Afrika neemt afscheid van Sembène Ousmane

Nieuws

Afrika neemt afscheid van Sembène Ousmane

De pionier van de Afrikaanse film en de Afrikaanse literatuur, de Senegalees Sembène Ousmane, overleed op 9 juni. Als hommage plaatsen we hier nog eens een gesprek dat Gie Goris tien jaar geleden had met de kunstenaar die nooit verlegen zat om een controversieel standpunt: 'Ik heb lak aan mijn Afrikaanse identiteit.'

Sembène Ousmane is een grote mijnheer in de wereld van literatuur en film. Hij gaf beide kunstvormen een eigen Afrikaans gezicht. Zijn eerste roman verscheen veertig jaar geleden en zijn eerste film maakte hij in 1963. Geen jonge turk dus, maar een doorleefde Afrikaan. Iemand met visie en ervaring, een man ook die wat te vertellen heeft over het hoe en het waarom van zijn boeken en films of over de actualiteit en de toekomst van Afrika. Een gesprek met mijnheer Ousmane is echter geen vanzelfsprekendheid.
Sembène Ousmane zit net voor een grote uitsmijter en een glas bruisend mineraalwater, als ik mijn opwachting maak. Hij is in een toegeeflijke bui en nodigt me uit om aan te schuiven. We hebben elkaar ooit in minder amicale omstandigheden ontmoet. In zijn kantoor in Dakar, met name.
Eén keer probeerde ik hem te spreken, min of meer onaangekondigd, maar dat resulteerde zonder veel plichtplegingen in een njet.
Een tweede keer werd ik vergezeld door een jonge griot, een muzikant-dichter die alle knepen van de Senegalese hoffelijkheid onder de knie had. Hij slaagde er echter evenmin in om de een jota te wijzigen aan het stugge: ‘Ik praat niet met journalisten.’
Op de stoep van Ousmane’s kantoor, tegenover hotel Bakarat, nam ik me voor op een dag wraak te nemen in de vorm van een degelijk interview. Dat kan ditmaal, in Leuven. De griot met dienst is verbonden aan  het Leuvense Afrika-filmfestival, waar Ousmane’s jongste film Guelwaar getoond wordt. We praten, laten onze meningen botsen en proberen zijn Afrika te begrijpen. Hij praat dus toch met journalisten en hoe. Zodra de tafel afgeruimd is, begin ik met de vraag die ik twee jaar geleden zonder zijn bijdrage moest beantwoorden: Kan kunst Afrika redden?
Sembène Ousmane: Om die vraag te beantwoorden, zou je eerst moeten omschrijven wat kunst is en dan heb je een heel boek nodig om er een fatsoenlijk antwoord op te geven. Kunst -en dan bedoel ik alle vormen van kunst- zijn van wezenlijk belang voor elke persoon. Kunst is het onzichtbare element waaraan de mens zich laaft, kunst is hetgeen ontstaat bij de geboorte en dat de mens van dan af in zich cultiveert tot de dag van zijn dood. Kunst is de vormgeving van hetgeen een mens het meest nodig heeft. Elke uitdrukking die de mens geeft aan zijn menszijn, is cultuur. Elke expressie. Het is op de kracht van zijn cultuur dat Europa zich opgedrongen heeft aan de wereld. Een groep, een gemeenschap heeft steeds behoefte aan cultuur. Om het wat duidelijker te maken: jazz en blues waren culturen, het waren manieren van kijken van de slaven. Zij hebben de vorm gecreëerd. Intussen kan je overal op de wereld jazz vinden: van Zweden tot Kaapstad en van Tahiti tot Taiwan. Jazz heeft zich van de cultuur van de slaven ontwikkeld tot een beschavingsmuziek, een wereldwijd gegeven.
Betekent dit dat de kunstenaar de stem is van zijn volk, eerder dan een individueel schepper?
