomt, maar als je het niet controleert, verteert het ook wat je niet wilt.’
Kate Raworth: Ik vergelijk de markt graag met vuur. Vuur is ongelooflijk efficiënt, het vernietigt alles wat het tegenkomt, maar als je het niet controleert, verteert het ook wat je niet wilt. Als je de markt meer ruimte geeft dan goed is voor mens en milieu, als je de markt een plaats geeft binnen de overheid, binnen de publieke ruimte, dan kan het sociaal destructief zijn.
Daarom maak ik in Donut Economie duidelijk dat de markt met zijn prijsmechanisme slechts een element van de economie is. Drie anderen zijn minstens even essentieel en belangrijk: de overheid en het beheer van publieke goederen, het huishouden en de commons, die ik een plek van co-creatie noem.
Als je enkel focust op die markt, als je alle antwoorden zoekt bij die markt, dan vind je ten eerste slechts halfslachtige antwoorden en ten tweede laat je het economisch systeem kantelen in het voordeel van zij die al macht hebben. Bovendien geef je het woord ‘vrij’ weg. Net zoals we bij deeleconomie hebben gedaan: het is een prachtig woord dat we nu gebruiken voor het micro-kapitalisme van Uber en Airbnb. Wat je in essentie doet, is het belang van bedrijven boven dat van mensen en milieu plaatsen.
Christian Felber: Ik ben altijd in de war door het begrip vrijhandel. Op dit moment gebruiken we het voor een vorm van handel die geen rekening houdt met mensenrechten, die zich niets moet aantrekken van klimaatverandering of van de vraag of de verdeling die het organiseert goed of slecht is voor de gelijkheid in de wereld.
Welk concept van vrijheid schuilt hier achter? In mijn ogen is dat een extreem pathologische vorm van vrijheid, een die geen rekening houdt met mensenrechten, met de stabiliteit van het klimaat en met sociale verbondenheid. Het is misleidend om dit vrijhandel te noemen.
Als handel een doel op zich wordt – we moeten meer handel drijven! – dan is het geen handel meer, maar mercantilisme. Dat is de realiteit, maar marktideologen zijn er op ingenieuze wijze in geslaagd dit soort handel in de markt te zetten als vrij. En noodzakelijk.
Kate Raworth: Met als vervelend gevolg dat als je zegt: ‘Ik ben niet voor deze vorm van vrijhandel’, je onmiddellijk de vraag krijgt: ‘Dus je bent voor protectionisme? Je vindt het goed dat Trump die tarieven oplegt en dat landen vijftig procent importtaksen afdwingen?’ Daar gaat het niet over. Wel over hoe overheden handel gebruiken.
Als we met z’n allen geven om mensenrechten en het milieu, dan willen we toch geen vrijhandel die die rechten en die belangen ondermijnt? Dat is de alternatieve ruimte waar we zo vaak overheen kijken. We zijn zo gewend aan het tegengestelde denken. Onlangs keek ik naar The best of Milton Friedman. Hij was een meester in dat soort tegenstellingen.
Als een student in de jaren 1970 opmerkte dat vrijhandel geen doel op zich kan zijn, dan antwoordde hij: ‘Dus jij bent een communist?’ Alsof er enkel die twee mogelijkheden zijn. Alsof het of de markt of de staat is. Maar er is zo veel meer. En er zijn zo veel tussenvormen mogelijk. Er zijn zo veel nieuwe, innovatieve manieren.
Wie had tien jaar geleden kunnen denken dat we allemaal onze huizen konden ombouwen tot energiecentrales? We kunnen de productiestructuren veranderen, democratiseren, zoals Christian het zo mooi omschrijft. We mogen alle uitdagingen die op ons afkomen niet zien als bedreigend, maar als kansen.
© Thijs Calu
Hoop is belangrijk. Maar er is ook de tijdsdruk die klimaatverandering ons oplegt. Volgens het koolstofbudget hebben we nog maximum tien jaar om de uitstoot van broeikasgassen definitief en radicaal te verminderen. Tegen 2050 moet onze economie koolstofneutraal zijn. ‘Verandering begint in de marges’, zegt Christian Felber. Maar hoe versnel je die verandering?
‘Heel eerlijk? Niemand van ons kan het verloop van de verandering exact voorspellen.’
Kate Raworth: Heel eerlijk? Niemand van ons kan het verloop van de verandering exact voorspellen. Het is zoals op de kermis in de tent van de botsauto’s. Op een gegeven moment hebben alle mensen in de botsauto’s elkaar in een hoek gedrumd, het is onduidelijk hoe die knoop ooit ontwart geraakt en wie als eerste moet bewegen, maar dan draait er iemand aan zijn stuur – of draaien twee mensen onafhankelijk van elkaar aan hun stuur - en rijden de auto’s zich in sneltempo los.
