Amerikaanse oliesector blijft zwemmen in subsidies
Stephen Leahy
01 oktober 2008
Amerikaanse oliemaatschappijen strijken per jaar 20 tot 40 miljard dollar aan subsidies op. Door de sterke olieprijzen scheren hun winsten hoge toppen, maar het lukt maar niet de gulle overheidssteun terug te schroeven. De subsidies zorgen ook voor een scheeftrekking op de markt waardoor hernieuwbare energiebronnen minder kansen krijgen.
Zelfs in 2005, toen de olieprijzen omhoog begonnen te schieten, keurde de Amerikaanse regering nog bijkomende subsidies toe voor een totaal van 32,9 miljard dollar, verdeeld over vijf jaar.
“Er geen duidelijke reden waarom die subsidies blijven stromen”, zegt Doug Koplow van Earth Track, Inc., een onafhankelijke organisatie uit Boston die energievraagstukken onderzoekt. “Behalve dan dat we de Amerikaanse oliemaatschappijen al sinds 1918 steunen.” Koplow is de belangrijkste Amerikaanse expert voor wat subsidies in de energiesector aangaat.
In een rapport dat Koplow in 2007 schreef voor de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) schat hij de subsidies die naar Amerikaanse oliemaatschappijen gaan op gemiddeld 39 miljard dollar per jaar. De kost voor de bewaking van de tankerroutes in de Perzische Golf en de Alaskapijpleiding is daarin meegerekend, de oorlog in Irak niet. Volgens officiële cijfers gaat er per jaar maar 2,15 miljard dollar naar de olie- en gassector in de VS. “De overheid hanteert een erg enge definitie van wat een subsidie is”, zegt Koplow.
Honderden subsidieprogramma’s
Alle subsidies in kaart brengen is erg moeilijk. Er gaat nauwelijks direct overheidsgeld naar de oliebedrijven, maar ministeries en instellingen hebben honderden programma’s lopen om de sector te steunen. Niemand houdt dit allemaal bij. Oliemaatschappijen genieten belastingvoordelen, krijgen goedkope leningen voor onderzoek en ontwikkeling en kunnen de verzekering voor sommige exploitatierisico’s doorschuiven naar de overheid.
De eerste subsidies werden in het leven geroepen om een sector die nog in volle expansie was de groeiende vraag te helpen volgen. Nu we bijna een eeuw verder zijn, lijkt dat argument niet meer geldig. Bovendien liggen de olieprijzen bijzonder hoog. Het Amerikaanse Exxon maakte daardoor in 2007 40,7 miljard dollar winst, het hoogste cijfer dat een Amerikaans bedrijf ooit in één jaar deed optekenen. Toch zijn de steunprogramma’s van 1918 nog altijd van kracht.
Van veel subsidies is het publiek niet op de hoogte. Pas onlangs raakte bijvoorbeeld bekend dat veertig bedrijven die tussen 1996 en 2000 concessies verwierven om naar olie te boren in de Golf van Mexico, geen royalty’s moeten betalen. Volgens een studie van Friends of The Earth in de VS komt dit de federale overheid op een verlies van bijna een miljard dollar per jaar te staan.
De hoge olieprijzen en de al even astronomische bedrijfswinsten verhoogden de druk op de Amerikaanse regering om de subsidies terug te schroeven of te heroriënteren naar hernieuwbare energiebronnen die nu heel weinig steun krijgen. In januari 2007 kondigde de regering een plan van 14 miljard dollar in die zin aan, maar dat is nog altijd geen werkelijkheid geworden. Intussen klaagt de Amerikaanse regering dat ze geen 200 miljard dollar kan vinden om de volgende vijf jaar een schone-energierevolutie in gang te zetten.