Sembène Ousmane: In het Westen is kunst gedegenereerd tot commercie. Maar in feite is een kunstenaar de schepper van de gemeenschap. Hij of zij wordt niet verkozen, maar toch veruitwendigt hij datgene wat de gemeenschap nodig heeft. Je ziet dat goed in Afrika, waar de gemeenschap op dit moment behoefte heeft aan een nieuwe cultuur. Maar we mogen vooral niet de fout begaan die onze machthebbers voortdurend maken. Zij verwarren cultuur met folklore. Afrikaanse cultuur, dat heeft niets te maken met een stel halfnaakte meisjes op een podium. Integendeel, het gaat vandaag om literatuur en film, de media die we nog een Afrikaanse kleur en taal moeten geven. De films die je bijvoorbeeld op het filmfestival in Ouagadougou kan zien, zijn gemaakt door cineasten van heel verschillende etnische achtergronden. Het kader waarin ze getoond worden, de uitwisseling van visies en verhalen creëert vanzelf een nieuwe cultuur. Elke film bevat tekens, symbolen, metaforen en uitdrukkingen die specifiek zijn voor de cultuur -ik zeg niet de etnie, maar de cultuur- van de maker. Dit soort symbooltaal ontsnapt volledig aan de Europese kijker of criticus. Maar het creëert wel een web van begrijpen tussen Afrikanen, waardoor een nieuwe, Afrikaanse cultuur kan ontstaan.
Is het belangrijk dat deze uitwisseling gebeurt op pellicule, eerder dan via de weg van verhalen -de traditionele overleveringsmethode in Afrika?
Sembène Ousmane: Je moet wel opletten met de clichés over het Afrika van de orale tradities. Als er over Afrika gesproken wordt, weet iedereen onmiddellijk dat het over modelinge overlevering gaat, in tegenstelling tot het Europa van de boekdrukkunst. Europa heeft nogal snel de neiging om de mooie verwezenlijkingen van het verleden te claimen als ‘typische producten van zijn cultuur’, terwijl het de duistere bladzijden vergeet of als extreme afwijkingen van die hoogstaande norm klasseert. In die zin weet iedereen dat Götenborg een Europeaan was, terwijl geen enkele Europeaan er trots zal op gaan dat Hitler ook een Europeaan was. Natuurlijk zijn er ook geschriften ontwikkeld in Afrika, alleen past dat niet in het beeld dat Europa nog steeds wil koesteren en daarom kent niemand iets van deze tradities. Net zo min als Westerlingen kunnen toegeven dat de Egyptische beschaving in oorsprong een Afrikaanse, een zwarte beschaving was.
Toch bent u een verteller van verhalen. Kunt u misschien zeggen aan welke verhalen Afrika vandaag behoefte heeft?
Sembène Ousmane: Laat ons daarover asjeblief zelf beslissen. Europa heeft daar absoluut geen zaken mee. Ik heb ook geen zin om het aan jullie uit te leggen. Bovendien is het antwoord op je vraag een kwestie die afhangt van een individu, niet van het hele volk. Ik bedoel: iemand beslist of en welk verhaal hij gaat vertellen. Er is niet een instantie of een groepering die een verteller kan oplegggen wat hij moet vertellen. En of het verhaal aansluit bij de behoeften van de gemeenschap, zal wel blijken uit de ontmoeting tussen verteller en publiek. Als het goed is, komt het over, heeft het een impact. Je ziet, Afrikanen zijn geen aparte wezens, het zijn mensen zoals jullie. Maar er zijn natuurlijk wel degelijk culturele verschillen. Als ik bijvoorbeeld de Europese film bekijk -of beter nog: de Amerikaanse- dan zie ik een decadente kunstvorm. Maar voor jullie weerspiegelt het een manier van zijn. Als ik, als Afrikaans filmmaker geen verwijzing naar jullie context inbouw, dan komt er niemand kijken. Als ik het wel doe, dan roept iedereen dat ik jullie imiteer. Ik heb vaak de indruk dat jullie complexen hebben. Of misschien moet ik het nuanceren: niet alle Europeanen zijn in hetzelfde bedje ziek, maar de beleidsmensen in elk geval wel. Zij lijden onder hun verleden.
Is dat niet één van de punten waarop Afrikanen en Europeanen fundamenteel gelijk zijn: dat ze beide lijden onder hun verleden?
