Afrikaanse leiders roepen unisono op tot open markten
Ferial Haffajee
11 juni 2002
In een nooit gezien vertoning van eenheid hebben de 23 Afrikaanse leiders aanwezig op de Wereldvoedseltop in Rome deze week een oproep gelanceerd aan de rijke landen om de muren rond hun markten te slopen. We willen geen aalmoezen, was de boodschap. Stel jullie markten open en we kunnen de honger en de armoede zelf oplossen.
De Afrikaanse staatshoofden op de Wereldvoedseltop van de Verenigde Naties in Rome lobbyden voor hun landbouw; de enige sector waarin het continent voorlopig kan wedijveren met de rijke landen. De Afrikaanse landen kunnen die troef echter niet uitspelen. Op sommige van hun belangrijkste exportproducten rusten invoertarieven van meer dan zestig procent. Bovendien, zo zegt Jacques Diouf, de secretaris-generaal van de Wereldvoedselorganisatie (FAO), worden de invoertarieven hoger naarmate die producten verwerkt worden. Op die manier verhinderen de westerse invoertarieven dat de verwerkende industrie in de ontwikkelingslanden van de grond komt.
De Zuid-Afrikaanse president Thabo Mbeki nam zoals gewoonlijk het voortouw in Rome. We vragen met aandrang dat alle hindernissen die wij ondervinden op weg naar de westerse markten bespreekbaar worden. Als op dit punt vooruitgang wordt geboekt, zal dat misschien de middelen leveren om het doel van een duurzame voedselveiligheid te bereiken.” In Afrika knaagt de honger en de ondervoeding aan de levens van ongeveer 777 miljoen mensen. De voedselveiligheid op het continent boert al enkele jaren echteruit.
De Ugandese president Yoweri Museveni sprak ook duidelijke taal. Laten we ophouden rond de pot te draaien. De meest fundamentele problemen (wat betreft honger) zijn niet het weer, noch het gebrek aan verbeterd zaaigoed, nog het gebrek aan opleiding, noch het gebrek aan infrastructuur. Afrika heeft drie fundamentele problemen: oorlog, het protectionisme tegen zijn landbouwproducten en het protectionisme tegen verwerkte producten. Al die andere thema’s zijn belangrijk, maar ze ondergraven onze ontwikkeling niet op zo’n fundamentele wijze. Museveni noemde Europa, de Verenigde Staten, India en Japan als de meest protectionistische landen.
Festus Mogae, de president van Bostwana, gaf een voorbeeld: de export van rundvlees uit zijn land wordt onmogelijk gemaakt door invoertarieven en vooral getrapte tarieven. Dat zijn invoertarieven die gradueel toenemen naarmate een product verder verwerkt is en de waarde ervan stijgt. Het gevolg van dat beleid is dat de ontwikkelingslanden grondstoffenleveranciers blijven die in de armoede gevangen zitten en zoet gehouden worden met ontoereikend ontwikkelingshulp.
We roepen op tot de verwijdering van de barrières rond buitenlandse markten en de praktijken die de handelsbalansen vertekenen, verklaarde de Algerijnse president Abdelaziz Bouteflika. Hij herhaalde en oproep die op de openingsdag van de top een twintigtal keer weerklonk.
Het Afrikaanse blok kreeg een aantal mooie voorzetten van FAO-baas Diouf. Die wees erop dat de rijke OESO-landen aan elke boer directe subsidies geeft, soms tot 12.700 euro per jaar. Hij maakte de vergelijking met de officiële hulp aan de landbouwsector in ontwikkelingslanden: die komt neer op zo’n 8,5 euro per boer per jaar. Ook VN-baas Kofi Annan riep op tot een evaluatie van de directe landbouwsubsidies in de rijke landen.
De Afrikaanse leiders geloven dat de afbouw van invoertarieven en subsidies in de industrielanden een langetermijnoplossing betekent voor de armoede en honger in hun thuisland. Het was een krachtige boodschap bestemd voor de oren van westerse leiders. Maar met slechts een handvol regeringsleiders uit industrielanden in de zaal, zweefde de vraag meermaals door het halfrond: “Luistert er wel iemand?”