Jindires, een van de zwaarst getroffen stadjes in Syrië, een week na de aardbeving
Aardbeving in Noordwest-Syrië: ‘Niemand komt ons helpen, alsof we alleen op de wereld zijn’
Een week na de aardbeving leven de inwoners van Afrin in het noordwesten van Syrië nog altijd buiten, in de vrieskou. Ze hebben geen tenten, geen dekens, geen eten, geen geneesmiddelen. De hulp komt tot vandaag heel traag door de grensovergang, en is ruim onvoldoende. MO* sprak met overlevenden.
Gebouwen die instortten door de aardbeving in het stadje Jindires, in het district Afrin in het noordwesten van Syrië
(foto via de familie van Delvan Jafar in Jindires)
Een week na de aardbeving leven de inwoners van het district Afrin in het noordwesten van Syrië nog altijd buiten, in de vrieskou. Ze hebben geen tenten, geen dekens, geen eten, geen geneesmiddelen. Ze slapen in auto’s en tractoren. De hulp komt tot vandaag maar heel traag door de grensovergang, en is ruim onvoldoende. MO* sprak met overlevenden uit Afrin en hun familie in Europa.
‘Een aardbeving is het werk van de natuur, onrecht is door mensen gemaakt’, zegt Salah Bilal vastberaden in de microfoon tijdens een demonstratie van Syrische Koerden aan het gebouw van de Europese Commissie in Brussel. Ze zijn afkomstig uit het zwaar getroffen district Afrin in het noordwesten van Syrië en roepen de Europese Unie op om politieke druk uit te oefenen, zodat meer humanitaire hulp geleverd wordt.
Delvan Jafar uit Leuven, afkomstig uit het stadje Jindires in Afrin, is er ook. ‘Ik ben nog nooit naar een betoging geweest, maar nu ga ik’, zegt hij. Delvan houdt zich doorgaans ver van elke politieke actie, maar hij is moe. Zo moe van al het onrecht dat hem, zijn familie, en vele andere Syrische Koerden de voorbije tien jaar is aangedaan, dat hij zich later bij een kop koffie in zijn huis in Leuven een wanhopige uitspraak laat ontvallen: ‘Ik wou dat we nog in Jindires waren en daar onder het puin gestorven waren. Dan was alles voorbij.’
Geen enkele hulp kwam erdoor terwijl familieleden aan het sterven waren.
‘Het is genoeg geweest’, zegt hij nog. ‘Dit is erger dan alles wat ervoor gebeurde. Dit is een nieuw Halabja voor ons.’ Het is een uitspraak die je als Koerd niet lichtzinnig doet. Delvan verwijst naar de gifgasaanval van de Iraakse president Saddam Hoessein op de Iraaks-Koerdische stad Halabja in 1988.
Zo’n uitspraak zegt vooral iets over hoe diep het raakt, wat nu gebeurt. Terwijl internationale organisaties en tientallen landen van over heel de wereld aan de Turkse kant van de grens massaal hulp boden, was de grensovergang met Syrië stil. Geen enkele hulp kwam erdoor terwijl familieleden van Delvan aan het sterven waren onder het puin, van de impact, van de honger, van de vrieskou.
Daarnaast stierven veel inwoners van Afrin, en van Idlib ten zuiden van Afrin, onder het puin in Turkse grenssteden als Antiochië en Gaziantep, waar ze al een tijd als vluchtelingen woonden. Zij komen nu terug in lijkzakken. En dat was drie dagen lang het enige dat door de grens gelaten werd: dode lichamen.
Demonstratie van Syrische Koerden aan het gebouw van de Europese Commissie in Brussel op 10 februari 2023. Ze roepen de Europese Unie op om politieke druk uit te oefenen, zodat meer humanitaire hulp geleverd wordt aan het zwaar getroffen district Afrin in het noordwesten van Syrië.
© Pieter Stockmans
(de reportage gaat verder onder het kader)
Waarom komt de hulpverlening na de aardbeving in het Syrische oorlogsgebied zo traag op gang?
In 2014 stemden de lidstaten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties een resolutie die de ‘grensoverschrijdende hulp’ voor Noord-Syrië regelde. Dat is humanitaire hulp van VN-agentschappen en internationale ngo’s die door de VN erkend zijn. Voor Rusland was hulp buiten het Assad-regime om een schending van de soevereiniteit van Syrië. Maar de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk vertrouwden het Assad-regime niet.
