Buitenlandse investeringen in Latijns-Amerika blijven dalen

Nieuws

Buitenlandse investeringen in Latijns-Amerika blijven dalen

Gustavo González

20 mei 2004

De directe buitenlandse investeringen in Latijns-Amerika en de Cariben zijn in 2003 voor het vierde opeenvolgende jaar gedaald. Dat blijkt uit een rapport van de Economische Commissie voor Latijns Amerika en de Cariben (ECLAC). Volgens de VN-commissie verdwijnt het investeringsklimaat dat tussen 1995 en 1999 tot een enorme toename van buitenlandse investeringen leidde.

De Argentijnse econoom José Luis Machinea, Executive Secretary van ECLAC in Santiago, verwacht dat de investeringen in de kleine en middelgrote landen van Latijns-Amerika dit jaar zullen toenemen, maar dat de regio in zijn geheel zich niet zal herstellen. Uit het jaarlijkse VN-rapport blijkt dat de investeringen in 2003 36,5 miljard dollar bedroegen, 19 procent minder dan het jaar daarvoor. De daling wordt vooral veroorzaakt door afgenomen kapitaalstromen naar Brazilië en Mexico.

Latijns-Amerika en het Caribisch gebied zijn de enige regio’s in de wereld waar de investeringen vorig jaar afnamen. Die daling werd vier jaar geleden ingezet, nadat in 1999 een recordbedrag van 88 miljard dollar binnenstroomde. De ‘explosie’ in de tweede helft van de jaren negentig werd volgens Machinea in de eerste plaats veroorzaakt door privatiseringsprocessen. Die trokken vooral in de dienstensector grote multinationals aan.

De voordelen van de aanwezigheid van de multinationals zijn volgens het rapport betrekkelijk, met name op vlak van exportcapaciteit en het gebruik van nieuwe technologieën. De auteurs kritiseren de Mexicaanse en Caribische afhankelijkheid van de Amerikaanse markt in de electronica-, kleding- en auto-industrie.

Het rapport beveelt de regeringen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied aan zich op nationale prioriteiten te concentreren. Transnationale investeringen moeten worden beschouwd als aanvulling op het lokale kapitaal. Er moeten nationale regelgevingen voor investeringen komen en subsidies voor buitenlandse investeringen moeten verdwijnen, zegt econoom Manuel Riesco van de Arcis Universiteit. Buitenlandse investeringen werden tot nu toe alleen maar als positief gezien. Investeringen genereren economische activiteit, maar ze hebben hun beperkingen. Hij noemt als voorbeeld de excessieve liberalisering van de Chileense mijnbouwindustrie. Daardoor ontstond een overproductie van koper, met als gevolg een prijsdaling. Niet alles kan door de markt gereguleerd worden. De meeste ontwikkelde landen hebben een goed uitgebouwde overheid zegt Riesco.

Niet iedereen gaat met deze analyse akkoord. Tomás Flores, directeur van het economische programma van het Liberty and Development Insitute, vindt dat er juist een aanmoedigingsbeleid voor buitenlandse investeerders nodig is. Hij houdt vol dat investeringen altijd positief zijn. “Belastingvoordelen en andere maatregelen maken de regionale economie dynamischer en bevorderen nieuwe en betere manieren van zakendoen”, zo vindt hij.

ECLAC erkent in het rapport dat de buitenlandse investeringen hebben bijgedragen aan de modernisering van de industrie en een verbetering van de dienstverlening en infrastructuur in de regio. Genoemd wordt de Mexicaanse export van auto’s, microchips in Costa Rica, telecommunicatie in Brazilië, financiële diensten in Argentinië en het luchtverkeer in Chili.

Na het recordbedrag van 88 miljard dollar aan investeringen in 1999, daalde het bedrag in 2000 tot 78,1 miljard, in 2001 tot 69,5 miljard, in 2002 tot 45 miljard en vorig jaar tot 36,5 miljard dollar. Ondanks de daling is er nog steeds een sterke aanwezigheid van buitenlandse bedrijven in de regio. Tussen 2000 en 2002 waren ze goed voor 39 procent van de verkoop van de vijfhonderd grootste bedrijven en voor 55 procent van de verkoop van de honderd grootste fabrikanten.

Uit verkoopcijfers uit 2002, blijkt dat het Spaanse Telefónica de grootste transnationale onderneming in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied is, gevolgd door General Motors, Delphi (auto-onderdelen), Wal-Mart (detailhandel) en de Duitse autofabrikanten Volkswagen en Daimler-Chrysler. De lijst met de tien grootste bedrijven wordt afgesloten door Ford (Verenigde Staten), het Spaanse oliebedrijf Repsol YPF, Samsung (Zuid-Korea) en Nissan (Japan). (JS/ADR)