Albanië voor één euro

Nieuws

Albanië voor één euro

Zoltán Dujisin

27 februari 2008

Albanië, in de ogen van veel investeerders het lelijke eendje van Europa, staat voor een explosie van buitenlandse investeringen. Dat zegt de regering althans. Het land is klein en straatarm en kampt met corruptie en criminaliteit, maar toch denkt de regering dat Albanië goede troeven heeft.

‘Albanië voor één euro’, zo heet de slogan waarmee de regering in Tirana sinds de zomer van 2006 buitenlandse geldschieters wil lokken en ook de schaarse Albanezen met geld wil motiveren meer in eigen land te ondernemen. Investeerders die een langetermijnstrategie voorleggen waar de regering zich in kan vinden, kunnen voor één symbolische euro bouwgronden, onderbenutte mijnen of overheidsgebouwen leasen. Die weggeefprijs geldt voor investeringen in de verwerkende industrie of het toerisme, maar ook in het onderwijs of de gezondheidssector.

De campagne is een succes. “Albanië kreeg in 2007 87 procent meer directe buitenlandse investeringen binnen, en we hopen dit jaar op een verdrievoudiging”, zegt Suzana Guxholli, Economisch adviseur van premier Sali Berisha.

Albanië komt wel van ver. Voorlopig trekt geen ander land in de westelijke Balkan minder buitenlandse investeringen aan. De economische groei bedroeg de voorbije zes jaar meer dan 5 procent per jaar en de inflatie bleef binnen de perken, maar 30 procent van de 3,2 miljoen Albanezen leeft onder de armoedegrens. Ongeveer evenveel Albanezen zitten zonder werk. Gelukkig sturen de talrijke Albanese migranten samen jaarlijks ongeveer een miljard euro naar huis.

Van nul herbegonnen

Buitenlandse investeringen zijn een relatieve nieuwigheid voor Albanië. Onder het communisme boden de landen van het Oostblok elkaar onderling steun, maar Albanië raakte steeds meer geïsoleerd zodat het in de jaren 80 geen hulp meer kreeg uit het buitenland.

Na de ineenstorting van het staatsocialisme begon het land investeringen aan te trekken, maar de Albanese economie moest weer van nul beginnen na het debacle van de piramidesystemen, frauduleuze beleggingssystemen die de bevolking 1,3 miljard euro kostten. Ook de Kosovocrisis van 1999 en de instroom van vluchtelingen uit het buurland schrokken investeerders af.

Pas de laatste jaren tonen buitenlandse investeerders weer interesse voor Albanië. Stilaan verschijnen er grote Europese merken in de winkels en in het straatbeeld. De meeste investeerders komen uit Italië, Griekenland, Duitsland en Turkije.

Beter klimaat

Buitenlandse ondernemers moesten traditioneel veel haar op de tanden hebben om in Albanië te slagen. Zonder politieke ruggensteun lukte er niets, de bureaucratie was een grote hinderpaal, de concurrentie kon moordend uitpakken en er was veel onzekerheid over eigendomsverhoudingen. Maar volgens de regering is het investeringsklimaat intussen fel verbeterd. Beperkingen op de omvang van investeringen en op de winst die het land kan worden uitgesluisd, zijn opgeheven. Tot de verontwaardiging van de linkse oppositie werd de bedrijfsbelasting verminderd tot 10 procent.

De Albanese economie is al voor 80 procent geprivatiseerd, en dat proces zal zich waarschijnlijk dit jaar doorzetten.

De achilleshiel van Albanië blijft de verouderde infrastructuur. De stroomproductie in het land kan bijvoorbeeld de vraag niet volgen. Er zijn wel plannen om de bestaande waterkrachtcentrales te moderniseren en er nieuwe te bouwen. Begin dit jaar werd er ook olie en gas gevonden in het noorden van het land.

Aan de kust laten investeerders zich niet afschrikken. Nieuwe snelwegen en straten maken de nog grotendeels ongerepte stranden beter bereikbaar en grond wordt er steeds duurder. “Het toerisme zal een onvoorstelbare groei kennen”, voorspelt Denis Kalenja, de directeur van de nationale investeringmaatschappij AlbInvest.

Volgens Kalenja maken de rijke watervoorraden het land ook een ideale vestigingsplaats voor de voedselverwerkende nijverheid. De goedkope werkkrachten die vaak een tijd in andere Europese landen hebben geleefd en dus verschillende talen spreken, vormen nog een andere troef.