Sembène Ousmane: Het verschil is dat Europeanen hun verleden proberen uit te wissen en te vergeten, terwijl Afrikanen dat verleden helemaal niet vergeten zijn. Wij herinneren ons nog zeer goed wat het verleden betekend heeft. Vandaag moeten wij … moeten wij kunnen vergeven. Want de slavenhandel, dat is niet enkel een zaak geweest van blank tegen zwart. Er zijn zwarten geweest die betrokken waren bij de verkoop van zwarten, zoals er in het koloniale Europa collaborateurs en verraders, machtigen en verzetslieden waren. Neem Zuid-Afrika: hoe kunnen de mensen daar samenleven na de apartheid, indien ze niet tot vergiffenis in staat zijn? Nochtans zullen moéten samenleven. Ze zullen verplicht zijn een nieuw verhaal te schrijven. En het eerste woord van dat nieuwe verhaal moet ‘vergeven’ zijn.

In uw jongste film ‘Guelwaar’ laat u regelmatig iemand iets zeggen in de zin van  ‘spreek onze taal’. U maakte ook reeds meer dan eens twee versies van dezelfde film: een franstalige en een Wolofversie.
Sembène Ousmane: Het feit dat ik naast een Franse versie ook een Wolofversie van mijn films probeer te maken, is omdat er iets niet klopt met de hele idee van de francofonie. Senegal is een franstalig land, maar zeventig procent van de mensen spreekt de taal niet. Frans is de taal van de administratie, de taal ook van de elite. Was de kolonisatie een poging om de ondergrond van onze landen te gebruiken voor Europese doeleinden, dan is de huidige Franse politiek er op gericht om ook onze hersenen te bezetten. Daarvoor worden alle mogelijke culturele middelen ingezet: radio en televisie, culturele centra en onderwijsinstellingen, en vooral veel subsidies. Maar wie die taal van de macht niet spreekt, heeft absoluut geen toegang tot het beleid. De wetten zijn in het Frans gesteld, de rechtspraak gebeurt in het Frans, het discours van de regering gebeurt in het Frans. En op die manier wordt de uitsluiting van de overgrote meerderheid van de bevolking bevestigd en georganiseerd. Op zich maakt een taal -elke taal- de communicatie tussen mensen mogelijk. Het probleem ontstaat zodra mensen gedwongen worden om belangrijke zaken te regelen in een andere taal dan de hunne. Er zijn vier miljoen Finnen en toch lukken zij er zonder problemen in om hun bestuur in het Fins te organiseren. Natuurlijk spreken zij Frans of Engels, zodanig dat ze ook met de wereld buiten Finland kunnen communiceren. We gaan trouwens naar een wereld waarin iedereen voldoende Engels zal spreken om een minimum aan wereldbeschaving op te bouwen. Zelfs de Franse wetenschappers publiceren hun ontdekkingen in het Engels.
 
Heeft de taal waarin we onze identiteit formuleren -onze moedertaal- dan nog een toekomst? 
 
Sembène Ousmane: Er zullen, vrees ik, heel wat kleinere talen verdwijnen. Al zullen er zeker ook een aantal overblijven. Dat is een droevige zaak, ik weet het.
 
Kunnen schrijvers zorgen voor een tegenbeweging?  
Sembène Ousmane: Neen. Het gaat om een politieke keuze. Een schrijver is een individu, geen beleidsorgaan. Hetzelfde geldt voor een filmmaker. Toch gaan we erop vooruit. We werken gestaag verder aan de uitbouw van onze Afrikaanse film. Natuurlijk, dat is een werk van lange adem dat niet van de ene dag op de andere gerealiseerd kan worden. Het is intussen wel duidelijk dat de Afrikaanse film méér is dan een artistieke productie. Het is evenzeer een politieke kracht, een kracht voor de bevrijding van mensen. Maar er zijn op dit moment geen politieke groepen die zich met het medium film bezighouden.
Is de manier waarop Burkina Faso de film behandelt een model voor de rest van Afrika?
Sembène Ousmane: Het is een model, maar niet noodzakelijk het enige model. Er is te veel verscheidenheid in Afrika om het met één voorbeeld te kunnen doen. Het voorbeeld van Burkina Faso is positief, al was het alleen maar omdat de vroegere machthebbers iets in gang gezet hebben dat de huidige en de komende regeerders zullen moeten verder zetten. Je ziet overigens op andere plaatsen in Afrika hetzelfde model herhaald worden: in Ivoorkust is er een manifestatie rond mode en een rond het theater, in Senegal is er een biënnale rond schilderkunst.
