Experte Kim Janssens: 'Woonwagenbewoners vinden moeilijk aansluiting bij samenleving'
Vlaanderen schrapt woonwagenbewoners uit integratiebeleid
Vlaanderen lijkt niet veel meer op te hebben met woonwagenbewoners. In elk geval wil de nieuwe Vlaamse regering deze groep niet meer in het Vlaamse integratiebeleid. Krijgen ze überhaupt een nieuw onderkomen? MO* sprak met experte Kim Janssens, die er een boek over schreef en al twintig jaar kind aan huizen op wielen is.
Op de dag dat het Vlaamse regeerakkoord publiek werd, haalde Kim Janssens haar pas gedrukte boek ‘Een leven lang opgejaagd’ uit de verpakking, een boek over de plek van woonwagenbewoners in Vlaanderen.
Die plek dreigt nu uitgegomd te worden. Met niet meer dan een klein zinnetje in het regeerakkoord:
‘Woonwagenbewoners, de rondtrekkende beroepsbevolking,
en vreemdelingen zonder wettig verblijf
worden niet langer benaderd vanuit het integratiebeleid.’’
Kim Janssens, als sociaal werker al twintig jaar aan de slag met woonwagenbewoners in België, is een van de weinigen die er wakker van lijkt te liggen. Ze is een zeldzame ingewijde. Als geen ander kent ze de drijfveren, de gewoonten en de geheimen van de mensen op wielen.
‘Opgejaagd’
De woonwagenbewoners (zie kader hieronder) zijn op dit moment wel opgenomen in het Vlaamse integratiedecreet. Daarin wordt een woonwagenbewoner omschreven als ‘iemand die legaal in België verblijft en woont in een woonwagen, of waarvan de ouders in een woonwagen woonden’.
Met andere woorden: Vlaanderen erkende de woonwagenbewoners tot nu toe als een specifieke doelgroep van het Vlaamse integratiebeleid. Daar lijkt de nieuwe Vlaamse regering nu komaf mee te willen maken.
Het Minderhedenforum, Janssens’ werkgever en een belangrijke partner voor de Vlaamse regering, werd hierover vreemd genoeg niet geconsulteerd. Maar Kim Janssens voelde de bui hangen. Vorig jaar besliste Vlaanderen om de groep van woonwagenbewoners op te splitsen in enerzijds bewoners met een vaste standplaats en anderzijds rondtrekkenden. Voortaan, zo werd beslist, zou Vlaanderen nog enkel de rondtrekkende woonwagenbewoners opvolgen.
De logica: wie niet rondreist, is zelfredzaam genoeg. ‘Dat klopt niet’, zegt Kim Janssens. ‘Velen zitten nog in een kwetsbare maatschappelijke positie.’ Ze wijst naar de titel van haar boek, dat tussen ons op de tafel ligt. Ze legt haar vinger op dat ene woord. ‘Opgejaagd’.
Woonwagenbewoners nemen geen vooraanstaande plaats op de sociale ladder in, of ze nu in een huis met of zonder wielen wonen. ‘Ook woonwagenbewoners die noodgedwongen in een huis wonen, bij gebrek aan standplaatsen voor woonwagens, blijken vaak toch moeilijk aansluiting bij de samenleving te vinden.’
Wie zijn de woonwagenbewoners?
De groep woonwagenbewoners bestaat uit drie deelgroepen: de voyageurs, de Manoesjen en de Roms. Hun totale aantal wordt op 2000 gezinnen geschat.
Het gaat niet om de Roma, gelinkt aan recente migratiestromen uit Oost-Europa. Er zijn wel gemeenschappelijke kenmerken, zoals de taal die ze met de Roms delen, maar de Roma leven traditioneel in huizen.
Voyageurs stammen af van de inheemse, trekkende bevolking: mensen die voortdurend rondtrokken en onderweg de kost verdienden met allerlei ambulante activiteiten. Ze spreken Nederlands, maar gebruiken soms nog Bargoense woorden.
De Manoesjen kwamen in de 15de eeuw naar onze streken. Door de eeuwen heen integreerden ze zich gedeeltelijk in de omgeving en de maatschappij rondom hen. Ze spreken Manoesj en Nederlands.
De Roms kwamen eind 19de, begin 20ste eeuw naar hier vanuit Oost-Europa. Ze vallen op door hun traditionele levenswijze en kledij. Ze trekken rond van voorjaar tot najaar in familiegroepen. Hun eerste taal is het Romanés, een taal verwant aan het Manoesj. Hun tweede taal is het Frans. Jongeren spreken ook Nederlands.
