Een gesprek over 100 jaar IAO en sociale strijd
Luc Cortebeeck: ‘We mogen veranderingen niet ondergaan, we moeten ze organiseren’
Voormalig ACV-voorzitter Luc Cortebeeck schreef een boek over de Internationale Arbeidsorganisatie die dit jaar een eeuw oud is. We spraken met hem over verleden, heden en toekomst van de wereld van werk.
Luc Cortebeeck is al twintig jaar nauw betrokken bij de IAO
copyright Photo ILO, Marcel Crozet
We ontmoeten elkaar daags na de verkiezingen. Het grote succes van het Vlaams Belang en de rol van immigratie daarin komen automatisch ons gesprek binnen gewaaid als we het over de toekomst van werk hebben. Luc Cortebeeck verwijst naar een onderzoek van de Vlaamse Dienst voor ArbeidsBemiddeling (VDAB) en Agoria, de Belgische sectororganisatie voor technologiebedrijven, dat aangeeft dat de digitalisering 629.000 extra banen zal scheppen en dat we op een ouder wordend continent wellicht immigratie nodig zullen hebben om al die banen ingevuld te krijgen. Maar dat dit politiek zo gevoelig ligt.
‘Als migranten naar hier komen voor een concrete baan, zou het meer aanvaard worden’
Cortebeeck: ‘Als je naar de bevolkingscijfers in Afrika en de EU kijkt, dan begrijp je dat er migratiestromen zijn. En zullen zijn. Mensen zoeken naar werk, naar een beter leven. Ik denk wel dat het beter zou werken als ze naar hier komen voor een concrete baan. Dan zou het meer aanvaard worden. Dat wil dus zeggen dat je het meer moet organiseren. Het is allemaal heel delicaat en niet makkelijk en we mogen ook absoluut niet alle hooggeschoolde mensen van daar naar hier lokken. Het moet dus in overleg met die landen gebeuren. Je moet grenzen stellen – natuurlijk kan niet iedereen naar hier komen – maar je moet migratie proberen te regelen.’
‘Er is nog werk’
In zijn nieuwe boek ‘Er is nog werk. De toekomst van waardig werk in de wereld’ blikt Cortebeeck terug op de crisissen die de Internationale Arbeidsorganisatie in haar honderdjarige geschiedenis heeft weten te overwinnen maar hij onderzoekt tevens de relevantie van de organisatie in het huidige tijdperk. Daar weet hij alles van, want hij is al vele jaren nauw betrokken bij de werking van de IAO. Dat heeft er onder meer mee te maken dat de IAO de enige dochterorganisatie van de Verenigde Naties is waar landen niet louter door hun regeringen worden vertegenwoordigd maar tevens door hun werknemers- én werkgeversorganisaties. Dat heet dan de tripartiete structuur van de IAO, die zodoende het sociaal overleg naar het internationale niveau heeft getild.
‘De IAO heeft een sociale maar ook een economische functie’
Als ik hem vraag om in mensentaal uit te leggen wat de IAO is, formuleert Cortebeeck het als volgt: ‘De IAO maakt een soort wereldwetgeving op gebied van arbeid, op sociaal vlak: we noemen dat de arbeidsconventies of arbeidsnormen. Die conventies komen tot stand door onderhandelingen tussen regeringen, vakbonden en werkgevers uit alle delen van de wereld. Ze hebben tot doel de welvaart en het welzijn van de werkende mensen te verbeteren. Als dat gebeurt, zal er meer kans op vrede zijn. Bovendien schep je een meer gelijk speelveld op economisch gebied: er hoeft niet meer geconcurreerd te worden door onder een sociale bodemkoers te zakken.’
Dat klinkt redelijk indrukwekkend, maar in de praktijk staat het de 187 lidstaten van de IAO vrij om die arbeidsconventies al dan niet te bekrachtigen. En zelfs als ze die bekrachtigen en vervolgens niet naleven, zijn er niet echt sancties voorzien.
