Afghanen vrezen einde hulp na vertrek soldaten

Nieuws

Afghanen vrezen einde hulp na vertrek soldaten

Afghanen vrezen einde hulp na vertrek soldaten
Afghanen vrezen einde hulp na vertrek soldaten

Giuliano Battiston (IPS)

12 december 2014

Nu de NAVO-missie in Afghanistan ten einde loopt, zijn veel Afghanen bezorgd dat dit ook het einde van de ontwikkelingshulp betekent.

De ISAF-missie streek deze week voor het laatst de vlag in Afghanistan. Op 31 december zal de missie worden vervangen door de missie “Resolute Support”, met een nauwere doelstelling: het Afghaanse leger trainen, adviseren en bijstaan. Veel Afghanen maken zich zorgen dat dit ten koste gaat van de interesse van donoren voor hun land. De geschiedenis laat zien dat met de troepen ook vaak de hulp verdwijnt.

‘We zijn hier heel bezorgd over’, zegt Mir Ahmad Joyenda, van de Afghanistan Research and Evaluation Unit. ‘Het land is nog steeds heel kwetsbaar. Wij geloven dat de internationale gemeenschap zich moet engageren voor het hele ‘hervormingsdecennium’, dat in 2015 ingaat, voordat het land op eigen benen kan staan.’

Hulp

‘De internationale gemeenschap kan het einde van de missie gebruiken om haar focus te verleggen: minder geld voor veiligheid en wapens, meer voor maatschappelijke samenwerking en wederopbouw.’

De stevige groei in Afghanistan in de laatste tien jaar is grotendeels gedreven geweest door hulp en buiten. Sinds 2007 is Afghanistan de grootste ontvanger van ontwikkelingshulp ter wereld. De hulp is gegroeid van 1,1 miljard dollar (0,9 miljard euro) in 2002 tot 6,2 miljard dollar (5 miljard euro) in 2012. In totaal was dat 51 miljard dollar (41 miljard euro) in die periode, blijkt uit een paper dat is geschreven voor het Global Humanitarian Assistance-programma, dat hulpstromen analyseert.

Overigens was dat nog een schijntje vergeleken bij de militaire uitgaven. In 2011 waren er 132.000 soldaten voor de twee missies, de ISAF-missie en het door de VS geleide Enduring Freedom. Dat kostte bij elkaar 129 miljard dollar (104 miljard euro), vele malen meer dan de ontwikkelingshulp van 6,8 miljard dollar (5,5 miljard euro) in dat jaar, waarvan 0,77 miljard dollar (0,62 miljard euro) die bestemd was voor humanitaire hulp.

Het einde van de NAVO-missie biedt dus ook kansen, vindt Joyenda. ‘De internationale gemeenschap kan het gebruiken om haar focus te verleggen: minder geld voor veiligheid en wapens, meer voor maatschappelijke samenwerking en wederopbouw.’

Vorige week kwamen delegaties uit 59 landen samen met hulporganisaties bij elkaar voor de Londense Conferentie over Afghanistan, om hun commitment te herbevestigen. De vorige conferentie vond plaats in Tokyo in 2012. Er werd toen 16 miljard dollar (12,8 milard euro) toegezegd. Nu alleen de bereidheid om ‘tot 2017 steun te geven op of nabij het niveau van het afgelopen decennium’.

Die vage conclusie is niet heel geruststellend voor het land, zei Sri Mulyani Indrawati, directeur van de Wereldbank op de conferentie. Zeker gezien de teruggang van de economische groei, van 9 procent in het afgelopen decennium tot 1,5 procent nu. Er is nog steeds een enorme armoede en 1,2 miljoen kinderen zijn acuut ondervoed.

Renteniersstaat

Van belang is bovendien dat de hulp de planning van de staat gaat versterken, vindt Nargis Nehan, directeur van Gelijkheid voor Vrede en Democratie, een Afghaanse ngo. ‘De internationale gemeenschap heeft de legitimiteit van de staat aangetast door het oprichten van parallelle structuren. Miljoenen dollars zijn bijvoorbeeld aan projecten besteed via provinciale wederopbouwteams, die zowel militaire als burgeronderdelen hadden, waardoor de ontwikkelingsaganda verweven is geraakt met de agenda van politieke en militaire actoren.’

‘De internationale gemeenschap is de laatste jaren drukker geweest met het beëindigen van de missie en het vertellen van een positief verhaal dan met de Afghanen die worden achtergelaten’, zegt Thomas Ruttig, van het Afghanistan Analysts Network in Kaboel. ‘De Afghaanse staat is al honderdvijftig jaar een renteniersstaat [die leeft van wat buitenlandse klanten betalen voor het gebruik van haar grondstoffen]. De staat zal ook nog wel een tijd afhankelijk van buitenlandse steun blijven. In deze fase kunnen we niet zomaar weglopen, we zullen de afhankelijk van het land moeten verlichten.’