‘Wij willen de mensheid redden als de grote klimaatvervuilers ons daarvoor betalen’

Interview

In gesprek met Ève Bazaiba, Congolees minister van Milieu

‘Wij willen de mensheid redden als de grote klimaatvervuilers ons daarvoor betalen’

Congo is een grootmacht op het vlak van klimaatregulering. Congolese politici zijn zich daarvan steeds meer bewust en eisen nu boter bij de vis. Maar rijke landen leggen vooralsnog weinig geld op tafel, ziet milieuminister Ève Bazaiba. ‘We zullen het milieu niet beschermen met onze eigen goede wil.’

Ève Bazaiba, de minister van Milieu van de Democratische Republiek Congo, weet hoe ze een zaal naar haar hand moet zetten. Als ze de deelnemers aan de tweede internationale conferentie over biodiversiteit in het Congobekken toespreekt, verklaart ze met veel panache dat haar land niet onder buitenlandse druk aan geboortebeperking zal doen. ‘Bij ons in Congo is het menselijke kapitaal de allergrootste rijkdom’, zegt ze. Applaus van vele Afrikanen weerklinkt in de zaal.

‘Zonder jullie, wetenschappers, zou mijn werk als milieuminister inhoudsloos zijn’, zegt ze niet veel later aan de toehoorders, van wie velen wetenschapper zijn. Daarmee doelt ze op het feit dat het de wetenschap is die aantoont dat Congo een mondiale grootmacht is wat betreft de biodiversiteit – de vijfde in de wereld.

Het zijn overigens ook wetenschappers die berekenden dat Congo 10% van het zoet water in de wereld herbergt, en liefst 52% van het Afrikaanse zoet water. Net zoals de wetenschap nog niet zo lang geleden heeft aangetoond dat het Centraal-Afrikaanse regenwoud intussen de krachtigste long van de wereld is. Het haalt intussen meer koolstof uit de lucht dan het Amazonegebied, dat een veel sneller ecosysteem heeft.

‘De vervuilers, zij die het klimaatprobleem hebben veroorzaakt, moeten betalen.’

Daarmee is Congo ook een ‘klimaatgrootmacht’: een land dat van groot belang is voor de mondiale klimaatregulering. Bazaiba stelt haar land op klimaattoppen dan ook voor als een ‘pays solution’: een land dat veel kan bijdragen in de strijd tegen de voorthollende klimaatopwarming.

Congo stelde op de klimaattop van Glasgow (2021) zijn nationaal bepaalde bijdrage (nbb) voor. Ofwel: zijn nationale klimaatdoelstellingen, een van de verplichtingen van het klimaatakkoord van Parijs. Het land kan zijn ontbossing vertragen met een plan van 48 miljard dollar.

‘Dat is geen hulp, het is ons recht’, zegt de minister over het forse bedrag. ‘De vervuilers, zij die het klimaatprobleem hebben veroorzaakt, moeten betalen. Dan kunnen we hand in hand de uitdaging aangaan.’ Wat die uitdaging is? Dat de Congolezen een beter leven krijgen zonder dat het woud verloren gaat.

Ik spreek Bazaiba na haar speech. Het plaatselijke journaille volgt ons en masse naar de conferentiehal waar het interview zal doorgaan. De minister klaagt dat het geen persconferentie is, dat ze met mij heeft afgesproken. De Congolese collega’s, sommigen gewapend met een camera, blijven staan terwijl ik een half uur lang de minister ondervraag.

© Bart Lasuy

Congolees milieuminister Eve Bazaiba en MO*journalist John Vandaele.

© Bart Lasuy

In uw speech zei u dat rijke landen zullen moeten betalen als ze willen dat het Congolese regenwoud blijft bestaan.

Ève Bazaiba: Ik praat niet in termen van betalen, maar in termen van compensatie. Het is de verantwoordelijkheid van rijke landen om de emissies te compenseren die zij hebben veroorzaakt.

Hebben ze dat begrepen, denkt u?

Ève Bazaiba: Beseffen de landen van de G20 (De EU en 19 grootste economieën ter wereld, red.) dat zij verantwoordelijk zijn voor 80% van de uitstoot van emissies? Dat deze emissies de biodiversiteit vernietigen? En dat dit nefaste gevolgen heeft? Die vraag moet je aan hen stellen.