Maar er is wel een opvolgingsmechanisme. Elk jaar maken experts een overzicht van de overtredingen van de arbeidsnormen die landen hebben bekrachtigd. Daaruit selecteren de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers 24 van de ergste overtredingen, die vervolgens ieder jaar in juni tijdens een openbare zitting besproken worden, in de zogenaamde Commissie van de Normen. ‘Op dat moment beschikken we als sociale partners over veel vrijheid om los van de instelling zelf die keuzes te maken.’ Al geeft Cortebeeck toe dat het makkelijker is om relatief kleine landen zoals Myanmar of Venezuela aan te pakken dan China of de VS, waar de wetgeving het niet makkelijk maakt om in een bedrijf een vakbond op te richten.
Toen Cortebeeck in 1999 voorzitter werd van het ACV, werd hij ook bijna automatisch vice-voorzitter van die Commissie van de Normen. ACV-voorzitters leiden immers al decennia de werknemersgroep in die Commissie. ‘Dat maakte deel uit van een akkoord dat gesloten werd tijdens de Koude Oorlog – toen de wereld nog verschillende internationale vakbondskoepels kende: een communistische, een socialistische en een confessionele – waarbij de confessionele koepel geen toegang kreeg tot de bestuursraad van de IAO, maar dus wel een hoofdrol kon spelen in de Commissie van de Normen.
‘Als Belg heb je het voordeel dat je het gewoon bent om te bemiddelen’
Cortebeeck: ‘Het ACV bouwde daarin een expertise op en elke ACV-voorzitter sinds Gust Cool heeft die rol vervuld. Het betekent wel dat het ACV zijn voorzitter twee weken lang vrij maakt om de werknemersgroep te leiden. Ook onze internationale afdeling en de juristen van de studiedienst worden ingezet om het werk te ondersteunen. Ik denk dat het waardevol is dat een voorzitter van een relatief sterke syndicale organisatie die werknemersdynamiek beheert. Als Belg heb je ook het voordeel dat je gewoon bent om te bemiddelen. Enfin, zolang het ACV dat wil doen en het Internationaal VakVerbond (IVV) blijft dat waarderen, dan zal dat wellicht zo blijven.’
In 2006 werd besloten om alle werkers van de wereld te verenigen in het Internationaal Vakverbond, een fusie van de twee overgebleven koepels. ‘Ik was stichtend lid, en op die manier werd ik later lid van de bestuursraad van de IAO.’ Ook daar leidde hij tussen 2011 en 2017, nadat hij niet langer ACV-voorzitter was, de werknemersgroep. Voor 2017-2018 werd hij zelfs verkozen tot voorzitter van de raad van bestuur van de IAO. Voor alle duidelijkheid: dit zijn geen bezoldigde mandaten, alleen de onkosten worden vergoed. Als we Cortebeeck in maart op het hoofdkwartier van de IAO in Genève bezoeken, blijkt de grote waardering die hij er geniet uit het netwerk van personaliteiten die hij er vlot weet te mobiliseren voor interviews met ondergetekende.
Vechten voor haar bestaan
‘Tijdens de Koude Oorlog pakten westerse landen graag uit met de vakbondsvrijheid’
De IAO heeft in de loop der decennia moeten vechten voor haar bestaan. Tussen de twee oorlogen zonk de Volkenbond (de voorloper van de Verenigde Naties) weg door de groeiende politieke spanningen, maar de IAO overleefde het. De Koude Oorlog was uiteraard ook, op een andere manier, een uitdaging, want in de communistische landen bestonden geen vrije vakbonden. ‘Op dat moment paradeerden de westerse landen graag met hun vrije vakbonden’, aldus Cortebeeck. Maar toen de Berlijnse Muur viel in 1989 en het communisme ineenstortte, kreeg de IAO het opnieuw moeilijk.