Is film een luxe voor Afrika?
Sembène Ousmane: Ik weet dat niet zo zeker. Als Med Hondo zegt dat Afrika evenveel behoefte heeft aan film als aan wegen, dan ben ik toch ook geneigd dat correct te vinden. Een volk, een continent heeft behoefte aan zijn cultuur. En cinema is de culturele uitingsvorm die het snelst werkt en die het meest toegankelijk is. Het is een beeldentaal die bij uitstek geschikt is voor analfabeten en in Afrika is in feite 100% van de mensen analfabeet. Ze kunnen immers niet schrijven in de taal waarmee ze leven. Je hebt een dubbelzinnige telling van het niveau van analfabetisme in Afrika: enerzijds wordt de kennis van de moedertaal niet aangerekend als een verworvenheid, anderzijds wordt het aantal mensen geteld dat in staat is Frans of Engels te lezen of te schrijven. Daarom is film zo belangrijk: het is een vormingsinstituut voor de mensen, een scholing die gegeven wordt in de eigen taal.
Stelt zich toch niet het probleem dat degenen die u probeert te bereiken onvoldoende koopkracht hebben, zodat een product toch ook -en misschien vooral- gericht moet zijn op een ander publiek?
Sembène Ousmane: Het probleem van geld is reëel, maar het is niet eigen aan Afrika. Ook in Europa is het voor goede, ernstige filmmakers zeer moeilijk om aan de nodige middelen te komen. Als wij overtuigd zijn van de waarde van ons werk, dan moeten we de middelen zoeken om het produceren en verdelen ervan mogelijk te maken. Ik weet intussen wel dat ik het geld niet uit de hemel moet verwachten. Ik moet het op aarde zoeken. Of ik nu geld voor een project zoek in Afrika of in Europa, het verhaal is altijd hetzelfde: de geldschieter wil het naar zijn eigen hand zetten. Dat is vermoeiend en ontmoedigend, maar wij kunnen het ons niet permitteren om op te geven. De opdracht is te dringend.
Is één van de prioritaire punten die u in uw werk aan de orde wilt stellen die identiteit van…
Sembène Ousmane: Ik heb lak aan de identiteit. Welke identiteit moet ik hebben? Ik woon in Senegal, samen met nog 10 miljoen mensen. Die Senegalese bevolking bestaat uit minsten dertig etnieën en die hebben allemaal hun eigen identiteit. Wat moet ik daarmee? Mijn droom is dat die dertig verschillende identiteiten versmolten worden tot één en dat we ons dan open zouden stellen voor gesprek met andere identiteiten: de Malinese, de Guinese, de Mauretaanse. Neen, zodra iemand begint te praten over identiteit, word ik zeer achterdochtig. Het is gewoon niet duidelijk wat daarmee bedoeld wordt. Vooral als de vraag uit Europa komt. De Afrikaanse identiteit die men ons wil opdringen, dient vooral om de onderdrukking te handhaven en om het nepotisme te verantwoorden. Ik kan natuurlijk mezelf definiëren als niet-Europeaan, als iemand die minder de technische kennis en vaardigheid bezit die de meeste Europeanen wel bezitten. Dat is een groter verschil tussen u en mij dan het verschil in huidskleur. Dat is een oppervlakkig verschil. Het echte verschil zit in het milieu waarin we opgegroeid zijn, in onze cultuur.
Uw novelles Niiwam en Taaw geven mij toch de indruk te handelen over de identiteitsproblemen van stadsjongeren in de voorsteden van Dakar.
Sembène Ousmane: A ja, maar dat gaat over de moderne stad. Dat is daar een alledaags gegeven. De armen van de moderne stad hebben géén identiteit. De armoede berooft iemand van zijn identiteit. Dat wordt duidelijk rond de kernmomenten van een mensenleven: geboorte, begrafenis. Momenten waarvoor er in de dorpen vanzelfsprekende vormen zijn, maar waarvoor er in de stad -en zeker voor wie arm is- geen plaats is. Er heeft een mutatie plaats van onze samenleving.
En binnen die veranderende context is het de taak van de verteller om een nieuwe structuur aan te brengen?