Het akkoord bepaalde daarom dat deze humanitaire hulp Noord-Syrië mocht binnenkomen via vier geautoriseerde grensovergangen (waaronder Bab al-Hawa bij Idlib en Bab al-Salam bij Afrin), zónder toestemming van de Syrische regering maar op voorwaarde dat Rusland een vorm van controle zou kunnen uitoefenen. Rusland wilde immers ook niet dat de grens met Turkije een levenslijn zou worden voor de rebellen die tegen het Assad-regime vechten.
De hulp verloopt via het Syria Cross Border Humanitarian Fund. In dit fonds verzamelt de VN donaties van landen. Zo beloofde de Belgische minister voor Ontwikkelingssamenwerking Caroline Gennez vorige week 4 miljoen euro voor dit fonds.
Doorheen de jaren gebruikte Rusland zijn vetorecht in de Veiligheidsraad tot er nog maar één geautoriseerde grensovergang overbleef: Bab al-Hawa bij Idlib. Op 9 januari 2023 besliste de Veiligheidsraad nog unaniem om deze grens open te laten. Op het moment van de aardbeving was Bab al-Hawa dus open.
Het is voorlopig nog onduidelijk waarom er na de aardbeving zo goed als geen hulp doorkwam. Er zijn wel de volgende feiten.
In deze twee Syrische gebieden sloeg de aardbeving het hardst toe:
District Afrin: in 2018 viel Turkije het district Afrin binnen om de Koerdische milities uit het gebied te verdrijven. Sindsdien bestuurt Turkije het gebied vanuit de Turkse stad Gaziantep. Op het terrein in Syrië richtte Turkije het zogenaamde Syrisch Nationaal Leger op, bemand met Syrisch-Arabische islamistische milities. Doordat Rusland ermee dreigde zijn vetorecht in de Veiligheidsraad te gebruiken tegen het afgesproken grensregime, is de grensovergang Bab al-Salam, de belangrijkste levenslijn voor het district Afrin, dicht voor grensoverschrijdende VN-hulp.
Provincie Idlib: de feitelijke machthebbers in Idlib zijn jihadistische groepen met een verleden in Al-Qaeda en die vooral tegen het Syrische leger vochten. Deze groepen staan op de terroristenlijst van de meeste landen, inclusief die van de VN. Bab al-Hawa is de grenspost tussen Turkije en dit gebied. Het Turkse leger is er slechts beperkt aanwezig. Rusland kan op elk moment zijn vetorecht gebruiken zodat ook deze grensovergang helemaal dicht gaat.
De eerste drie dagen na de aardbeving kwam geen enkele humanitaire hulp door de grens. Enkel dode lichamen. De wegen rond de grenspost zijn zwaar beschadigd. Maar het is niet duidelijk waarom er wel dode lichamen door de grensovergang vervoerd konden worden, en geen humanitaire hulp.
Zelfs op de derde dag was het eerste hulpkonvooi een konvooi dat al gepland was vóór de aardbeving. Het waren voedingswaren en hygiënische producten, maar geen medisch hulpmateriaal of graafmateriaal.
‘Turkije controleert de grenspost Bab al-Salam dichtbij Afrin aan beide kanten, dus in theorie zouden zij kunnen toestaan dat bilaterale hulp dit gebied bereikt zonder via de andere grenspost Bab al-Hawa te gaan’, zegt Heiko Wimmen, projectleider Midden-Oosten voor de International Crisis Group. ‘Als de-facto bezettingsmacht draagt Turkije immers de verantwoordelijkheid voor dit gebied. Maar Turkije kan zijn eigen mensen niet eens helpen, dus het is duidelijk méér dan zij alleen aankunnen.’
Er is natuurlijk ook nog de grensoverschrijdende VN-hulp. De VN-Veiligheidsraad moet dringend spreken over de opening van Bab al-Salam voor déze hulp. (UPDATE 14 februari 2023: Ongeveer gelijktijdig met de publicatie van dit artikel ging de Syrische regering akkoord om Bab al-Salam drie maanden te openen voor humanitaire hulp. Dat heeft de VN laten weten na gesprekken met het Assad-regime in Damascus.)
Rusland en China stellen dat internationale hulp eigenlijk via de Syrische regering moet passeren. In een normaal land zou dat kunnen, dan zou de internationale hulp voor Noordwest-Syrië gewoon via de luchthaven van Aleppo gaan. ‘Maar het Assad-regime heeft een verschrikkelijke reputatie wat betreft omgang met internationale hulp. De hulp die sommige landen nu aan het Assad-regime gaat zeker niet naar Idlib en Afrin’, zegt Wimmen.