Bron: Agentschap Integratie en Inburgering
‘Geboortecijfers beperken’
De maatschappelijke kloof tussen bakstenen Belgen en Belgen op wielen is anno 2019 nog steeds groot. Ze zijn op weinig plaatsen in Vlaanderen welkom.
‘Eeuwenlange uitsluiting heeft ervoor gezorgd dat woonwagenbewoners wantrouwig staan tegenover de omringende samenleving.’
Een tegenargument is vaak dat ze ‘zelf niet willen integreren’. ‘Dat klopt wellicht een beetje’, zegt Janssens. ‘Eeuwenlang hebben verschillende uitsluitingsmechanismen ervoor gezorgd dat woonwagenbewoners wantrouwig, zelfs vijandig tegenover de omringende samenleving kwamen te staan.’
Rondtrekkende groepen en Roma worden al eeuwenlang vervolgd op het Europese continent, dat zegt ook de Raad van Europa. En er is de vergeten vervolging van de woonwagenbewoners en Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog, die net als de Joodse bevolking werd uitgeroeid door de nazi’s. ‘25 procent van hun gemeenschap is tussen 1940 en 1945 uitgeroeid’, zegt Janssens.
Ook vandaag blijven hardnekkige opvattingen over Roma en woonwagenbewoners bestaan: “ongewensten”, “criminelen” en “een zootje ongeregeld”, ook in de media en in het politieke discours. Zo verwijst Janssens in haar boek naar een voorstel van de Bulgaarse minister van Defensie. Die diende dit jaar nog een voorstel in om ‘het zigeunervraagstuk op te lossen door de geboortecijfers van de groep te beperken’.
Bij ons vond in mei dit jaar nog een bijzonder grootschalige politieoperatie plaats. 1200 federale en lokale politieagenten deden, in het kader van een fraudeonderzoek, meer dan tweehonderd huiszoekingen, voornamelijk bij een aantal families van woonwagenbewoners. De operatie was van dien aard dat de Verenigde Naties België om opheldering vroegen.
‘Het wantrouwen is groot’, zegt Janssens. Ze pleit ervoor om te investeren in opbouwwerk, het opbouwen van een wederzijdse vertrouwensrelatie. ‘Het is zo belangrijk om zich open te stellen, om respect te tonen. Dat vraagt tijd en inspanning, maar het werpt zeker vruchten af.’
Betonnen fundamenten vervangen de wielen
De grootste groep woonwagenbewoners vormen de voyageurs of de rondtrekkende Belgen, die ooit kozen voor een rondtrekkend bestaan. Volgens Janssens’ schattingen woont maar liefst negentig procent van hen al in huizen.
Probleem opgelost, zou je kunnen stellen. ‘Nee,’ zegt Janssens, ‘het is echt geen vrije keuze. Die mensen hebben noodgedwongen hun woonwagenbestaan opgegeven omdat ze geen vaste standplaats vinden. Ik steek er mijn hand voor in het vuur dat minstens de helft van hen verkiest om in een woonwagen te leven.’
De Manoesjen en de Roms wonen nog wel in woonwagens, maar vooral de Roms trekken nog echt rond. In de zomermaanden sluiten ze zich aan bij de grotere families en vieren ze religieuze feestdagen.
‘Noem woonwagenbewoners gerust de pioniers van het kangoeroewonen’
Voor een Belg die het bakstenen bestaan met de paplepel kreeg ingelepeld, lijkt het een vierderangs probleem: per se willen wonen in een woonwagen. Voor een voyageur, een Manoesj of een Rom is het dat niet.
Wonen op wielen heeft niet alleen een diepe historische betekenis, de woonvorm is ook heel nauw verbonden met een bijzonder hecht familieleven. ‘Het familieverband is voor deze groepen de belangrijkste reden om in een woonwagen te wonen’, legt Janssens uit.
‘De woonwagen zelf is voor de woonwagenbewoners ook een symbool van vrijheid, een teken van anders zijn. Het leven in de familiegemeenschap en het zorgen voor elkaar is de kern van hun bestaan. De familie verzekert het sociale opvangnet, praktisch maar ook geestelijk. Kinderen gaan niet naar crèches, ouderen gaan niet naar woonzorgcentra. Noem hen gerust de pioniers van het kangoeroewonen.’
Te weinig standplaatsen, ondanks Vlaams potje
Vlaanderen telt welgeteld 31 woonwagenterreinen, in grootte variërend van 8 tot 50 standplaatsen. ‘Het zijn kleine residentiële terreinen, woonwijkjes zeg maar. Het zijn terreinen die gaandeweg door gemeenten werden geregulariseerd toen ze zagen dat woonwagenbewoners schoolgaande kinderen hadden, een job hadden, met andere woorden: deelnamen aan de lokale samenleving.’
