Dag van de migrant: een jonge Somaliër vertelt

Nieuws

Dag van de migrant: een jonge Somaliër vertelt

Dag van de migrant: een jonge Somaliër vertelt
Dag van de migrant: een jonge Somaliër vertelt

18 december is het Dag van de Migrant. StampMedia noteerde het opmerkelijke verhaal van Ayub Abdirahman, een Somalische jongeman die vader en zus verloor in de burgeroorlog. Op enkele jaren leerde hij Nederlands, haalde een middelbare school diploma en ging biomedische wetenschappen studeren in Antwerpen.

Al meer dan twee decennia woedt er een burgeroorlog in het Oost-Afrikaanse land Somalië. Meer dan 500.000 mensen kwamen om het leven en 1.5 miljoen zijn op de vlucht. Ayub Abdirahman (22) werd geboren in Somalië en verloor zijn vader en zus in de oorlog. ”Het leven heeft me geleerd dat ik kansen moet grijpen. Ik heb al zoveel meegemaakt. Wat er ook gebeurt, wees gelukkig. Ik geloof dat er ooit een einde gaat komen aan de oorlog in Somalië, aan alles is er een einde.”

Het hol van de leeuw

“Ik werd geboren in het hol van de leeuw”, vertelt Ayub. ”Mogadishu is de stad waar de meeste oorlogen van het land altijd beginnen. Het is de hoofdstad, verschillende clans vechten steeds met elkaar om de macht. Het leven was voor mij niet gemakkelijk. We hoorden constant geweerschoten. Er lagen vaak lijken op straat. Dat was de normale gang van zaken.”

In 1992 komt er een einde aan de dictatuur van Siad Barre. Jaren van conflict tussen de verschillende clans veroorzaken hongersnood in Somalië. Beelden van hongersnood en burgeroorlog waren de aanleiding tot een Amerikaanse interventie. De Verenigde Naties brachten voedselhulp naar Somalië maar de machtigste krijgsheer in Mogadishu op dat moment, Mohammed Farrah Aydid, belemmerde alle inspanningen. Er stierven driehonderdduizend mensen van de honger.

”Ik weet nog dat ik buiten aan het spelen was met de andere kinderen, toen we plots een oorverdovend lawaai hoorden. Het was een bomontploffing. Zeer bang zaten we te luisteren, we hoorden mensen schreeuwen, haastige voetstappen. We waren bang. De V.S. verklaarde de oorlog aan Aydid“, vertelt Ayub.

Rillingen

Uiteindelijk gaf Aydid toe. De bevolking kreeg voedsel en een deel van de Amerikaanse soldaten keerden terug. Aydid richtte zich daarop tegen de overblijvende Amerikaanse en internationale soldaten. Twintig Pakistaanse en een aantal Amerikaanse soldaten werden vermoord. De beelden van verminkte Amerikaanse soldaten die door de straten van Mogadishu werden gesleept, dwongen tot terugtrekking.

”Op een dag hoorde ik helikopters. Ik was op school. De leerkracht stuurde ons onmiddellijk naar huis. Terwijl ik liep, zag ik er een boven mij. In de helikopter zaten er soldaten met hun voeten hangend naar buiten. Eén van hen richtte met een grijns een geweer op mij. De rillingen liepen over mijn rug. Ik zag mijn korte leven voor mij in een flits…  Ik kwam bij het huis van de buren en holde er naar binnen. Ik zal de grijns op zijn gezicht nooit vergeten, het had iets duivels. Die avond hoorden we de hele nacht lang geweerschoten, gehuil en geschreeuw van slachtoffers die werden getroffen. De volgende dag maakte onze moeder ons klaar en samen met andere families namen we de bus en verlieten de stad. Ergens in de woestijn werden we afgezet. Daar verbleven we even voor we onze reis verder zetten naar Baidoa, een stad in het binnenland.”

Verdwaalde kogel

Na een tijdje keerden Ayub en zijn familie terug naar Mogadishu. De Amerikanen waren weg maar de stad was nog gevaarlijker geworden. De krijgsheren vochten met elkaar en de gewone man werd het slachtoffer. Ayub : ”Op een dag kregen we te horen dat onze vader dood was: een verdwaalde kogel had hem geraakt. Ik kan niet uitleggen hoe erg ik dit vond. Maar zo was het leven daar: je ging het huis uit en wist niet of je levend terug kwam.“

De krijgsheren van de verschillende clans waren meedogenloos wreed. Ze hadden wapens, gebruikten drugs en rekruteerden kindsoldaten. In sommige delen van Mogadishu was het zo erg dat een vrouw moest betalen als ze zwanger werd. ”In die periode is mijn moeder vrouwenrechten -activiste geworden. Ze vond dat vrouwen gediscrimineerd werden en wilde daar verandering in brengen. Ze werd toen bedreigd en kon niet anders dan het land verlaten”, vertelt Ayub verder.

In 2002 verliet Ayub’s moeder, Halima H., Somalië. Eerst verbleef ze in Kenia tot ze in België asiel aanvroeg. ”In die periode is mijn zus doodgeschoten terwijl ze met de andere kinderen aan het spelen was. We hoorden schoten, iedereen begon te lopen en ineens realiseerden we ons dat mijn jongste zusje er niet was. We gingen zoeken en daar lag ze bloedend op de grond. Levenloos. Ze was maar drie jaar oud… Het was heel triest, ik kan me nauwelijks voorstellen wat mijn moeder in die tijd heeft meegemaakt. Het moet pijnlijk geweest zijn. Haar proces om asiel te krijgen was volop bezig, ze kon het land niet uit. Ze heeft haar eigen kind niet kunnen begraven.”

Drie jaar wachten

Toen Halima H. papieren kreeg, belde ze haar familie om te zeggen dat ze moesten vertrekken. ”In een bus naar Kenia zaten we opeengepakt met heel veel mensen. We vreesden allemaal voor ons leven maar voor de vrouwen was het nog erger, ze konden verkracht en vermoord worden. De chauffeur moest de krijgsheren omkopen om ons met rust te laten.”

Een week lang heeft de reis geduurd, ”we hebben geluk dat we in Kenia niet in een vluchtelingenkamp zijn beland.“ Het duurde nog drie jaar voor Ayub naar België kon komen. ”Op mijn achttiende kwam ik België binnen samen met mijn zus. Mijn broer wilde uiteindelijk in Kenia blijven.”

Studeren

“Mijn moeder vindt studeren zeer belangrijk, daarom stuurde ze ons weer naar school eens we in België waren. Analfabetisme is een groot probleem in mijn thuis land. De weinige hooggeschoolde mensen verlaten nu het land op zoek naar een betere toekomst.” Ayub schreef zich onmiddellijk in aan de Universiteit van Antwerpen om de taal te leren. Na acht maanden kon hij de taal vloeiend spreken. Hij volgde daarna drie jaar Volwassenenonderwijs om zijn middelbaar diploma te halen. Nu studeert hij Biomedische Wetenschappen aan de Universiteit van Antwerpen.

© 2010 — StampMedia - Lisa Akinyi May