Turkse invasie, covid-19, aardbeving
Delvan Jafar kan ze niet meer bijhouden, de keren dat hij en zijn vrouw Rokan Abdo in Leuven doodsangsten uitstonden om wat er hun familieleden in Syrië overkwam.
In 2018, tijdens de Turkse invasie, zag Rokan vanuit Leuven beelden van plunderingen en executies op haar smartphone. Jindires was ingenomen door de islamistische pro-Turkse milities. Een Turkse luchtaanval op Jindires had 26 burgerslachtoffers geëist. De volgende dagen verloor ze het contact met haar ouders.
In de herfst van 2021 verscheen op de Facebookpagina ‘Overlijdensberichten Afrin’ het ene na het andere bericht over inwoners die gestorven waren door het coronavirus. Covid-19 trok toen een spoor van vernieling door Noordwest-Syrië. Rokan moest in Leuven machteloos toekijken hoe haar moeder niet de nodige zorgen kreeg en overleed.
Sinds 6 februari neemt de frequentie van de overlijdensberichten opnieuw toe, maar met een andere doodsoorzaak. ‘Overleden als gevolg van de verwoestende aardbeving in Jindires’, staat overal te lezen.
Gebouwen die instortten door de aardbeving in het stadje Jindires, in het district Afrin in het noordwesten van Syrië
(foto’s via de familie van Delvan Jafar in Jindires)
Het komt allemaal terug boven: dagenlang doodsangsten uitstaan terwijl je je familie niet kan bereiken tijdens de zoveelste ramp, de mobiele telefoon niet durven openen uit angst voor weer eens een bericht van een overleden dierbare.
De mobiele telefoon niet durven openen uit angst voor weer eens een bericht van een overleden dierbare.
Jindires en het omringende platteland werden bijzonder hard getroffen. Her en der verspreid rond Jindires liggen talloze kleine dorpjes. Dronebeelden tonen hopen grijs puin omringd door niks anders dan uitgestrekte olijfboomgaarden. Die hopen puin zijn de stenen van prachtige, eeuwenoude huizen. Het erfgoed getuigt van de honderden jaren van Koerdische geschiedenis in dit gebied, en het is niet zeker of het ooit terug opgebouwd wordt.
Met een geschiedenis waarin Koerden herhaaldelijk slachtoffer werden van etnische zuiveringen door Turkse, Syrische, Iraakse en Iraanse dictators, komt deze nieuwe uitwissing van het verleden hard aan.
Rond Jindires, op de golvende heuvels vol olijfbomen, liggen talloze kleine dorpjes met oude huizen uit de Ottomaanse tijd. Rechts: een foto uit 2014 van het huis van de grootouders van de familie Hossein in het dorp Kurdan, vol mensen, vol leven. Links: hetzelfde huis na de aardbeving, leeg, beschadigd, gebarsten, onbewoonbaar. Het is niet zeker wat er nu met dit erfgoed zal gebeuren.
familie Hossein in Kurdan / © Xander Stockmans
Het eeuwenoude dorpje Kurdan op de flanken van de heuvels, omringd door olijfboomgaarden. Veel erfgoed is beschadigd door de aardbeving.
© Xander Stockmans
Schommel
Maandag 6 februari, 4u17 ’s ochtends, Jindires.
De negentienjarige studente Engels Rola Ibrahim, een nicht van Delvan Jafar, slaapt met haar zus op de kamer. Buiten stormt het. Regen, sneeuw, wind. ‘We werden wakker van iets dat beefde onder ons’, vertelt Rola. ‘We wisten niet wat het was. Misschien een nieuwe militaire invasie?’
Maar deze keer komt het gevaar niet vanuit de lucht, het komt van in de aarde. Sommige mensen worden meteen onder het puin begraven, anderen slagen erin naar buiten te lopen. Zo ook Rola en haar zus: ‘We liepen naar buiten. Overal rondom me zag ik gebouwen instorten. Als een schommel, zo bewoog de grond heen en weer, een angstaanjagend zicht.’
Rola’s vader vlucht ook naar buiten, maar een dik brokstuk komt recht op zijn hoofd terecht. Rola smeekt bij mensen op straat om hem te helpen. Ze is zo blij als een man hem naar het ziekenhuis brengt, dat ze zijn voeten begint te kussen. Maar het mag niet meer baten: haar vader is al overleden.
‘Als een schommel, zo bewoog de grond heen en weer, een angstaanjagend zicht.’
Maandag 6 februari, 4u17 ’s ochtends, Leuven.
Delvan is wakker, hij scrolt wat op TikTok. Plots komt er een eerste beeld voorbij van een aardbeving, ergens in Turkije. Het besef dat dezelfde aardbeving ook zijn stad Afrin heeft getroffen, dringt niet onmiddellijk door.