‘We zullen het milieu niet beschermen met onze eigen goede wil, maar met fondsen die we ontvangen.’

Ik houd me bezig met de zaken die mij aangaan. Beseft Congo dat het de mensheid kan redden? Ja. We zijn een oplossingsland voor de klimaatverandering. Denkt Congo eraan om zijn biodiversiteit te redden? En zo ja, met welke middelen? Met zijn eigen politieke wil en met behulp van de fondsen die zullen komen van de verantwoordelijken voor de vervuiling.

Ik nam de nationaal bepaalde bijdrage (nbb) die u op de klimaattop in Glasgow hebt neergelegd door. Daar spreekt u van 48 miljard dollar.

Ève Bazaiba: Dat zijn inderdaad de kosten van de nbb. We willen onze emissies met 21% verminderen. 19% daarvan is afhankelijk van buitenlandse steun, 2% is onze bijdrage.

Wie zal dat financieren?

Ève Bazaiba: Wij hanteren het principe: de vervuiler betaalt. De landen van de G20 moeten dus betalen, want zij zijn verantwoordelijk voor de vervuiling. Zij vragen ons om ons milieu te beschermen en zo de mensheid te redden.

Wij zijn bereid om dat te doen. Alleen: we zullen het milieu niet beschermen met onze eigen goede wil, maar met de fondsen die we ontvangen.

Ik verwijs naar de landen van de G20, die de biodiversiteit en het milieu willen beschermen. Voor de strijd tegen klimaatverandering hebben rijke landen beloofd elk jaar 100 miljard dollar vrij te maken voor ontwikkelingslanden.

Over hoeveel jaar loopt uw plan van 48 miljard dollar?

Ève Bazaiba: 10 jaar.

U verwacht dus jaarlijks 4,8 miljard dollar aan milieusteun? Ik heb het onderzocht. Tot nu toe tel ik – als ik alle fondsen bij elkaar tel voor het beheer van de natuurparken en voor het CAFI (Central African Forest Initiative, een groep internationale donoren onder leiding van Noorwegen, red.) – ontvangt Congo 100 miljoen dollar per jaar aan internationale middelen voor de bescherming van het woud. Veel minder dan wat u vraagt…

Ève Bazaiba: Ho maar, mijnheer de journalist, je moet de zaken correct inschatten. Het engagement van 100 miljard per jaar voor de strijd tegen klimaatverandering is één ding. Het CAFI is een heel andere zaak. Dat initiatief kadert in ons eigen programma van duurzame ontwikkeling dat we al een tijd geleden zijn begonnen. Je kan die middelen voor ontwikkelingshulp niet zomaar meetellen als klimaatgeld.

We praten dus over 4,8 miljard dollar per jaar, boven op wat Congo nu al ontvangt?

Ève Bazaiba: Exact. Als je het over ontwikkelingshulp wil hebben, gelden er ook principes.

Gezamenlijk beheer

Bazaiba is duidelijk niet tevreden over de manier waarop de middelen van het CAFI worden beheerd. Ze wekt de indruk dat er veel geld is blijven hangen bij buitenlandse ontwikkelingsagentschappen en dat er onduidelijkheid is over wat gerealiseerd is op het terrein.

Navraag bij Cafi en onderzoek van documenten leert dat de Congolese minister van financiën het comité de pilotage – dat de beleidskeuzes van CAFI maakt — voorzit en ook zijn handtekening moet zetten vooraleer er geld kan worden vrijgemaakt voor projecten.

Die financiële middelen worden toegekend na aanbestedingen die inderdaad meestal gewonnen worden door ontwikkelingsagentschappen van donorlanden die de meeste van de provinciale projecten  - de zogenaamde Projet Intégrés REDD (Reducing Emissions from Deforestation and Degradation)  uitvoeren. Die PIREDD’s maken jaarlijks een rapport over de vorderingen van die projecten. Die vertolken wel degelijk wat er met de middelen gebeurt. Zo leerde het voortgangsrapport over fase I van het PIREDD van de provincie Mai Ndombe me dat het begrote bedrag voor het eigen functioneren overtroffen werd, terwijl de uitbetalingen aan de bevolking voor het leveren van zogenaamde ecologische diensten – wat de gewone mensen kunnen verdienen aan het project — dan weer minder dan de helft van het begrote bedrag bedroegen.

