Aids geeft spanning tussen mensenrechten en zorg
Mercedes Sayagues
22 december 2008
Openbare gezondheidszorg en individuele mensenrechten zijn geen vrienden van elkaar. Wat goed kan zijn voor de samenleving, kan slecht zijn voor het individu of andersom. Niets laat deze spanning sterker zien dan aids.
Weegt het recht van een moeder om een hiv-test te weigeren zwaarder dan het recht op gezond leven van de baby? Moeten mensen die besmet zijn met medicijnresistente tuberculose opgesloten worden? Kan een vader de financiële bijdrage aan zijn gezin verminderen omdat hij zelf goed eten nodig heeft om zijn antiretrovirale behandeling te ondersteunen en in leven te blijven?
Dergelijke spanningsvelden worden beschreven in ‘Balancing Act’, een jaarlijkse review van het Centre for the Study of Aids van de Universiteit van Pretoria. In de publicatie wordt aandacht besteed aan wetgeving rond aids en verkrachting, medicijnresistente tbc, mannenbesnijdenis, routine en verplichte testen en antiretrovirale behandeling voor gevangen, vluchtelingen en migranten in Zuid-Afrika.
“Het werk aan dit boek heeft duidelijk gemaakt dat er op dit gebied nog ontzettend veel werk verzet moet worden, samen met magistraten, advocaten, rechters en de media”, zegt auteur Carmel Rickard, een journalist gespecialiseerd in mensenrechten.
Opsluiten
De “meest schokkende” bevinding was voor Rickard de manier waarop de media schreven over medicijnresistente tuberculose. In een poging tbc in te dammen, heeft Zuid-Afrika een beleid van gedwongen hospitalisering van patiënten, totdat ze niet langer besmettelijk zijn. De media “versterkten het stigma” en beschreven de patiënten als “veroordeelden, een gevaar voor de samenleving”, zegt Rickard.
Een andere netelige kwestie is de onthulling door medisch personeel van de hiv-status van een patiënt aan hun sekspartners, die het risico lopen besmet te raken en aan artsen die zonder die kennis geen adequate gezondheidszorg kunnen leveren. Strikte vertrouwelijkheid kan leiden tot nieuwe infecties en doden.
Snellere testen
In 2007 werd in Zuid-Afrika een nieuwe wet aangenomen die het moeilijker maakt voor verkrachtingsslachtoffers om post-exposure profylaxis (PEP) te krijgen, een antiretrovirale kuur van 28 dagen die het risico op hiv-infectie vermindert. De nieuwe wet schrijft voor dat alleen speciaal daarvoor aangewezen klinieken PEP verstrekken, nadat aangifte is gedaan en het papierwerk is afgerond in twee verschillende instellingen. Een procedure die voor getraumatiseerde slachtoffers niet gemakkelijk is. Voorheen was de PEP-procedure eenvoudig en informeel en werd de medicatie snel verstrekt.
De hiv-testen die de slachtoffers krijgen aangeboden zijn de goedkoopste en langzaamste. De uitslag laat enkele weken op zich wachten. Activisten willen snellere, maar ook duurdere testen, zodat slachtoffers binnen elf dagen na de verkrachting de uitslag weten. Ze willen ook af van de noodzaak van een verplichte test voor de dader, wat kan leiden tot wraak op het slachtoffer.
Bij de presentatie van het boek somde Joe Ngelanga, docent recht aan het Justice College in Pretoria, aidsgerelateerde problemen op waar rechtbanken mee te maken krijgen: het recht van adoptie- of pleegouders om te weten of een kind besmet is met hiv, voogdij over een kind door een hiv-positieve ouder, bewuste besmetting door onbeschermde seks en gevangenisstraffen voor terminaal zieke criminelen.
Het onderzoek pleit onder meer voor systematische training van de rechtelijke macht en mensen die actief zijn in de juridische wereld rondom aids.