AZG is hongerig naar voedselhulp
Lieselot Vandierendonck
18 oktober 2010
Naar aanleiding van de Wereldvoedseldag op zaterdag 16 oktober lanceerde Artsen Zonder Grenzen (AZG) vrijdag haar Starved for Attention- campagne. Met die actie vraagt AZG aandacht voor de ondervoeding bij kinderen. Bovendien ijvert de organisatie voor meer kwalitatieve voedselhulp.
Volgens AZG lijden er jaarlijks 195 miljoen kinderen aan ondervoeding. Voor één derde van de acht miljoen jonge kinderen die jaarlijks sterven is die aandoening bovendien de doodsoorzaak.
Van de ene voedselcrisis naar de ander
Stéphane Doyon, voedingsdeskundige bij AZG, illustreert hoe die cijfers zich vertalen in Niger. ‘In Niger waren er vorig jaar 12 500 kinderen in het ergste stadium van ondervoeding en ook dit jaar zullen er dat minstens zoveel zijn’, zegt Doyon. ‘Hun situatie is zo kritiek dat zelfs de beste programma’s niet kunnen verhinderen dat nog steeds vijf procent van de kinderen zal sterven.’
Er lijkt weinig hoop op verbetering voor Niger. ‘De internationale gemeenschap stelt dat als vijftien procent van de totale populatie ondervoed is, het betreffende land zich in een voedselcrisis bevindt. Welnu, Niger haalt jaarlijks die kaap van vijftien procent’, aldus Stéphane Doyon.
Nochtans kan voorspeld worden wanneer en wie de ondervoeding zal treffen. ‘Tussen twee oogsten door, namelijk tijdens de periode van april tot november, kampt het land met voedseltekorten. Vooral kinderen jonger dan twee jaar zijn dan erg vatbaar om ondervoed te zijn’, zegt Doyon. ‘Ondanks deze kennis, blijft het probleem zich toch jaar na jaar stellen.’
Aangepaste voedselhulp
De internationale gemeenschap spant zich nochtans al jaren in om het probleem – wereldwijd – aan te pakken.
‘Voedselhulp werd voor de eerste keer verleend na de tweede Wereldoorlog toen rijkere landen, zoals de Verenigde Staten, hun voedseloverschotten doorstuurden. Toen er geen surplus meer was, ontwikkelden de Verenigde Naties en de donorlanden verschillende systemen om een land in nood te helpen. Zo kunnen donorlanden rechtstreeks hun eigen voedsel invoeren – dat is directe voedselhulp – of ze kunnen geld overmaken waarmee ter plaatse voedsel aangekocht wordt’, legt Doyon uit.
Tegenstanders vinden dat directe voedselhulp de lokale economie te veel in de kiem smoort. Doyon zegt dat het inderdaad belangrijk is dat de lokale markt gestimuleerd wordt, als dat tenminste niet nadelig is voor de gezondheid van de bevolking.
‘Als blijkt dat het beschikbare voedsel niet genoeg voedingssupplementen bevat die voor kleine kinderen van belang zijn, dan mag dat niet zomaar genegeerd worden.’
Kinderen hebben nood aan een aangepast dieet tijdens hun eerste levensjaren. ‘Wetenschappelijk onderzoek wees uit dat een kind onder de twee jaar geen vegetarisch dieet mag volgen: naast vitaminen en mineralen moet een kind ook dierlijke proteïnen krijgen’, verduidelijkt Doyon. ‘Door de combinatie van verschillende voedingsstoffen kan een kind een goed afweersysteem opbouwen wat op lange termijn resulteert in een sterkere weerbaarheid bij ziektes en in een betere algemene ontwikkeling.’
Kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit
AZG betreurt dat grote donorlanden zoals de VS, Japen en de Europese Unie nog steeds voedselhulp geven die weinig voedzaam is. ‘Hoewel bijvoorbeeld Spanje in zijn hulpprogramma’s wel kwalitatief voedsel voorziet, wordt dit beleid niet op Europees niveau gevolgd.’
Stéphane Doyon klinkt bitter. ‘De EU weet dat de huidige vegetarische voedselpakketten nadelig zijn voor de kinderen, maar toch blijven zij achter op hun beleid.’ Doyon geeft aan dat aangepast voedsel een hogere kost met zich meebrengt, maar hij ziet daarin geen excuus. ‘Voedselhulp mag niet gebaseerd zijn op medelijden en kwantiteit. Voedselhulp moet in de eerste plaats kwalitatief zijn.’
Meer informatie over de campagne van Artsen Zonder Grenzen vindt u onder deze link.