Tropisch Instituut zet in op structurele impact in het Zuiden
Celien Moors
18 juni 2014
Het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen (ITG) is al jaren bekend voor zijn baanbrekend onderzoek naar aids, maar de faam reikt verder dan dat. Sinds 1998 ondersteunt het Instituut in samenwerking met de Belgische Directie-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking (DGD) tal van medische projecten in het Zuiden. Naar aanleiding van de vijftien jaar lange samenwerking lanceerden ze een documentaire met een greep uit de succesverhalen.
Het raamakkoord tussen ITG en DGD kreeg de naam ‘Switching the Poles’, een verwijzing naar de eigen verantwoordelijkheid en controle van de Zuidpartners in hun projecten. Deze partners situeren zich in 24 organisaties afkomstig uit achttien landen, waarvan negen uit Afrika, vijf uit Azië en vier uit Latijns-Amerika. Daarenboven zijn reeds 1000 studiebeurzen toegekend en studeerden 101 doctorandi af onder het akkoord.
Het Zuiden neemt de leiding
Dankzij het capaciteitsversterkingsprogramma krijgen studenten uit het Zuiden de kans om onderzoek en projecten in de gezondheidszorg in hun land van herkomst in eigen handen te nemen. En die formule heeft resultaat, zo blijkt uit de ‘Switching The Poles’-documentaire. De documentaire toont succesvolle projecten uit Benin, Burkina Faso, Cambodia, India en Peru.
Belangrijk voor het programma is de horizontale coöperatie tussen België en het ontwikkelingsland, waarbij prioriteiten in wederzijds overleg worden vastgelegd. Studenten zorgen zelf voor de input en blijven de relatie met de thuisbasis onderhouden. “Het ITG, dat is het Instituut voor Tropische Geneeskunde. Maar de tropen zijn hier bij ons,” luidt het bij dr. Dissou Affolabi, ITG-partner van het Laboratoire de Référence de Mycobactéries (LRM). Daarom is een sterke groep onderzoekers uit het Zuiden broodnodig om telkens weer recente input te geven voor het verfijnen van het onderzoek.
Institutionele investering
Niet alleen investeert het DGD-ITG-akkoord in menselijke kennis, maar ook in institutionele capaciteiten. De onderzoeksinstellingen die opgericht worden, zijn essentieel voor de publieke gezondheid en ontwikkeling in het Zuiden.
Zo keerde dr. Halidou Tinto na zijn PhD in Brussel in 2006 terug naar Burkina Faso om het Clinical Research Unit of Nanoro (CRUN) op te richten. Op die manier kreeg hij de kans om klinische studies uit te voeren naar malaria, nog steeds een van de dodelijkste ziektes in het land. Tinto ontving zelfs een aanbod om in de Verenigde Staten aan de slag te gaan, maar de Belgische ontwikkelingshulp bood hem meer mogelijkheden om in zijn thuisland te bouwen aan structurele gezondheidszorg. Met zijn onderzoek hoopt hij de vijf miljoen malariagevallen per jaar in Burkina Faso binnen de vijf jaar te halveren.
Ook Dalila Martínez, onderzoekster aan het Peruaanse Instituto de Medicina Tropical Alexander von Humboldt (IMTAvH), doet onderzoek onder het zogenaamde “sandwich-programma”. Zo’n programma houdt in dat ze een deel van haar doctoraatsstudie in Antwerpen volgt, terwijl ze in Peru voornamelijk veldwerk uitvoert naar de verminkende ziekte leishmaniasis.
Globale gezondheid
Uiteindelijk streeft DGD naar een samenwerking beyond aid, met het oog op een toekomst zonder ontwikkelingshulp. Omdat de Belgische ontwikkelingssamenwerking momenteel herzien wordt, is het programma voor 2014-2016 een overgangsproject.
Ook de rest van de wereldbevolking heeft baat bij het onderzoek naar tropische ziekten. Onder meer het toerisme en de cultureel diverse samenleving zorgen ervoor dat bepaalde ziekten ook in onze samenleving kunnen voorkomen. De effecten van de globalisering doen op die manier de grens tussen tropische en globale geneeskunde vervagen.