Cortebeeck: ‘De communistische revolutie in Rusland in 1917 was een van de drijvende krachten achter het ontstaan van de IAO. Na 1989 werd van de weeromstuit de goeie zin van de IAO opnieuw in vraag gesteld. Ten allen kante werden open en vrije markten bepleit. De sociale zekerheid moest worden geprivatiseerd – dat werd later een mislukking – en het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank pleitten voor een globalisering met zo weinig mogelijk regels. Wat was dan nog de zin van een organisatie die juist aan sociale regels op mondiaal vlak werkt? Even ontstond het idee dat we beter sociale regels konden integreren in de Wereldhandelsorganisatie, maar toen zowel de regeringen als werkgevers zich daartegen verzetten, werd dat idee weer opgeborgen. De toenmalige directeur-generaal, de Belg Michel Hansenne, legde zich vervolgens – met nogal wat succes — toe op de promotie van de vijf fundamentele normen van de IAO: het verbod op kinderarbeid, dwangarbeid, discriminatie, vrijheid van vereniging en vrijheid van onderhandelen.’
Vraag blijft natuurlijk in welke mate een internationale organisatie die als voornaamste wapen de overreding heeft, een verschil kan maken in de wereld? Cortebeeck: ‘Het sociaal pact dat in 1944 in België de basis legde voor onze sociale zekerheid, nam perfect alle IAO-conventies op die op dat moment al tot stand waren gekomen. De IAO heeft ons model dus heel sterk geïnspireerd. Na de oorlog hadden we iedereen nodig voor de heropbouw, en de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers werden nauw betrokken bij het beleid. Als ACV en ABVV nu in de regentenraad van de Nationale Bank van België zetelen, is dat mede een gevolg van die geest. Weet je dat 96 procent van de werknemers in ons land gedekt worden door Collectieve Arbeidsovereenkomsten (CAO’s) die vakbonden en werkgevers met elkaar sluiten. België is dus echt een land dat sterk gebouwd heeft op het sociaal overleg.’
Maar was dat tripartiete IAO-model zelf niet evenzeer een kind van de Europese samenlevingen, eerder dan dat de IAO dat model promootte?
Cortebeeck: Dat was uiteraard ook het geval. Het was een wisselwerking.
Cortebeeck als voorzitter van de werknemersgroep, met Guy Ryder, directeur-generaal van de IAO
copyright Photo ILO, Marcel Crozet
Demonstreert China niet dat je ook sociale vooruitgang kan brengen zonder het tripartiete model? China heeft immers een eenheidsvakbond die deel uitmaakt van de Communistische Partij.
Cortebeeck: Dat klopt. De Chinese eenheidsvakbond opereert binnen de limieten die de partij oplegt. Hij moet mee voor sociale rust zorgen. Ze mogen het ongenoegen van de werknemers niet te zwaar laten doorwegen. Daar staat tegenover dat ze overleg over arbeidsvoorwaarden organiseren en binnen de partij de stem van de werknemers vertolken. Het land is er in geslaagd sociale zekerheid op te bouwen, en liet zich daarbij inspireren door de IAO. Maar het klopt: de sociale vooruitgang is er gekomen zonder vrijheid van vereniging. De vakbonden mogen opereren volgens de lijnen die de partij bepaalt. Ik vind dat niet goed.
Soms wordt beweerd dat het kapitaal niet echt vertegenwoordigd is in de IAO.
‘Het klopt dat nieuwe multinationals zoals Facebook of Apple heel ver van de IAO staan. We hebben geen rechtstreekse vat op die ondernemingen’
Cortebeeck: Dat zou ik niet zo durven stellen. Nationale werkgeversorganisaties van westerse landen zijn aanwezig in de IAO en zij vertegenwoordigen toch heel wat kapitaal. Maar het klopt dat nieuwe multinationals zoals Facebook of Apple heel ver van de IAO staan. We hebben geen rechtstreekse vat op die ondernemingen. Eigenlijk zou dat wel moeten. Een beetje zoals er na de brand in de Rana Plaza die meer dan duizend textielarbeiders het leven kostte in Bangladesh een akkoord over brand- en gebouwveiligheid werd afgesloten tussen de grote internationale kledingketens en de internationale en lokale vakbonden. Het was geen echte CAO tussen de werknemers en de werkgevers want de plaatselijke patroons waren geen rechtstreekse partij. Dat maakte het zo vernieuwend: meer dan 200 Europese merken ondertekenden de verbintenis waarbij ze zelfs gesanctioneerd konden worden als ze in Bangladesh met malafide bedrijven werkten. 250 door het akkoord betaalde inspecteurs voerden 25.000 inspecties uit in 1.800 fabrieken waar 2,5 miljoen werknemers aan de slag zijn. 50.000 veiligheidsproblemen werden opgelost, 180 fabrieken weigerden de inspecteurs de toegang waardoor de kledingketens er zich terugtrokken. Honderd fabrieken werden geschorst. Op vijf jaar stegen de minimumlonen van dertig naar 83 euro, per maand. Eigenlijk hebben we nood aan een akkoord dat dit soort ketenzorg ook in andere sectoren verplicht maakt, waardoor bijvoorbeeld alle werknemers toegang zouden krijgen tot de rechtbanken van het thuisland van het bedrijf. De Chinese werknemers die de iPhones van Apple maken kunnen dan in de VS klacht neerleggen.
