Petra is bekend omwille van haar prachtige façades ingehouwen in de rotsen in het zuiden van Jordanië. Deze dateren uit de tijd van Romeinen en de Nabateeërs. Het werd in 1812 ontdekt door de Zwitserse ontdekkingsreiziger J. Bruckhardt. Sindsdien is het één van de belangrijkste toeristische trekpleisters geworden in het nabije oosten en ver daarbuiten. De Bedoeïenen die daarvoor een leven in de schaduw leden, zagen hun traditionele manier van leven helemaal veranderen.
Tegenwoordig bestaat de gemeenschap van de Bedul-bedoeïenen ongeveer uit duizend mensen. Er zijn wel voordelen voor de bedoeïenen, maar het moderniseringsproces gaat te snel voor hen.
Tot 1980 konden de bedoeïenen hun levensstijl behouden. Dit hield voornamelijk in dat ze voort bleven leven als geitenherders en dat ze granen teelden tijdens het regenseizoen, die ze voornamelijk met de hand oogsten. Ze bleven ook in hun tenten leven, gemaakt van geweven geitenhaar.
In de jaren ‘60 werden de eerste stappen gezet door de overheid om de Beduls sedentair te maken. De overheid wou hun deel laten uitmaken van de toeristische industrie in Petra. Maar de overheid vergat dat de Bedul-bedoeïenen in conflict staan met de Liyathnah-bedoeïenen, die sedentair werden in Wadi Musa, net buiten Petra.
Het conflict duurt al sinds het begin van de twintigste eeuw, maar de laatste twaalf jaar hebben de bedoeïenen in Wadi Musa enorm kunnen profiteren van de economische bloei. De Bedul-bedoeïenen werden hiervan uitgesloten. De Bedul’s werden de onderdrukte stam, zij mogen de werkjes doen die de Liyathnah-bedoeïenen niet graag doen, zoals water en kleine souvenirs verkopen, gidsen en ezels verhuren.
De Liyathnah runnen de hotels, de restaurants and de bazaars in Wadi Musa. Die economische macht vertaalt zich in een betere toegang tot het onderwijs en economische middelen.
Bron tekst: Cultural Survival
Bekijk de rest van de foto’s op facebook.com/photo.willemjan