Zo werkt verandering. Het is geen exacte wetenschap, het is vol onzekerheden. Voor mezelf wist ik dat ik moest terugkeren naar de wortels van ons economisch denken. Het is de oorzaak van veel misverstanden en illusoire denkbeelden. Die focus op groei die ons in een wurggreep houdt, die is werkelijk nergens op gebaseerd en toch klampen we ons daaraan vast.
Voor mij is het belangrijk de volgende generatie te helpen dat achter zich te laten, hen uit te leggen waar de constructiefouten in ons economisch model vandaan komen. ‘Nou, nou’, hoor ik soms zeggen. ‘dat slorpt wel veel tijd op. We hebben niet de tijd om het economisch onderwijs te hervormen. We moeten nu handelen.’
Goed, maar we hebben ook geen tijd om hen die oude, vermolmde kennis te blijven onderwijzen. Het is een traag veranderingsproces, dat klopt. Maar onlangs zei iemand me nog: doen veranderen vergt altijd meer tijd dan de verandering zelf.
Christian Felber: Dat komt van Lenin.
Democratisch design
Kate Raworth: Echt? Daarin moet ik hem dan toch gelijk geven. We weten niet waar het omslagpunt zich bevindt. Kijk naar hernieuwbare energie. In 2020 zal die goedkoper zijn dan fossiele brandstoffen. Wie dat twintig jaar geleden beweerde, werd als dwaas en naïeveling uitgescholden.
Ondertussen zorgt die hernieuwbare energie ook voor maatschappelijke verschuivingen, voor een mogelijke, diepgaande democratisering. Neem Duitsland: veertig procent van de hernieuwbare energie wordt er opgewekt door huishoudens. Hoe komt dat? Omdat de overheid dat zo ontworpen heeft.
Het is wat ik zo graag benadruk: alles is een kwestie van design. Als je zoals in Duitsland zorgt voor een feeding tarief, dan krijg je een radicale hervorming van het energiesysteem.
Ik zie hiervoor maar één mogelijke remedie: meer en diverse vormen van directe democratie. Het kan een manier zijn om moeilijke beslissingen sneller te nemen in het voordeel van de echte meerderheid.’
Christian Felber: Ik wil nog even terugkomen op de traagheid van de verandering. Die heeft ook te maken met het democratisch deficit in onze samenlevingen. Als je verandering nastreeft, moet je minder de bevolking overtuigen dan wel zij die de beslissingen nemen, bepalen en sturen. Er is geen snelle manier om dat te doen, want aan zij die de beslissingen nemen hangen de gevestigde belangen.
Ik zie hiervoor maar één mogelijke remedie: meer en diverse vormen van directe democratie. Het kan een manier zijn om moeilijke beslissingen sneller te nemen in het voordeel van de echte meerderheid.
Heeft directe democratie ons niet de Brexit gebracht?
Christian Felber: Brexit is geen voorbeeld van directe democratie. Het was geen vraag van de burgers, het was een voorstel van de regering waar niemand om gevraagd had. Bij directe democratie ligt het initiatief bij de burgers.
Het is nogal kort door de bocht om directe democratie af te wijzen omdat we nu met een Brexit zitten. Wat had je verwacht? Je sluit mensen jarenlang uit van belangrijke beslissingen. Ze hebben niets te zeggen over het monetaire stelsel, over het economische systeem, over de handelsvoorwaarden. Na jaren van niet luisteren en uitsluiten, laat je hen ineens kiezen en dan ben je verbaasd dat zo’n tien procent van de hele boze mensen die boosheid volledig ventileert?
Natuurlijk is directe democratie op zich geen wondermiddel. Net zoals iedere democratie gelden er duidelijke regels en grenzen die de fundamentele mensenrechten beschermen die ervoor zorgen dat we geen minderheden discrimineren, dat we folteren niet toestaan of dat we niet plots de doodstraf invoeren.
© Thijs Calu
Toch klinkt het naïef. Geef het volk de macht en er komt iets goeds uit voor.
Christian Felber: Waarom? Waar zijn we bang voor? Als mensen mogen beslissen over de fundamenten van een samenleving, komen ze meestal uit bij keuzes die het algemeen belang dienen.
Onlangs is er in Duitsland onderzocht welk financieel systeem mensen verkiezen. Ze moesten vragen beantwoorden over wie geld mag uitgeven, wie de eigenaar is van de centrale bank, of er naast financiële ook ethische en ecologische eisen moeten vasthangen aan leningen, enzovoort. 93,5 procent van de ondervraagden uit verschillende landen koos voor de alternatieven die wij voorstelden, zonder dat ze wisten dat die van ons kwamen.
Om maar te zeggen: het financieel systeem zoals het nu is, is niet wat mensen willen. Het probleem is niet dat er geen alternatieven zijn, wel dat we een democratisch deficit hebben. De macht is veel te ongelijk verdeeld.