Die standplaatsen, niet te verwarren met doortrekkersterreinen (zie kader), zijn dus cruciaal, zegt Janssens. Het is een eerste, uiterst belangrijke opstap naar integratie in de samenleving.
Gemeenten die woonwagenterreinen voorzien, krijgen financiële steun van het Vlaamse ministerie van Wonen. Vlaanderen voorziet middelen voor de aankoop, de aanleg en de inrichting van een woonwagenterrein. ‘Gemeenten krijgen dat voor honderd procent terugbetaald’, zegt Janssens.
Voor de rondtrekkers: doortrekkersterreinen
Doortrekkersterreinen zijn plaatsen waar rondtrekkende woonwagenbewoners twee tot maximum drie weken kunnen verblijven, als ze huur betalen en tijdig reserveren. Ze bieden geen structurele oplossing voor het nijpende terreinentekort. Bovendien zijn er ook te weinig van deze terreinen.
‘Maar een doortrekkersterrein biedt de rondtrekkende woonwagenbewoners wel minstens twee tot drie weken rust’, zegt Kim Janssens. ‘Ze kunnen even bekomen, hun paperassen in orde maken en een volgend terrein proberen te reserveren.’
Verzet van omwonenden
Alleen staat geen enkele gemeente in de rij voor die middelen. ‘Eenmaal de terreinen met hulp van Vlaanderen zijn ingericht, komt het beheer ervan wel definitief bij de gemeente terecht’, zegt Janssens. ‘En uiteraard gaat het niet enkel om de infrastructuur maar ook om het sociale integratieluik. Het vergt met andere woorden inspanningen van gemeenten en daar passen ze voor.’
‘Er speelt natuurlijk nog iets’, zegt Janssens. ‘Dat is misschien nog belangrijker: het protest van de andere burgers, de kiezers van de gemeente. Vaak verzetten inwoners van gemeenten zich enorm tegen het idee dat ze woonwagenbewoners als buur zullen krijgen. Men vreest overlast, aanzuigeffecten, criminaliteit, allemaal ingegeven door de stigmatisering die op de groep rust.’
‘Gemeenten halen allerlei technische redenen aan om bouwvergunningen van woonwagenbewoners te weigeren.’
In theorie zouden woonwagenbewoners ook bouwgronden kunnen aankopen. In theorie zouden ze een bouwvergunning kunnen aanvragen om er een caravan te zetten. We leven tenslotte in tijden waar nieuwe innovatieve woonvormen als een tiny house en een omgebouwde container op wielen in opmars zijn.
‘In theorie en volgens de wet kan dat inderdaad’, reageert Janssens. ‘Maar een gemeentebestuur heeft het recht om bouwvergunningen om diverse redenen te weigeren. We zien hoe dat ook gebeurt: gemeentebesturen halen allerlei technische redenen aan om die bouwvergunningen van woonwagenbewoners toch te weigeren.’
Europese must: strategie voor integratie
Het Minderhedenforum pleit al jaar en dag voor een spreidingsplan. ‘Onze aanbeveling is dat elke Vlaamse gemeente vijf tot maximum vijftien standplaatsen, gericht op families, zou moeten voorzien. Op die manier hou je, net als bij een sociale woonwijk, het overzicht en blijft dit beheersbaar. Dat kan de samenleving alleen maar ten goede komen.’
In 2012 ontwikkelde de Europese Raad een beleidsplan om de precaire situatie van rondtrekkende gemeenschappen aan te pakken. Volgens dat plan zou elke EU-lidstaat een integratiestrategie moeten uittekenen voor rondtrekkende gemeenschappen.
Datzelfde jaar werd België door het Europees Hof van de Mensenrechten veroordeeld voor de slechte opvang van woonwagenbewoners. Het veranderde de Belgische houding nauwelijks.
België kwam volgens Janssens niet verder dan het bundelen van bestaande beleidsinitiatieven. ‘Nieuwe initiatieven en extra middelen bleven uit.’ Het contactpunt over woonwagenbewoners, dat België op vraag van Europa had ingericht, kwam niet verder dan het schrijven van rapportjes over de kwetsbare situatie van woonwagenbewoners.
Hier geboren
‘Ik heb de indruk dat we terug naar af zijn’, zegt Kim Janssens. ‘Ik zie het wederzijds wantrouwen opnieuw groeien.’
Moeten de woonwagenbewoners dan toch niet de bevoegdheid worden van de nieuwe minister van Samenleven, Bart Somers (Open Vld)?
‘Ik hoor dat 108 leerplichtige Belgische Rom-kinderen op dit moment niet naar school gaan in Vlaanderen.’