In 2020 was er bovendien over het hele CAFI-project in Congo een behoorlijk kritische evaluatie van Terea, een adviesbureau dat zich specialiseert in milieu en duurzaam bosbeheer.

De dertig miljoen dollar voor condooms of de andere bedragen die de minister noemt, zijn moeilijk te baseren op gepubliceerde rapporten. Duidelijk is dat er wel degelijk sprake is van gezamenlijk beheer – van Congo en de donoren – met de minister van financiën in een hoofdrol, terwijl Bazaiba als minister van milieu graag meer invloed wil.

‘We moeten de verhouding tussen Congo en de internationale partners herschikken.’

‘Voor het CAFI hebben wij ingetekend voor een tweede periode van 2021 tot 2025’, zegt Bazaiba. ‘Omdat de eerste periode, die liep van 2012 tot 2020, verstreken was.’ (in realiteit begon de eerste periode in 2016, jvd)

‘In naam van de Congolese regering vroeg ik twee dingen. Ten eerste: de evaluatie van de eerste periode. Er zou voor 190 miljoen dollar besteed zijn geweest, maar wat waren de resultaten? Ten tweede wil ik een nieuw kader. Het kan niet dat de donoren de hulp zelf beheren en dan achteraf aan de Congolezen vragen om zich te rechtvaardigen.’

Mijn indruk is dat Congo en de donoren de middelen van het CAFI gezamenlijk beheren.

Ève Bazaiba: Neen. Toen ik het rapport over het CAFI ontving, bleek dat 85 miljoen gestort is voor ‘de werking’. Van de resterende 105 miljoen is 60 miljoen doorgespeeld aan verschillende buitenlandse ontwikkelingsagentschappen. Zo zitten we aan 145 miljoen dollar.

Ja, maar…

Ève Bazaiba: Laat me even uitpraten. De resterende 45 miljoen dollar is dan besteed aan de uitvoering van het programma. Toen ik vroeg waarover dat ging, bleek dat er veel middelen gingen naar studies en workshops voor sensibilisering voor de strijd tegen ontbossing.

Daarbij zat 30 miljoen dollar die gebruikt is voor de aankoop van condooms. Die zouden worden verdeeld onder de bevolking om de geboortes te beperken, in de veronderstelling dat hoe meer de bevolking exponentieel stijgt in de dorpen, hoe meer ontbossing er is.

Daarom vraag ik me af wat de resultaten zijn. Als ik het heb over een nieuw kader voor gezamenlijk beheer, gaat het daarover. Ik wil een beperking van het aantal buitenlandse ontwikkelingsagentschappen dat betrokken is bij de uitvoering van de programma’s. Op deze manier geef je met je rechterhand, en neem je terug met je linkerhand.

Zegt u dan dat de PIREDD’s niet werken? Ik heb het PIREDD in de provincie Mai Ndombe bezocht. Ik zag toch resultaten op het terrein.

Ève Bazaiba: Ik zeg dat er een probleem is met het beheer. We moeten de verhouding tussen Congo en de partners herschikken. Een van de basisprincipes van hulp is dat je rekening houdt met de prioriteiten van de begunstigde landen. Het kan dus niet de donoren hun wil opleggen.

Ten tweede: donoren en begunstigden moeten beiden rekenschap afleggen over de resultaten. Ten derde: de evaluatie. Is die er geweest? Halverwege het parcours of op het einde. Dat maakt deel uit van de principes van de ontwikkelingshulp.

Zegt u dan neen tegen het gezamenlijke beheer dat tot nu toe gebeurde?

Ève Bazaiba: Het beheer is gezamenlijk op papier, maar unilateraal in de realiteit. De Congolese regering heeft niets getekend, ze werd louter geïnformeerd. Maar ik zeg u: er gaat nu 12 miljoen dollar naar het Programme de gestion durable des forêts dat ook door CAFI wordt gefinancierd.

Ook daar heb ik een herschikking gevraagd: het beheer moet in onze handen zijn. Mijn kabinetschef en mijn economisch-financiële adviseur zullen samen tekenen. Het geld komt op de rekening van Congo via het ministerie van Financiën.