Sembène Ousmane: Voilà. En daarom verkies ik het vertellen van waar gebeurde verhalen, omdat de zoektocht van de verteller naar aanleidingen en oorzaken en naar allerlei mogelijke consequenties er des te vruchtbaarder door wordt. Ik observeer mijn samenleving en ik probeer haar te begrijpen. Vandaar ook het belang dat religie heeft in mijn werk. De mensen zijn immers echt en diep gelovig.
Bent u gelovig?
Sembène Ousmane: Ik niet, neen. Ik ben van een groot, islamitisch geslacht. Twee jongere broers zijn imams. Ik ben een andere weg opgegaan, omdat ik het ben. Meer zeg ik hierover niet. Ik praat nooit over deze zaken.
Soms heb ik de indruk dat u wel religieus maar niet gelovig bent?
Sembène Ousmane: Dat is mogelijk, maar ik vraag me deze zaken niet af. Luister, ik heb meer affiniteit met de religieuze opvattingen van voor de komst van de georganiseerde godsdiensten. Ik wil namelijk op een directe manier met God kunnen communiceren, anders bestaat hij niet voor mij. Een mens moet kunnen praten, lachen en ruiziemaken met God. Anderzijds vind ik de religies op zich -ik bedoel: de bijbel, de koran, de torah- tot het mooiste dingen van de mensengeschiedenis behoren. In hun teksten vind je een verregaand respect voor het individu en voor de wetten. Maar dan leg je dat naast hetgeen de godsdiensten er van gemaakt hebben en dan schiet er niet zo veel van over. Niet omdat de evangelies geËvolueerd zijn of omdat de koran veranderd is, neen: het zijn de mensen die veranderd zijn.
Met andere woorden: u hebt geen probleem met God, maar met de kerken?
Sembène Ousmane: Het zijn de mensen die de problemen maken. Hetzelfde fenomeen tref je ook aan op het vlak van de politiek. Een mooi idee overleeft vaak niet de vorm die mensen er aan geven. In Afrika is één van de meest fundamentele conflicten de botsing tussen de mens en de bedienaar van het heilige. Het conflict tussen de mens en het gewijde woud. Het is in deze context dat de strijd van de Afrikaan voor vrijheid gezien moet worden. Het gevecht voor de vrijheid van denken, de vrijheid van handelen en leven ook, voor iedereen. Want tot voor kort was het meest fundamentele inzicht -in de geheimen van het gewijde woud- voorbehouden aan een kleine groep ingewijden. Die situatie is doorbroken en daarover gaat kunst wandaag in Afrika. Maar de macht reageert -zoals overal en altijd- conservatief.
Is er ook niet een kunst die conservatief is in de goede zin van het woord: dat ze probeert te behouden wat waardevol is, bijvoorbeeld de kunst van de griots? Zoals we ook kunnen spreken van een provocerende kunst: kunst die actief probeert om het nieuwe geboren te laten worden, bijvoorbeeld de film?
Sembène Ousmane: Ik hou niet van etiketten. In de Afrikaanse film heb je zowel het ene als het andere. De traditie zowel als de vernieuwing. Hetzelfde gaat op voor de griots. Je mag niet vergeten dat het in oorsprong ging om een kaste. Dat is vandaag niet meer het geval. Heb je een leuke stem? Dan kan je proberen met zingen aan de kost te komen, ongeacht de familie waaruit je geboren bent.
Is dat vooruitgang?
Sembène Ousmane: Inderdaad. Het is een teken dat we de samenleving van het verleden achter ons laten.
Ook al is het een stap in de richting van het kapitalisme?
Sembène Ousmane: Hoezo kapitalistisch? Een samenleving kan kapitalistisch of communistisch zijn, maar dan heb je het over een systeem waarmee de beleidsmensen bezig zijn. Voor de kunst maakt dat geen verschil. Kunst heeft in elke omgeving de behoefte om zich voortdurend te vernieuwen.
Kunst is niet ideologisch?
Sembène Ousmane: Toch wel, kunst bevat alle soorten ideologieën. Maar wat telt is hetgeen iemand doet of maakt. En het zal altijd in relatie zijn tot de wetten van de economie -wetten die je niet communistisch of kapitalistisch moet noemen. De logica van de markt geldt altijd en overal.
