Belgische investering in palmolie opnieuw onder vuur

Nieuws

‘Ze waarschuwden ons niet voor verminderde potentie. Anders hadden we geprotesteerd’

Belgische investering in palmolie opnieuw onder vuur

Belgische investering in palmolie opnieuw onder vuur
Belgische investering in palmolie opnieuw onder vuur

In Congo’s grootste palmplantage worden nog steeds hongerlonen betaald, worden arbeiders blootgesteld aan erg gevaarlijke pesticiden en bevuilt industrieel afval het water van de lokale gemeenschappen. Human Rights Watch bevestigt waar Belgische ngo’s al jaren voor waarschuwen: België investeerde 9,7 miljoen euro in een “ontwikkelingsproject” dat helemaal niet duurzaam is.

© Luciana Téllez/Human Rights Watch

Palmolieplantage in Boteka, Congo

© Luciana Téllez/Human Rights Watch

‘Dit werk is niet goed, maar beter dan werkloosheid.’ Met die boodschap moeten zieke arbeiders in Congo’s grootste palmplantage het stellen. Twee op drie bevraagde arbeiders zegt impotent te zijn geworden nadat ze bij Plantations et Huileries du Congo (PHC) aan de slag gingen.

De Belgische investering in PHC, Congo’s grootste palmplantage, ligt opnieuw onder vuur. Eerder klaagden ngo’s al de precaire arbeidsomstandigheden aan en waarschuwden ze voor landconflicten tussen het bedrijf en de lokale gemeenschappen. Nu blijken arbeiders ook te zijn blootgesteld aan gevaarlijke pesticiden en worden de waterlopen van de lokale gemeenschappen vervuild door het lozen van onverwerkt afvalwater uit de palmoliefabrieken.

In 2015 leent een consortium van ontwikkelingsbanken ongeveer vijftig miljoen dollar uit aan het Congolese PHC, in handen van het Canadese bedrijf Feronia. Onder hen de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO), een fonds volledig in handen van de Belgische staat, waarmee ons land private ondernemingen in groei- en ontwikkelingslanden ondersteunt.

De onderneming ontstond uit de gunst aan William Lever die in 1911 van de Belgische minister van Koloniën, Jules Renkin, 75.000 hectaren grond mocht uitkiezen. Palmolie werd op die manier onderdeel van de koloniale exporteconomie. In 2008 verwierf het Canadese bedrijf Feronia het meerderheidsaandeel, van de toen erg verzwakte telg uit het Unileverimperium. De Canadezen gingen vervolgens op zoek naar investeerders en klopten aan bij verschillende ontwikkelingsbanken.

In 2015 investeerden westerse instellingen voor ontwikkelingsfinanciering bijna 100 miljoen euro in PHC.

Westerse instellingen voor ontwikkelingsfinanciering investeerden in 2015 samen bijna 100 miljoen euro in het bedrijf dat op dat moment nog drie plantages bezat, verspreid over 100.000 hectaren. PHC stelde op dat moment nog slechts enkele duizenden werknemers tewerk die amper nog betaald werden. Het Belgische BIO voorziet een lening van 9,7 miljoen euro, in de hoop het bedrijf weer op poten te krijgen.

MO* bracht dit jaar een analyse over de controverse rond de investering van BIO. Nog voor de start waarschuwden lokale organisaties, samen met een Canadese ngo’s voor escalaties van landconflicten tussen lokale gemeenschappen en PHC.

Ook de koepelorganisatie voor Belgische Franstalige en Duitstalige ontwikkelingsorganisaties en -verenigingen (CNCD-11.11.11) wees BIO op de bestaande conflicten, maar ook de erg slechte arbeidsomstandigheden.

Luuk Zonneveld, directeur van BIO, maakte zich sterk dat samen met het ondertekenen van de lening ook een milieu- en sociaal actieplan is ondertekend. ‘De meer dan 40 acties dienen ervoor te zorgen dat Feronia op termijn volledig beantwoordt aan de hoogste en sociale milieustandaarden, rekening houdend met de financiële tijdsbeperkingen’, schreef Zonneveld in een reactie aan MO* na de publicatie van het artikel.

Het rapport dat Human Rights Watch vandaag publiceert toont dat er van die acties weinig in huis is gekomen. BIO’s investering lijkt voorlopig wel werkgelegenheid in stand te houden, maar erg duurzaam zijn de activiteiten van PHC kennelijk nog niet.

Twee op drie bevraagde arbeiders is impotent

‘Ze waarschuwden ons niet voor verminderde potentie. Anders hadden we geprotesteerd.’ Christian Lokola (pseudomiem) is dertig jaar oud en werkte drie jaar op de plantage in Lokutu. Dagelijks besproeide hij driehonderd palmbomen voor anderhalve euro per dag. ‘De bedrijfsarts zei ons: “Dit werk is niet goed, maar het is beter dan werkloosheid.”’

© Luciana Téllez/Human Rights Watch

Arbeiders van PHC met tientallen liters pesticide dat ze moeten gebruiken.

© Luciana Téllez/Human Rights Watch

‘De bedrijfsarts zei ons: “Dit werk is niet goed, maar het is beter dan werkloosheid.”’

Human Rights Watch (HRW) sprak met meer dan veertig arbeiders, tussen 25 en 46 jaar oud, die tijdens het werk worden blootgesteld aan pesticiden. Twee op drie ondervraagden gaf aan impotent te zijn geworden nadat ze bij PHC aan de slag gingen.

