Antwerps onderzoek: ‘Biodiversiteit in Vlaamse velden kan met driekwart afnemen’

Nieuws

Aanhoudend extreem weer treft de bodem van Vlaamse graslanden

Antwerps onderzoek: ‘Biodiversiteit in Vlaamse velden kan met driekwart afnemen’

Droge of natte periodes die maar blijven aanhouden: het zal in de toekomst steeds vaker voorkomen en daar zullen ook de Vlaamse graslanden de dupe van zijn. Tot die conclusie komt Simon Reynaert, bioloog aan de Universiteit Antwerpen, in zijn doctoraatsonderzoek. Van de kwaliteit van ons veevoeder over biodiversiteit tot water(s)nood: we zullen de klimaatopwarming op verschillende fronten voelen, zegt hij.

Wekenlange hittegolven zonder een druppel regen - of net lange periodes waarbij de regen met bakken uit de hemel valt. De opwarming van de aarde zal leiden tot meer extreem weer, dat ook vaak langer aanhoudt.

‘De snelle opwarming van de Noordpool zou daarvan een van de oorzaken kunnen zijn’, vertelt bioloog Simon Reynaert van de Universiteit Antwerpen. ‘Het verschil in temperatuur met de evenaar wordt almaar kleiner. Dat heeft op zijn beurt een effect op de lage- en hogedrukgebieden in de atmosfeer. De luchtmassa’s verplaatsen zich daardoor trager over het aardoppervlak. Met andere woorden: buien blijven langer hangen, weersomstandigheden veranderen minder snel.’

In Vlaamse velden

Voor zijn doctoraatsthesis bestudeerde Reynaert zogenaamde ‘gematigde graslanden’.  Zowel in Vlaanderen als in de rest van de wereld beslaan dat soort velden ruwweg een derde van alle landbouwgronden. Graslanden zijn dus van groot belang: ze slaan CO2 op, houden water vast, en bieden een thuis aan heel wat soorten. Bovendien wordt een groot deel van ons veevoeder op zulke gronden geteeld.

‘We moeten inzetten op plantensoorten die weerbaarder zijn.’

Reynaert plaatste proefopstellingen met verschillende grassoorten in de openlucht. Zo kon hij in een miniatuurversie van het ecosysteem de gevolgen van de klimaatverandering waarnemen. ‘We zagen hoe het bodemwaterpeil enorm fluctueerde’, legt hij uit. ‘Daarnaast merkten we dat de aanwezige voedingstoffen in de grond een groter risico liepen om weggespoeld te worden. Ook de biodiversiteit van de graslanden deelde in de klappen. Wanneer uitzonderlijk droge en regenachtige periodes van meer dan twintig dagen elkaar afwisselden, nam het aantal inheemse plantensoorten met tot wel 75 procent af.’

De simulaties van Reynaert toonden aan dat vooral kruiden – belangrijk voor bestuivende insecten – het hard te verduren krijgen onder de klimaatverandering. ‘Maar ook hooisoorten zijn slachtoffer’, vertelt de wetenschapper. ‘In bemeste ecosystemen zou de hooiproductie kunnen terugvallen met 14 procent. Tot slot stelden we vast hoe de bodems minder goed water konden opnemen. Bij zulk standvastig weer merkten we al na twee jaar een beduidend negatief effect op het waterbergend vermogen.’

Voorkomen of genezen

Een doemscenario lonkt, al kunnen landbouwers zich wel wapenen tegen de veranderingen, zegt Reynaert. ‘We moeten inzetten op plantensoorten die weerbaarder zijn. Droogteresistente soorten als rietzwenkgras, kropaar of Festulolium lijden minder onder het standvastig weer dan bijvoorbeeld het Engels raaigras.’

Hoewel zulke soorten historisch gezien iets minder verteerbaar waren, zijn die verschillen na jaren aan kweekprogramma’s bijna verdwenen, zegt hij. ‘Ze wortelen ook dieper, wat goed is voor de koolstofopslag en slagen er beter in om de bodem en het microklimaat in hun omgeving af te koelen. We doen er dus goed aan om zulke ‘weerbare’ grassen aan te planten. Want helaas zijn het voornamelijk de stressgevoelige soorten die in ons land groeien.’