In Guelwaar laat u één van de personages zeggen: ‘Het is beter een dochter te hebben die zich prostitueert dan een die bedelt.’
Sembène Ousmane: Kijk, om te leven heeft een mens tegenwoordig geld nodig en dat zorgt voor veel problemen op het individuele niveau. In Afrika is daarover een breed debat aan de gang. Ik ken moskeeën in Senegal die gebouwd zijn met geld dat verdiend is door prostitutie, ondanks de heftige veroordelingen van commerciële seks door de islam. De mens barst van de tegenstellingen. De problemen van Afrika zijn dermate complex, dat ik altijd huiver als iemand zegt dat er een nieuw Afrika gebouwd moet worden. Wij hebben geen behoefte aan een nieuwe blauwdruk, want onze zorgen en dromen veranderen toch niet. De handelaars in politieke utopieën zorgen wel voor conflicten in Afrika, maar wie wordt er steeds weer bijgehaald om te bemiddelen? De mannen van de kerken.
Niet zo verwonderlijk, gezien de centrale plaats die kerken in de Afrikaanse samenleving bekleden.
Sembène Ousmane: En waarom is dat zo?
Omdat ze over God praten?
Sembène Ousmane: Neen, ik denk dat het antwoord een beetje aardser is. Als de politici er niet meer uit geraken, dan blijft er vaak alleen nog de kardinaal van om de hoek over of de grote maraboe om de zaken met een beetje afstand te bekijken. Het is eigenlijk vooral het vertrouwen in de moraliteit van deze godsmensen die hen in het centrum van de aandacht brengt op het moment dat de andere leiders er niets van terecht brengen. De politieke leiders zijn corrupt. De meesten toch. Ze zijn bedorven door het geld en door de macht, door de tijdelijke macht. Een reden te meer om een beroep te doen op de vertegenwoordigers van de spirituele macht.
En waar situeert de kunstenaar zich in dit plaatje?
Sembène Ousmane: De kunstenaar moet inzicht geven, moet de situatie doorgronden en begrijpbaar maken. Hij moet het bewustzijn van zijn volk vormen en nieuwe ideeën ontwikkelen of signaleren. Dat leidt er soms toe dat een kunstenaar ook gevraagd wordt om deelnemer te worden. Zelf ben ik bijvoorbeeld gevraagd om bemiddelaar te zijn bij een conflict tussen de regering en de vakbond. Je verandert op zo’n moment van observator in deelnemer.
Is het belangrijk dat er in Europa ook Afrikaanse films gedraaid worden?
Sembène Ousmane: Het is om te beginnen bijna onbegonnen werk om een Afrikaanse film in een Europese bioscoop te krijgen. Dus waar dat gebeurt, verdient het zonder meer applaus. Het is immers door geconfronteerd te worden met het beeld dat Afrikanen van zichzelf en van hun omgeving produceren, dat Europeanen in staat gesteld worden om hun eigen beeld van Afrika bij te stellen. Film helpt het eenzijdige beeld van het zieke en achterlijke Afrika te corrigeren met beelden van een strijdbaar of alledaags of stedelijk Afrika. Een ernstige culturele uitwisseling kan ook de ervaring geven dat de fundamentele zorgen, het verdriet maar ook de vreugde van Afrikanen niet veel verschilt van dat van de Europeaan die komt kijken. Toch mag de beste filmdistributie ons niet doen vergeten dat er op het politieke en op het economische vlak geen sprake is van een gelijkwaardige communicatie. Ga maar eens naar de Europese Commissie: daar bestaat geen dialoog. Het is de Commissie die dicteert en jij marcheert. Of je vertrekt zonder geld.
Anderzijds, als ik als cineast deelneem aan een filmfestival, dan ben ik voor het publiek niet op de eerste plaats een Afrikaan, maar een man, een cineast, een creatief individu.
Is de globalisering dan toch een opstap voor meer communicatie?
Sembène Ousmane: Globalisering is een gebeuren dat een selecte groep mensen of landen dient, niet iedereen. Kijk maar eens rondom in Europa. Hoeveel werklozen zijn er momenteel niet, allemaal mensen die in staat zijn om te werken en om iets bij te dragen.
Verschenen in Wereldwijd, juni 1997.