In het rapport A Dirty Investment: European Development Banks’ Link to Abuses in the Democratic Republic of Congo’s Palm Oil Industry, beschrijven de arbeiders symptomen die overeenstemmen met gevolgen van langdurige blootstelling aan gevaarlijke stoffen: geïrriteerde huid, puisten, blaren, oogproblemen, waaronder verminderd zicht.

De helft van de bestanddelen in de pesticiden van PHC worden door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) als gevaarlijk beschouwd. Drie pesticiden zijn volgens het WHO bij langdurige blootstelling zelfs kankerverwekkend.

PHC onderwerpt de arbeiders aan een medisch onderzoek, zoals de Congolese wet het hen ook voorschrijft. Maar niemand van de ondervraagden kreeg ooit de resultaten van die onderzoeken te zien.

Afvalwater onverwerkt geloosd

Minstens drie van PHC’s verwerkingsinstallaties, waar de palmnoten tot palmolie worden geperst, dumpen het afvalwater onverwerkt in de lokale waterlopen, zag HRW ter plaatse. Daarmee overtreedt het bedrijf zowel de Congolese als internationale arbeidswetgeving.

© Luciana Téllez/Human Rights Watch

Bewoners van Mindonga op de oevers van de vervuilde waterloop die vervuild is door de activiteiten van PHC.

© Luciana Téllez/Human Rights Watch

Dominique Azayo Elenga is een van de traditionele leiders van het dorp Boluku, op vijf kilometer van de plantage in. Yaligimba. ‘Mijn mensen gebruiken het water dat afval van de fabriek bevat. Ik heb dit met Feronia besproken, maar ze hebben er niets aan gedaan.’

Azayo diende na verschillende pogingen tot overleg in november 2018 ook formeel klacht in tegen de vervuilende praktijk van PHV. Toch zei de directeur van PHC aan HRW in april van dit jaar geen weet te hebben van een dergelijke klacht.

Dagloners verdienen minder dan 10 euro per maand

Eind vorig jaar had PHC meer dan 4.000 mensen in vaste loondienst en deed ze een beroep op naar schatting 6.600 dagarbeiders. Sinds Feronia hoofdaandeelhouder werd zijn de lonen gestegen, stelde HRW vast.

Paul Dulieu, communicatiemanager van Feronia in Londen, sprak eerder dit jaar over een gemiddeld salaris van 2,7 euro per dag. Ook BIO verwees naar het engagement van Feronia om aan de wettelijke minimumlonen van Congo te voldoen.

Maar dat minimumloon in Congo ligt nog ver onder de extreme armoedegrens die de Wereldbank op 1,72 euro per dag heeft vastgelegd. In 2018 werd een nieuwe Congolese wet gestemd waarbij de minimumlonen tot 3,9 euro per dag zou worden opgetrokken. Maar die wet trad nog niet in werking.

De arbeiders in loondienst bij PHC verdienen dus vandaag meer dan dit oude Congolese minimumloon, maar dat bedrag volstaat niet om aan de extreme armoede te ontsnappen. In het lokale ziekenhuis getuigden artsen aan HRW dat ondervoede kinderen meestal kinderen van arbeiders van de plantages waren.

Vrouwelijke arbeiders verzamelen de stekelige vruchten. Ze werken zonder beschermend materiaal.

© Luciana Téllez/Human Rights Watch

Een moeder van zes kinderen uit Boteka verdient slechts 6,5 euro per maand.

HRW merkte ook een groot verschil op tussen arbeiders in loondienst en dagarbeiders. Vooral die laatste zijn erg slecht betaald, in tegenstelling tot wat het bedrijft zelf beweert. Getuigen uit het management en de arbeiders zelf beschreven de erg schamele vergoedingen. Vooral vrouwelijke dagloners bleken er aan hongerlonen te werken. Een moeder van zes kinderen uit Boteka verdient slechts 6,5 euro per maand.

Een voormalige manager die toezicht moest houden over 200 arbeiders in Boteka bevestigde aan HRW dat vrouwen dertig Congolese Frank (minder dan tien cent) vergoed krijgen, per zak van tien kilo noten die ze inleveren. Vijftien zakken per dag leek hem het hoogst haalbare. Het maximale loon voor die vrouwen was volgens hem omgerekend iets minder dan 9 euro per maand.

‘Deze banken kunnen een belangrijke rol spelen in het promoten van ontwikkeling. Maar ze slagen er niet in het bedrijf dat ze financieren de rechten van arbeiders en lokale gemeenschappen te doen respecteren’, concludeert onderzoekster en auteur van het rapport Luciana Téllez. ‘De investeringsbanken moeten erop aandringen dat Feronia met een concreet plan komt om een einde te brengen aan dit misbruik.’

© Luciana Téllez/Human Rights Watch

PHC-arbeiders in de plantage in Yaligimba.

© Luciana Téllez/Human Rights Watch

Bio reageert op het rapport van Human Rights Watch: ‘Het HRW-rapport van vandaag over onze gezamenlijke investering in PHC/Feronia, een palmolieproducent voor de Congolese markt, benadrukt de noodzaak van verdere investeringen om de milieu- en werkomstandigheden binnen het bedrijf te verbeteren. Het verbeteren van de werkomstandigheden en infrastructuur van de gemeenschap staat centraal in het engagement van de DFI’s ten aanzien van Feronia. Om die reden verwelkomen we het onderzoek van HRW en zullen we samen met PHC/Feronia blijven werken aan de beste manier om deze uitdagingen aan te gaan. Wij nemen onze rol als maatschappelijk verantwoorde DFI-investeerders zeer ernstig en zullen de belangrijkste effecten van het project opvolgen, en meewerken aan positieve veranderingen in moeilijke en onvolmaakte situaties’. Lees de volledige reactie hier.