Kate Raworth: Dat vind ik zo inspirerend aan het werk van Christian: niet alleen heeft hij een heel concreet, economisch systeem uitgewerkt, maar hij verbindt die economie ook aan de democratie. Volgens mij is dat essentieel: de democratisering van de economie.
Het ontwerp van geld
Laat het ons even over het financiële systeem hebben. Allebei komen jullie tot de conclusie dat het de kern van de inertie vormt: als we het financiële systeem niet veranderen, blijft voor bedrijven winst maken om aandeelhouders te pamperen een belangrijk doel. Tegelijk zien we dat alternatieven moeilijk van de grond komen. New B wacht in België al jaren op een licentie. De Bank voor het Gemene Goed die jij mee in Oostenrijk oprichtte, meneer Felber, botst op dezelfde traagheid.
Christian Felber: ‘Ons verhaal loopt opvallend parallel met dat van New B. We zamelden met zesduizend coöperanten vier miljoen euro in, waarvan we al vijftien procent uitgaven. Die verhouding is bij New B hetzelfde. En net als New B verstrijkt telkens weer de deadline voor de goedkeuring van een banklicentie.
Maar we hebben ook al enkele zaken gerealiseerd. We zetten een systeem voor crowdfunding op waarmee we bedrijven die slaagden voor het Gemene Goed examen financierden. Zo hebben we geïnvesteerd in hernieuwbare energie en in solidaire landbouw.
Minstens zo belangrijk als die bank zijn voor mij de gesprekken rond geld en rond het ontwerp van geld die ze op gang brengt. Plots vragen mensen zich af waarom wij intrest zo normaal vinden. En waarom we verwachten dat geld geld voortbrengt? En wat te denken van private banken die geld creëren uit schulden?
Kate Raworth: Dat is het verschil tussen Christian en ik. Ik leg uit hoe geld werkt en hoe het ontwerp van ons financieel systeem mensenwerk is dat we kunnen veranderen. Hij richt een bank op.
‘Plots vragen mensen zich af waarom wij intrest zo normaal vinden? En waarom we verwachten dat geld geld voortbrengt? En wat te denken van private banken die geld creëren uit schulden?’
Ze haalt een kleine portemonnee uit haar handtas en schudt hem leeg op tafel. Er vallen een stickerblaadje met goudkleurige sterren uit, een klantenkaart van de drogisterijketen Boots, een kredietkaart en verschillende lokale munten.
Kate Raworth: Dit zijn allemaal andere ontwerpen van geld. Ik leerde het van Bernard Lietaer. Als je een geldstuk in je hand houdt, is het altijd goed om te weten wie de macht heeft om het te creëren. Wie maakt het geld? Dit’ – ze zwaait met de gouden sterren – ‘ontwierpen mijn man en ik om ervoor te zorgen dat onze dochter pipi deed op haar potje. Elke plas leverde een ster op. Tot onze dochter haar plas in zes deelde om meer sterren te krijgen. Toen hielden we ermee op.
Maar ook andere vragen zijn bepalend voor hoe geld werkt. Zoals: levert het interest op? Verliest het zijn waarde als je het bijhoudt? Waarvoor kan het gebruikt worden? Deze lokale of complementaire munten hebben enkel waarde in winkels in Bristol. Bovendien worden ze niet meer waard als ik ze bijhoud en dus ben ik geneigd ze uit te geven aan lokale handelaars in Bristol. Het is een rechtstreekse investering in de economie.
Het ontwerp van geld is fascinerend en heeft een fundamentele impact op onze sociale organisatie. We zijn zo gewend aan de euro, de pond, de dollar dat we er niet bij stilstaan dat ook die munten ontworpen zijn met een bepaald doel voor ogen. We nemen ze voor lief, we denken dat het niet anders kan en als ons gevraagd wordt de banken te redden, dan doen we dat omdat die banken – zo wordt ons gezegd – te groot zijn om failliet te gaan. Terwijl het helemaal anders kan.
Het is een kwestie van design. Geld dat intrest opbrengt vormt het hart van ons economisch systeem. Aristoteles noemde het de meest onnatuurlijke vorm van rijkdom. Niets houdt ons tegen om andere munten te ontwerpen die een andere economie vorm geven. Het goede nieuws is’ – ze strijkt de Bristol Pound glad – ‘het gebeurt al.
***
Het is tijd om te vertrekken. Raworth grist het half opgegeten broodje van tafel, stopt het weer in de wak geworden bruine zak. ‘Dit eet ik onderweg wel op.’ En dan tegen Felber: ‘Wat moet ik lezen over directe democratie?’ Felber haalt een boek uit zijn zak dat hij in België kreeg. ‘Dit is mij aangeraden.’ Het is Against Elections, de Engelse vertaling van Tegen verkiezingen van David Van Reybrouck.
Kate Raworth, Donut Economie, Nieuw Amsterdam, € 24,99
Christian Felber, Ware winst. Gemene Goed economie als wegwijzer, Jan Van Arkel, € 19,95