Open deuren
De voorbije jaren hebben ngo’s een groeiende rol gespeeld in de IAO.
Cortebeeck: Absoluut. De conventies over kinderarbeid of huisarbeid zouden er niet gekomen zijn zonder de inbreng van de ngo’s. Voor de huisarbeid ging het om de beweging van thuiswerkers die de Vlaamse zuster Jeanne Devos had opgestart in India. Voor kinderarbeid ging het om de ngo die de latere Nobelprijswinnaar Sathyarti Kailash leidde. Die ngo’s moeten betrokken worden want zij weten dingen die wij niet weten, meer voeling hebben met realiteiten waar wij als klassieke vakbonden minder voeling mee hebben. Sommige vakbonden hebben daar schrik van en vrezen dat ze zo hun invloed in de IAO gaan verliezen. Ik heb daar geen schrik van. We hebben hen absoluut nodig.
Voor kinderarbeid waren het de ngo’s die duidelijk maakten dat het belangrijk was om onderscheid te maken tussen de ergste vormen van kinderarbeid, en andere vormen van kinderarbeid die soms noodzakelijk zijn in een gezin.
Cortebeeck: Inderdaad, kinderarbeid is meestal een symptoom van een veel breder probleem. Van ouders die geen goed statuut hebben en onvoldoende betaald worden. Dan helpt het niet om simpelweg kinderarbeid te verbieden. Je moet langzaam het dieper liggende probleem aanpakken. Dat vergt tijd, meestal. De conventie tegen de ergste vormen van kinderarbeid werd door zowat alle landen bekrachtigd.
Eigenlijk probeert de IAO vaak diep gewortelde kwesties aan te pakken met de beperkte middelen waarover ze beschikt. Dat vergt meestal veel overreding en dus tijd.
Cortebeeck: Inderdaad, je verandert niet zomaar een regime. Maar soms krijgen wij deuren open waar anderen niet in slagen. Toen we iets wilden doen aan de slavenarbeid van de mensen die de stadia bouwen voor het WK Voetbal in Qatar, slaagde de Mensenrechtenraad daar – ondanks een uitmuntend VN-rapport — niet in. De politieke lobby door bondgenoten van Qatar verlamde de Mensenrechtenraad. Let wel, Qatar probeerde vervolgens hetzelfde in de IAO. Maar omdat ook de sociale partners deel uitmaken van de IAO, zijn we daar minder gevoelig voor. In Qatar was het een bezoek van de Internationale Werkgevers Organisatie die voor een doorbraak zorgde.
‘Dankzij de sociale partners krijgt de IAO deuren open die anderen niet geopend krijgen’
Jörgen Rönnest, de Deense voorzitter van de werkgeversgroep en mijn collega-vicevoorzitter in de raad van bestuur, was bijzonder getroffen door de denigrerende manier waarop de Qatarese leiders spraken over de migranten in hun land. Hij vond dat niet kunnen. Met de werknemersgroep, een deel van de werkgevers, en een deel van de regeringen werd in de raad van bestuur van de IAO wel een meerderheid gevonden om een missie uit te sturen. Het zou het begin worden van een verbetering van de situatie: de arbeidsmigranten kunnen niet langer beschouwd worden als het eigendom van de werkgevers, ze kunnen voortaan hun paspoort bijhouden en van werkgever veranderen, ze hebben recht op zorg, in de grote bedrijven komen er verkozen werknemerscomité’s.