‘Het gaat om mensen die hier geboren zijn, waarbij je je inderdaad de vraag zou kunnen stellen of ze wel binnen het integratieluik thuishoren’, zegt Janssens. ‘Maar als groepen die nog altijd moeilijk toegang krijgen tot onze samenleving, moeten ze wel degelijk beleidsaandacht krijgen. Of die nu Vlaams of federaal is, van Integratie of Welzijn of zelfs Onderwijs komt.’
‘Echt, het belangrijkste is nu dat we middelen krijgen om met die groep te kunnen blijven werken.’ Janssens zegt het wat laconiek maar ook met de nodige wanhoop. ‘Ik kreeg net nog de onrustwekkende melding dat 108 leerplichtige Belgische Rom-kinderen op dit moment niet naar school gaan in Vlaanderen. Dus hoe dan ook moeten die ergens hun plek verdienen.’
Erkend als ‘erfgoed’
In 2017 zagen woonwagenbewoners hun cultuur erkend als Vlaams immaterieel erfgoed. Met andere woorden: Vlaanderen maakte de keuze om de woonwagencultuur te laten bestaan. ‘Die erkenning is helaas niet afdwingbaar,’ reageert Janssens, ‘maar als je tekent voor het voortbestaan van die cultuur, impliceert dat toch ook dat je hun woonvormen respecteert en daar ook naar handelt.’
Ook in Nederland werd de cultuur van de woonwagenbewoners erkend als erfgoed. Het gaf de woonwagenbewoners er letterlijk recht op rechten.
‘Anders dan bij ons hebben Nederlanders meer juridische kracht om rechten af te dwingen via het Nederlandse College voor de Rechten van de Mens. Dat college gaf de woonwagenbewoners gelijk toen ze hun recht op wonen in een woonwagen inriepen.’
Het betekende een ommezwaai bij onze noorderburen. Van een zogenaamd “uitsterfbeleid”, dat wonen op wielen moest afbouwen, schakelde Nederland over naar een constructief beleid, gebaseerd op een mensenrechtenkader. Nederland stimuleert en adviseert nu lokale besturen om het recht op wonen mogelijk te maken voor woonwagenbewoners.
Een woonwagenpark in Nederland, bij Den Haag (foto: 2014). Onze noorderburen gingen van een zogenaamd “uitsterfbeleid”, dat wonen op wielen moest afbouwen, naar een constructief beleid, gebaseerd op een mensenrechtenkader.
Vysotsky (CC BY-SA 4.0)
Kanttekening: de woonwagengemeenschap is er veel groter dan in ons land, wat hen volgens Janssens meer slagkracht geeft. Volgens de laatste telling uit 2008 gaat het om 33.000 woonwagenbewoners. ‘Niet alles is koek en ei in Nederland, er zijn nog altijd lokale besturen die tegenwerken. Maar het is wel een overwinning.’
Goede voorbeelden in België
Het kan ook in eigen land anders. Herentals ging tien jaar geleden in gesprek met families woonwagenbewoners die al generaties in de gemeente woonden. Ze woonden op dat moment in armoedige omstandigheden op slechte terreinen. ‘Herentals investeerde in twee nieuwe terreinen, voerde een sociaal impulsbeleid via een stadsmedewerker. Vandaag maken de woonwagenbewoners gewoon deel uit van de Herentalse bevolking.’
Ook Mortsel reageerde goed op een niet zo evident verhaal. ‘De gemeente had een domein waar de woonwagens van de drie groepen, voyageurs, Roms, Manoesjen, op stonden. De gemeente heeft erg geïnvesteerd in de sociale cohesie tussen die groepen en in de leefbaarheid van het terrein, met betrokkenheid van de bewoners.’
‘Laat ons vooral niet vergeten: ook deze Belgen hebben rechten.’
‘Door in te zetten op leerplicht en tewerkstellingstrajecten en door kort op de bal te spelen, is dit een geslaagd integratievoorbeeld.’
Vandaag legt Vlaanderen de nadruk op plichten naast de rechten. ‘We beweren niet dat een stok achter de deur niet kan’, reageert Janssens. ‘We pleiten al jaren om bijvoorbeeld schoolgaan te koppelen aan leefloon. Dat wordt hier en daar al gedaan: mensen die hun kinderen geen school laten lopen, dreigen hun leefloon te verliezen. Je kan mensen wijzen op hun plichten, door hen consequent, streng en rechtvaardig te benaderen.
‘Maar daarnaast is dat outreachend werk, dat kort op de bal spelen, heel belangrijk. En laat ons vooral niet vergeten: ook deze Belgen hebben rechten.’
Een leven lang opgejaagd. De plek van woonwagenbewoners in Vlaanderen door Kim Janssens, uitgegeven door Lannoo, 128 blz., EAN 9789401463935 (te verkrijgen via info@minderhedenforum.be)