Als er een tussentijds rapport komt, zal ik dat eerst evalueren. Pas dan geef ik mijn vertegenwoordigers al of niet de opdracht om te storten. Er kan geen sprake meer van zijn dat de fondsen elders gaan en dat wij er alleen zijn om te controleren.

Mensen stellen zich toch vaak vragen bij de kwaliteit van het bestuur in Congo.

Ève Bazaiba: U hebt gelijk. Dat zeggen de partners ons geregeld: ‘We kunnen die fondsen niet aan Congo geven, want de politici zullen zich ermee verrijken. Daarom moeten we het geld geven aan buitenlandse ontwikkelingsagentschappen.’ Maar ik gaf u het voorbeeld van het CAFI. Congolese politici hebben 190 miljoen dollar niet beheerd. Er ging 85 miljoen naar de werking van het initiatief. Zo geef je werk aan je eigen consultants.

Wat is gebeurd met de rest van het geld in termen van de strijd tegen ontbossing? Lag dat aan de Congolese politici? Wij volgen de media ook. Hoe vaak is er niet sprake van corruptie in Europa? De Congolezen hebben daar geen monopolie op.

© Bart Lasuy

Eve Bazaiba: ‘We moeten de verhouding tussen Congo en de internationale partners herschikken.’

© Bart Lasuy

Recht op ontwikkeling

Congo is een belangrijk land als het gaat over de mondiale klimaatregulering. Maar als het vergunningen toekent voor olieontginning in beschermde natuurgebieden, ondergraaft dat het idee dat het een oplossingsland is.

Ève Bazaiba: Congo heeft aan niemand een exploitatievergunning gegeven in beschermde natuurgebieden. Het heeft met strategische studies onderzocht waar het potentieel zit voor de exploitatie van petroleum. Na die studies hebben we dat potentieel herschikt in 27 petroleumblokken en 2 gasblokken.

‘Afrika is maar verantwoordelijk voor 4 procent van de CO2-uitstoot. Congo nog voor veel minder.’

De internationale partners die u niet genoemd hebt, maar die ik ken, hebben onze aanbesteding verworpen voor zes aardolieblokken. Die zouden zich in beschermde zones bevinden. Maar geen enkele partner heeft gezien waar wij willen werken. Dat is niet in beschermde zones.

U maakt zich daar zichtbaar druk over.

Ève Bazaiba: Wat ik vooral niet begrijp is dat Congo zelfs bij de minste intentie bekritiseerd wordt. Gabon heeft maar 9 procent van het Centraal-Afrikaanse regenwoud ontgint al 50 jaar olie, dat wil zeggen in het bos. Of neem het blok aan het Albertmeer, waar wij ook willen exploiteren. Daar exploiteert Oeganda samen met dezelfde landen die nu de DRC bekritiseren.

U spreekt over twee maten en twee gewichten…

Ève Bazaiba: Precies. Zweden en Noorwegen, twee grote ontginners van olie, zijn tegelijk de grote milieudonoren. (Zweden is géén grote ontginner van olie, Noorwegen wel, jvd). De Verenigde Staten ontginnen volop olie en gas, terwijl ze ons bekritiseren. Wij maken nog maar plannen of we krijgen al kritiek.

Welk olieproducerend land is al naar ons gekomen om ons een quotum van olie aan te bieden omdat we het woud zouden beschermen voor het mondiale klimaat? Laat ons dus onze natuurlijke rijkdommen ontginnen, net zoals alle andere landen.

Er is geen enkel verdrag dat een land verbiedt om CO2 uit te stoten voor zijn ontwikkeling. Afrika is maar verantwoordelijk voor 4 procent van de uitstoot. Congo nog voor veel minder. En dat terwijl het rijke Duitsland opnieuw bruinkool ontgint omdat het geen gas uit Rusland meer wil gebruiken. Wie klaagt dat aan?

Wij hebben ook recht op ontwikkeling. Wij willen de mensheid helpen, maar als rijke landen ons niet compenseren, laat ons dan onze rijkdommen exploiteren.

Maar als jullie wet zegt: geen exploitatie in natuurparken, moet je dat ook respecteren…

Ève Bazaiba: Heb je daarvan het bewijs? Het gaat niet over natuurparken.

Koolstofkredieten

Op de zogenaamde koolstofmarkt kunnen organisaties hun CO2-emissies compenseren door koolstofkredieten te kopen van organisaties die CO2-opslag hebben gerealiseerd. Hetzij door bomen aan te planten, hetzij door ontbossing te voorkomen.

