Allochtone ondernemers redden het land
Het aantal niet-Belgische zelfstandigen in ons land neemt jaarlijks toe. Dat blijkt uit een nieuw rapport van Unizo. Opmerkelijk: in Brussel heeft bijna een op drie zelfstandigen de buitenlandse nationaliteit.
In haar rapport over niet-Belgische ondernemers signaleert de Unie van Zelfstandige Ondernemers een aantal opvallende trends. Zo is het aantal zelfstandige niet-Belgen tussen 2006 en 2007met meer dan tien procent toegenomen. Anno 2008 vertegenwoordigen de niet-Belgen 8,26 procent van het totale aantal zelfstandigen in ons land. ‘Daaruit zou je kunnen afleiden dat België een aantrekkelijk land is om je als ondernemer te vestigen’, zegt Karel Van Eetvelt, gedelegeerd bestuurder van Unizo. ‘Om vervolgens te concluderen dat ons land een open economie heeft. Niet dus. Het is juist ons conservatief en gesloten beleid inzake arbeidsmigratie dat mensen ertoe aanzet om als zelfstandige aan de slag te gaan, in plaats van als werknemer.’
Oost-Europa boven
Een ander opvallend gegeven uit het Unizo-rapport is de aanzienlijke aanwezigheid van Poolse, Roemeense en Bulgaarse ondernemers in België, goed voor bijna twintig procent, naast de 64 procent “oude Europeanen” zoals Fransen, Nederlanders of Italianen. De sectoren waarin de Oost-Europeanen voornamelijk actief zijn, laten zich raden. Terwijl de Maghrebijnse en Turkse ondernemers traditiegetrouw veeleer handelaars zijn, vind je de Oost-Europeanen vooral terug in de bouwindustrie: zes op tien buitenlandse bouwvakkers in België hebben Oost-Europese roots. ‘Of het hier al dan niet om schijnzelfstandigen gaat, is een discussie over het geslacht der engelen’, reageert Van Eetvelt. ‘De sterke concentratie van bepaalde nationaliteiten in bepaalde sectoren toont aan dat die mensen inspelen op een bepaalde vraag.’
Wie in België niet als buitenlandse werknemer aan de slag kan –als gedetacheerde of met een arbeidskaart B via de knelpuntberoepenlijst– probeert het dus als zelfstandige. Unizo pleit daarom voor een eenduidige link tussen werk en verblijf: wie hier mag verblijven, mag hier ook werken, in de job en het statuut naar keuze. Daar mogen volgens Unizo geen voorwaarden aan gekoppeld worden.
Het is allang geweten dat de Polen willen werken. In 2007 werd tachtig procent van de arbeidskaarten B uitgereikt aan Polen. Dat er ook veel zelfstandigen uit de Oost-Europese lidstaten komen, is dus niet nieuw, zegt Ronny Matthysen van de ACV-Bouwcentrale. ‘Wel nieuw is dat wij als vakbond, binnen het project Poolshoogte, steeds vaker Poolse zelfstandigen over de vloer krijgen, nochtans niet onze doelgroep. Het gaat zowel om nieuwkomers die via de zogenaamde Belgian connection naar hier kwamen als om oudkomers.’ Vaak legden die laatsten al een heel traject af: van illegale arbeider over loontrekkende in detachering en zelfstandige tot werknemer met een arbeidskaart B. Hun verhaal is herkenbaar: het is nooit een successtory op sociaal vlak en de plot gaat meestal over niet nagekomen afspraken. ‘Maar ik herhaal wat ik meestal zeg: niet iedereen is slachtoffer’, voegt Matthysen toe. ‘Het is niet alleen de opdrachtgever die profiteert van goedkopere arbeid, ook de zelfstandige heeft een hoger netto-inkomen.’
Nood aan sociale europol
‘Polen die in hun thuisland als zelfstandige zijn ingeschreven maar hier gedetacheerd zijn, blijven onderworpen aan de Poolse sociale zekerheid. Of ze ginder ook in orde zijn met hun sociale zekerheidsbijdragen, kan je echter nauwelijks controleren’, zegt Matthysen. De verklaringen over samenwerking tussen de inspectiediensten in Polen en België zijn mooi op papier, ze omzetten in praktijk blijkt een andere zaak. Voor de sociale inspectiediensten is het controleren van dossiers in het buitenland een bijzonder arbeidsintensieve bezigheid. ‘Een soort Europol op sociaal vlak moet nochtans mogelijk zijn’, vindt Matthysen.
In 2007 trad het nieuwe registratiesysteem Limosa in werking, een grensoverschrijdend informatiesysteem in het kader van sociale rechten. Limosa voert een meldingsplicht in voor de meeste vreemdelingen die in België komen werken, onder meer als zelfstandige. ‘Het is goed opgestart maar botst tegelijkertijd op de beperkingen van de opstartfase’, zegt Van Eetvelt. ‘Zo worden de gegevens over de sociale zekerheid niet geregistreerd. In mei volgend jaar gaan de grenzen voor personen uit de nieuwe EU-lidstaten ongelimiteerd open. Dat moet gepaard gaan met een efficiënte registratie om misbruik tegen te gaan.’ Om een volledig beeld te krijgen van de arbeidsmigratie, pleit Unizo er dan ook voor om het Limosa-registratiesysteem op Europees vlak te mainstreamen.
Knelpunten
‘Niet-Belgische ondernemers moeten kansen krijgen om op een goede manier ondernemer te worden en blijven’, zegt Van Eetvelt. Uit het Unizo-onderzoek blijkt immers dat niet-Belgische ondernemers sneller uit het ondernemersstatuut stappen dan Belgen. ‘Een van de grote knelpunten voor buitenlandse zelfstandigen die zich hier willen vestigen, is de veel te lange termijn voor de inschrijving in het vreemdelingenregister.’ Wachttijden kunnen oplopen tot zes maanden, terwijl de inschrijving voor de ondernemers een belangrijk bewijs is om administratief van start te kunnen gaan.
Een ander blijvend knelpunt is de taalbarrière. Unizo biedt zelf vertaalde starters- en infosessies aan en werkt ook samen met allochtone ondernemersorganisaties zoals de Unie van Actieve Ondernemers (Unaco). Die Antwerpse organisatie is in 2004 opgestart door Belgische ondernemers van Turkse afkomst en telt intussen 480 leden. Hun doel: de informatiekloof tussen Turks-Belgische ondernemers –geschat op 7000 in Vlaanderen– en bestaande instellingen verkleinen en de slaagkansen verhogen. Unaco-coördinator Fatih Orhan: ‘Allochtone ondernemers zijn vaak niet op de hoogte van het bestaan van waarborg- en participatiefondsen, ze zijn niet onderlegd in het opstellen van financiële plannen en lopen bijgevolg leningen mis. Ze maken inschattingsfouten over hun rendabiliteit en tekenen foute contracten met boekhouders.’ In het algemeen heeft België ondernemerschap nooit van harte gesteund, vindt Orhan. ‘Dat is een foute keuze want wie zal –de vergrijzing indachtig– binnen tien jaar de bestaande ondernemingen overnemen?’