‘Maar dan zag ik dingen die ik niet eens kan beschrijven’, vertelt hij. ‘Ik herkende Jindires, mijn thuis. Het leek wel een nachtmerrie. Ik dacht aan mijn neven en nichten, ooms en tantes. Hoe konden zij dit overleefd hebben? Alles lag in puin. Als een gek begon ik nummers te bellen, maar er was geen bereik.’
Delvans schoonbroer Niyazi Jafar belt. Hij is helemaal in paniek. ‘Ik kan mijn zus niet bereiken’, zegt hij tegen Delvan. ‘Jij kent veel mensen in Afrin. Kan je hen bellen en vragen om Mazkin te zoeken?’ Anderhalf jaar geleden verloor Niyazi, die al tien jaar in Luik woont, ook al zijn vader aan corona in Afrin.
Tegelijkertijd stromen bij Rokan berichten binnen van haar broer Mohammed in Essen, Duitsland. Zij kunnen hun vader in Jindires niet bereiken. De schrik slaat haar om het hart. Twee dagen lang houdt ze de telefoon in haar hand geklemd, wachtend op nieuws. Telkens de telefoon overgaat, of gewoon maar een geluid maakt, stopt haar hart met kloppen.
Gebouwen die instortten door de aardbeving in het stadje Jindires, in het district Afrin in het noordwesten van Syrië
(foto via de familie van Delvan Jafar in Jindires)
Slachtoffers van de aardbeving in het stadje Jindires, in het district Afrin in het noordwesten van Syrië
(foto via de familie van Delvan Jafar in Jindires)
Stemmen onder het puin
Roni Omar, een verre neef van Delvan die ook in Essen woont, krijgt telefoon van zijn vader. Hij vertelt dat Roni’s broer in het epicentrum van de aardbeving in Gaziantep van een gebouw moest springen om zijn leven te redden. Van hun grootouders in Jindires, Manan Khalil Hanan en Hassan Hajd Abdo, is er geen nieuws.
‘We hoorden stemmen, maar we konden niet horen van wie.’
Uren later kunnen ze enkele familieleden bereiken. Die vertellen: ‘Het gebouw van de grootouders is volledig ingestort. We probeerden puin te verwijderen met onze handen, maar dat lukte niet. We hoorden stemmen, maar we konden niet horen van wie.’ Niemand heeft de grootouders gezien.
‘De volgende nacht legden we ons erbij neer dat ze niet op tijd uit het huis waren geraakt en dat ze onder het puin lagen’, vertelt Roni.
Pas dertig uur na de aardbeving is er één graafmachine om te zoeken, maar de stemmen onder het puin zijn verstomd. De meeste zoekacties worden ‘s nachts ook gestaakt omdat er geen elektriciteit en dus geen licht is. Zo verliezen ze veel tijd.
‘Twee dagen na de aardbeving, in de ochtend van 8 februari, belde iemand me om te zeggen dat ze mijn grootouders hadden gevonden’, zegt Roni. ‘Ze waren dood. Niemand weet of ze al die uren in leven waren geweest en nog gered hadden kunnen worden met de juiste graafmachines en elektriciteit, of dat ze op slag dood waren.’
Gebouwen die instortten door de aardbeving in het stadje Jindires, in het district Afrin in het noordwesten van Syrië
(foto via de familie van Delvan Jafar in Jindires)
Alleen op de wereld
Ook Rokan had telefoon gekregen. Voor haar wél verlossend: na twee dagen vol stress en tranen krijgt ze te horen dat haar vader, Fadli Abdo, nog leeft.
‘Het huis is zwaar beschadigd’, vertelt Fadli. ‘Alle ramen zijn kapot. Maar gelukkig ben ik ongedeerd. Ik werd wakker door de aardbeving. Ik riep zo luid als ik kon dat iedereen snel naar buiten moest lopen.’
Rokans 11-jarige dochter Ariana luistert mee. De eerste dag had ze op Karrewiet in de klas de beelden van de aardbeving gezien. Ze wist toen nog niet dat haar eigen familie bij de slachtoffers was. De meester, die wist dat Ariana uit Jindires afkomstig is, had haar gezegd dat ze niet hoefde te kijken als ze dat niet wilde. Maar Ariana wilde kijken.
‘Iedereen is doodsbang dat niemand de doden en overlevenden onder het puin zal komen halen.’