Cortebeeck was samen met Winnie Byanyima, directeur van Oxfam Internationaal lid van de Globale Commissie over de toekomst van werk
copyright Photo ILO, Marcel Crozet
‘Geen jobs op een dode planeet’
Als we naar de toekomst kijken, moeten werknemers bang zijn van globalisering?
Cortebeeck: Ze zijn er bang van. Begrijpelijk. We hebben de globalisering te vrij gelaten. Zonder sociale, ecologische of fiscale afspraken. Dat heeft geleid tot de politieke problemen die we nu kennen. We mogen niet dezelfde fout maken met de digitalisering. We moeten de technologische bedrijven en platforms regels opleggen. Wie werkt voor Uber heeft recht op een degelijk statuut.
Het succes van partijen zoals het Vlaams Belang staat niet los van de globalisering zoals we die kennen?
Cortebeeck: Natuurlijk niet. Zo lang de mensen de richting niet zien, waarin het gaat, voor hen, voor hun leven, hebben ze alle reden om bang te zijn en zich te verzetten. Je hebt een visie, een houvast op de lange termijn nodig, met een sterk middenveld. Ook aan de artificiële intelligentie die nu op ons afkomt, moeten we een ethische sturing opleggen.
U noemt ook het ecologische, de klimaatverandering, als een van de grote uitdagingen? Moeten werknemers daar bang voor zijn?
Cortebeeck: Op een dode planeet zullen geen banen zijn, zegt het IVV terecht. Het verminderen van onze ecologische voetafdruk biedt kansen tot ontwikkeling, groei en werkgelegenheid. Maar de transitie is niet vanzelfsprekend. Ze zal schokgolven veroorzaken en moet zo gepland en rechtvaardig mogelijk verlopen. Een slecht uitgewerkte CO2-taks dreigt de kwetsbare gezinnen nog meer te verzwakken. Subsidies voor isolatie of elektrische wagens zijn vooral goed nieuws voor de gegoede middenklasse. Het is een grote transitie, net als de digitalisering. Werknemers vrezen dat ze hun baan gaan verliezen. We moeten die transities begeleiden, en de kosten niet afwentelen op de individuele werknemers, maar ervoor zorgen dat de gemeenschap en de bedrijven mee hun verantwoordelijkheid nemen.
Kom op woensdag 5 juni naar de MO*talks: Dit is het regeerakkoord: een rechtvaardige transitie
‘We moeten beseffen dat de mondiale ongelijkheid migratie in de hand werkt’
Hoe moeten we omgaan met de ongelijkheid in de wereld?
Cortebeeck: De ongelijkheid binnen landen kan je enkel bestrijden als er fiscale rechtvaardigheid komt, die ervoor zorgt dat iedereen zijn bijdrage betaalt en dat er middelen zijn om sociale bescherming te financieren. Tegelijk moeten we beseffen dat de mondiale ongelijkheid migratie in de hand werkt. Ons buurcontinent Afrika is het armste continent waar de bevolking snel groeit, terwijl wij in Europa vergrijzen. Een goede oplossing daarvoor is niet makkelijk. We kunnen dat hoe dan ook niet op ons eentje als België of Vlaanderen. De EU is noodzakelijk. We moeten mee zorgen voor economische opbouw en tewerkstelling in Afrika. En voor sociale zekerheid. Ze zijn daar nu rijker dan wij waren, toen we begonnen met de uitbouw van de sociale zekerheid. De IAO werkt ook op tal van plaatsen aan de opbouw van de sociale bescherming. En we moeten migratie op zo’n manier proberen te organiseren dat het goed is voor hen en voor ons.
‘Er is nog werk. De toekomst van waardig werk in de wereld’ van Luc Cortebeeck is uitgegeven bij Lannoo en telt 296 bladzijden