Bedrijven en ngo’s die dat gedaan hebben, kunnen hun CO2-reducties certifiëren en registreren. Als op die manier is aangetoond hoeveel ton CO2 werd gerealiseerd, kunnen die tonnen op een vrijwillige markt verkocht worden. Dat wil zeggen: verkopers en kopers sluiten een deal met elkaar en de kous is af.

In Congo werden ook zogenaamde beschermingsconcessies in het leven geroepen. Bedrijven kunnen de houtkapvergunningen die ze ooit hebben gekregen voor grote bossen (en waarbij ze al de waardevolste bomen gekapt hebben) omzetten in beschermingsconcessies. Daarbij is het de bedoeling dat ze niet langer kappen, maar samen met de lokale bevolking een programma opzetten om ontbossing te voorkomen en op die manier koolstofkredieten te realiseren.

Kunt u me zeggen hoeveel beschermingsconcessies er zijn en hoeveel koolstofkredieten die genereren? Weet u wie geld verdient met koolstofkredieten die in Congo gerealiseerd werden?

Ève Bazaiba: We weten dat sommige internationale partners in het kader van de bescherming van de biodiversiteit hier koolstofkredieten komen verdienen zonder ons op de hoogte te brengen.

‘Waarom bent u zo gehaast? Ik heb u gezegd dat we 26 beschermingsconcessies hebben.’

En concreet?

Ève Bazaiba: Het Wereldnatuurfonds WWF kwam naar Congo om de natuurparken te beschermen, maar het heeft zich ook gelanceerd in de koolstofkredietmarkt zonder ons daarvan op de hoogte te brengen.

Ik heb een omzendbrief naar alle ngo’s en ondernemingen gestuurd. Wie zich roert met de vermijding van emissies of het opslaan van koolstof door bosbouw, moet zich registreren. Wie dat niet doet, zal beschouwd worden als een fraudeur.

Sinds 20 april 2022 werkt een commissie voor de herziening van alle concessiecontracten van bescherming en exploitatie in ons land. Die commissie heeft 82 contracten geteld: 26 voor bescherming, de rest voor exploitatie. Ze heeft maatregelen voorgesteld en we gaan nu met de fijne kam door alle contracten.

Maar…

Ève Bazaiba: Waarom bent u zo gehaast? Ik ben uw vraag niet vergeten. Ik heb u gezegd dat we 26 beschermingsconcessies hebben.

De koolstofkredietmarkt is een vrijwillige markt, waar verkopers en kopers buiten een officiële markt om een deal kunnen sluiten. Hoe kunt u dan weten wat er al verkocht is?

Ève Bazaiba: Wij eisen transparantie en ik zal u alle info ter beschikking stellen zodra we die hebben. Maar ik wil dat u de nadruk legt op het feit dat sommige partners die gekomen waren voor milieubescherming nu ook in de markt van de koolstofkredieten zijn gegaan. Die moet u volgen.

Heeft zo’n beschermingsconcessie kans op slagen?

Ève Bazaiba: In Mai Ndombe is er Era, een beschermingsconcessie waar de bevolking baat bij heeft. Er worden scholen en ziekenhuizen gebouwd, er is begeleiding bij duurzame landbouw.

Era is dus volgens u een voorbeeld van een eerlijke herverdeling van de winsten?

Ève Bazaiba: Het is het enige voorbeeld, ik ken geen ander.

Hoeveel procent moet er naar de lokale bevolking gaan om van een eerlijke verdeling van de opbrengst van koolstofkredieten te kunnen spreken?

Ève Bazaiba: Globaal gezien moet het fiftyfifty zijn. Voor de lokale bevolking gaat het in de eerste plaats om investeringen in sociale infrastructuur, zoals de bouw van scholen en hospitalen, maar ook over de financiering van hun werking. Dat is wat de Congolezen verdienen. Ook de provincie heft een taks op de verkoop van koolstofkredieten.

Ten slotte is er een kleine bijdrage van 30 procent die naar de schatkist gaat, zodat ook de sociale noden in de andere provincies gelenigd kunnen worden. Want de bossen van Mai Ndombe moeten ook andere provincies ten goede komen.

Dit artikel kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.