Braziliaanse boeren hoopvol over transgene boon
Fabiana Frayssinet
30 september 2011
Braziliaanse landbouwers zijn hoopvol over een nieuwe, genetisch gemodificeerde bonensoort die tegen een van de meest gevreesde plagen bestand is. Volgens critici is er geen garantie dat de bonen niet schadelijk zijn voor mens en milieu.
De zogeheten Boon 5.1 werd ontwikkeld door het Braziliaanse staatsbedrijf Embrapa. De genetisch gemodificeerde boon (ggo-boon) is een antwoord op de verwoestingen die het bonenscherpmozaïekvirus (BYMV) aanricht in de bonenteelt. Het virus doet de bladeren vergelen, de wortels en granen vervormen en stopt de bloemvorming.
Door het virus, dat door de witte vlieg (Bemisia tabaci) wordt overgedragen, gaat elk jaar 90.000 tot 280.000 ton bonen verloren, genoeg om zes tot twintig miljoen volwassen Brazilianen te voeden, zegt Embrapa. De transgene boon zou over drie jaar al bij de Brazilianen op het bord komen.
Geen insecticide meer
Vermogende landbouwers gebruiken nu insecticide tegen de witte vlieg, tot een keer per week, zegt Francisco Aragao, een van de verantwoordelijken van de ontwikkeling van de transgene boon. Kleine boeren “kunnen alleen maar bidden” dat de verliezen meevallen. Het bonenscherpmozaïekvirus vereist ook steeds grotere hoeveelheden insecticide omdat het steeds meer resistentie kweekt.
Met de nieuwe boon wordt insecticide overbodig, zegt Aragao. Dat zal de kostprijs en dus ook de prijs voor consument omlaag halen, zegt de wetenschapper. De boon is een basisingrediënt in de Braziliaanse keuken.
Veilige boon
De Nationale Technische Veiligheidscommissie (CTNBio) zette deze maand (september) het licht op groen voor de commercialisering van de transgene boon, met vijftien stemmen voor, twee onthoudingen en vijf verzoeken om meer analyses.
Embrapa zegt dat bij de analyses die van 2004 tot 2010 zijn uitgevoerd, de aanbevelingen van de CTNBio zijn gevolgd. Daarbij kwamen geen problemen aan het licht, stelt het bedrijf. Aragao noemt de transgene boon “helemaal veilig” en vindt de kritiek dat ze minder voedzaam zou zijn “totaal absurd”.
Voorzorgsprincipe
Volgens Renato Maluf, voorzitter van de Nationale Raad voor Voedselveiligheid (Consea), valt de snelheid waarmee de boon wordt vrijgegeven moeilijk te rijmen met het voorzorgsprincipe. Hij benadrukt dat slechts 2 van de 22 proeven gelukt zijn en dat niet alle Braziliaanse ecosystemen onderzocht werden.
“We vinden het roekeloos om zo snel een product vrij te geven dat door de hele bevolking wordt geconsumeerd en waarvan de voedselveiligheid en voedingswaarde niet vaststaat. Embrapa zou als overheidsbedrijf met groot prestige het voorbeeld moeten geven in verband het voorzorgsprincipe.”
Ook Ana Carolina Brolo, juridisch adviseur van de humanitaire organisatie Tierra de Derechos ziet “een gebrek aan respect van de nationale en internationale wetgeving voor bioveiligheid.” Volgens Brolo werd te veel informatie geheim gehouden die beschikbaar had moeten zijn voor een goede risico-evaluatie door wetenschappers en samenleving.
Overbodige boon
Maluf merkt ook op dat de huidige bonenproductie volstaat voor de binnenlandse vraag. De stelling dat men meer bonen, en andere gewassen, moet produceren “om de honger te verlichten” noemt hij “misleidend”. “Brazilië is een van de grootste producenten en uitvoerders van voedingsproducten ter wereld. Tot voor kort ging dat gepaard met onaanvaardbare hongercijfers.”
Embrapa gaat nu ook in Honduras proeven doen met de transgene boon, in samenwerking met de Universiteit van Honduras. Volgens Aragao zou de boon ook werken in Argentinië en Bolivia.