‘De voorbije twee dagen kwam niemand ons helpen’, vertelt Ariana’s grootvader Fadli. ‘Alsof we alleen op de wereld zijn, op het puin. Iedereen is doodsbang dat niemand de doden en overlevenden onder het puin zal komen halen. Er zijn amper machines. Mensen verzamelen in de moskee om te gaan helpen met puinruimen. We schuilen voor de vrieskou in auto’s en vrachtwagens, want niemand durft nog in de huizen te gaan, uit angst voor naschokken.’
De mensen in Jindires hebben dringend tenten en warme kleding nodig. Toen de aardbeving begon, was er geen tijd om warme kleding te nemen. Sommige mensen droegen weinig meer dan slaapkledij, of zelfs geen schoenen. Hun kleren liggen bedolven onder het puin.
‘We schuilen voor de vrieskou in auto’s en vrachtwagens, want niemand durft nog in de huizen te gaan, uit angst voor naschokken’, zegt Fadli Abdo uit Jindires.
(foto via de familie van Delvan Jafar in Jindires)
Tenten te koop
Op een foto die Rokan van haar vader ontvangt, zijn witte tenten met de Turkse vlag te zien. ‘Neen, dat is geen humanitaire hulp’, zegt hij. ‘Mensen van in de buurt hebben die tenten van de milities gekocht.’
Bij Koerden in Afrin circuleert het verhaal dat de bezettende pro-Turkse islamistische milities graafmachines en tenten vooral gebruiken voor hun families, en in gebieden waar Arabische Syriërs gingen wonen. De milities zouden de hulpstroom controleren, en verdelen onder ‘hun mensen’.
‘Neen, dat is geen humanitaire hulp’, zegt Fadli Abdo uit Jindires. ‘Mensen van in de buurt hebben die tenten van de Turkse bezettingsmacht en de milities gekocht.’ Het verhaal circuleert dat de bezettende pro-Turkse islamistische milities de tenten vooral gebruiken voor families die contacten hebben bij deze milities.
(foto’s via de familie van Delvan Jafar in Jindires)
De claims vallen moeilijk te verifiëren, maar ze hebben een vruchtbare voedingsbodem: er is een demografische verandering bezig. Sinds de Turkse invasie van 2018 wordt Afrin immers steeds meer Arabisch en minder Koerdisch.
Molham Team, een team van vrijwilligers, helpt bij de zoektocht naar slachtoffers van de aardbeving in Jindires. Ook de Witte Helmen, die erkenning genieten als humanitaire redders tijdens bombardementen door het Syrische en Russische leger in de provincie Idlib, doen dat. Maar zij concentreren hun beperkte middelen logischerwijs in de regio waar ze van afkomstig zijn, Idlib.
Verledenloos
Ondertussen heeft ook Delvan een bericht uit Jindires ontvangen. Het zijn foto’s van bestofte lichamen. Het zijn de zus van Niyazi, haar man en hun tweejarige dochtertje. Dood. Ze hadden twee dagen onder het puin gelegen tot mensen met hun blote handen de brokstukken konden verwijderen. Ze waren in hun huis in Jindires, toen de aardbeving begon en waren niet op tijd buiten geraakt.
De zus van Niyazi, haar man en hun tweejarige dochtertje overleefden de aardbeving niet. (OPGELET: als je deze foto vergroot is te zien hoe ze werden teruggevonden.)
Steeds meer beelden van de verwoesting in Syrië bereiken de wereld. Een beeld van een pasgeboren baby die levend uit het puin werd gehaald in Jindires gaat de wereld rond. De baby overleeft het, de moeder niet. Ook Layla Zibar, doctoraatsstudente aan de KU Leuven, ziet de beelden. Later komt ze te weten dat de overleden moeder de nicht van haar mama was. ‘We hebben al twintig doden in mijn familie geteld’, vertelt Layla.
‘Nu is zelfs het beeld dat ik ergens een verleden had, verdwenen.’
Ze ontvangt een video van een medestudente. In de video is te zien dat een appartementsgebouw van vijf verdiepingen in Aleppo afbrokkelt en vervolgens als een kaartenhuis in elkaar zakt. ‘Volgens de buren van mijn medestudente was het gebouw “veilig” verklaard door een ingenieur in opdracht van de Syrische regering.’
Ook Layla’s ouderlijke huis in Aleppo is onbewoonbaar geworden. ‘Het zal waarschijnlijk nog instorten’, zegt ze. ‘Ik woon al jaren in Leuven. Maar het feit dat ons huis daar nog stond, was in zekere zin een geruststelling. Nu is zelfs het beeld dat ik ergens een verleden had, verdwenen. Het is angstaanjagend verledenloos te zijn.’