Diamanten zijn niet 'forever' in Namibië
Brigitte Weidlich
01 september 2008
De piepjonge diamantverwerkende industrie in Namibië komt in moeilijkheden: de lokale diamantvoorraden raken stilaan uitgeput. Het land begint uit te kijken naar alternatieven om de nationale inkomsten op peil te houden en volgt daarbij uiteenlopende denksporen als toerisme en uraniumwinning.
Diamanten maken 35 procent uit van Namibiës exportinkomsten en leveren tien procent van het bruto binnenlands product. De diamantwinning is er sinds de jaren twintig in handen van de Zuid-Afrikaanse mijnbouwreus De Beers, die in 2007 2,17 miljoen karaat naar boven haalde en een omzet realiseerde van 400 miljoen euro.
Sinds de onafhankelijkheid van Zuid-Afrika in 1990 probeert de Namibische overheid haar invloed op de diamantsector te vergroten. In 1994 ontstond de firma Namdeb, die de mijnactiviteiten runt en die voor 50/50 eigendom is van de staat en van De Beers. Ondanks de druk van de regering om te investeren in diamantverwerkende bedrijven – en zo een groter deel toegevoegde waarde in het land te houden - duurde het tot 2000 voor Namdeb een eerste fabriek opende voor het slijpen en snijden van diamanten.
In 2007 sloten De Beers en Namibië een akkoord over een nieuwe joint venture, de Namibia Diamond Trading Company. Die moest ervoor zorgen dat lokale diamantslijpers en –snijders werden bevoorraad met lokale, Namibische stenen. Tot dan toe waren de diamantslijpers exclusief afhankelijk van de diamanten uit diverse landen die De Beers hen vanuit Londen verkocht.
De NDTC zorgt voor de marketing van Namibische diamanten en is verplicht 16 procent van de eigen productie, zo’n 320.000 karaat, te verkopen aan diamantbewerkers in eigen land. Kort na de oprichting van de NDTC voerde het Mijnministerie een moratorium in op de toekenning van nieuwe licenties voor diamantbewerkers. Acht van de twaalf diamantslijperijen zijn nog altijd in handen van De Beers.
Niet genoeg lokale diamant
Onafhankelijke slijperijen hebben het moeilijk om aan genoeg ruwe diamant te raken. In 2004 opende de aartsrivaal van De Beers, de Israëli Lev Leviev, een fabriek waar vijfhonderd mensen werken. Via zijn activiteiten in de mariene diamantontginning haalde Leviev in 2007 145.125 karaat boven, net genoeg om de fabriek draaiende te houden.
“We zouden jaarlijks 300.000 karaat diamanten kunnen slijpen”, zegt Kombadayedu Kpawanga van Lev Leviev Diamonds in Namibië. “Dat is ongeveer evenveel als de NDTC elk jaar aan lokale diamanten op de markt brengt.”
De vooruitzichten in de diamantontginning zijn niet schitterend. De voorraden op het vasteland zijn zo goed als uitgeput: om 1 karaat diamant te vinden moet 100 ton grond worden verplaatst. De Beers is erin geslaagd zijn productie op te voeren door in de zeebodem naar diamanten te graven, maar ook daaraan is een prijskaartje verbonden.
Alternatieve bodemrijkdommen
De Namibische econoom Emile Van Zyl ziet mogelijkheden om andere mijnbouwactiviteiten te ontwikkelen. “Uraniumontginning kan het verlies aan inkomsten uit diamant compenseren en in het zuiden zijn er nog steenkool- en koperreserves. Maar ik zou het land liever minder afhankelijk zien worden van de mijnbouw. Toerisme is de snelst groeiende industrie in Namibië, hopelijk wordt het ooit net zo belangrijk als de mijnen.”
Kennedy Hamutenya van het ministerie van Mijnen bevestigt dat de regering meer royalty’s wil halen uit de exploitatie van grondstoffen. “Binnenkort komt er een belasting op uranium, dat in Namibië een grote toekomst heeft. Met die middelen kunnen we andere sectoren van de economie ontwikkelen.”
Voor het mijnstadje Oranjemund heeft de overheid nog andere plannen. In de Atlantische Oceaan, 140 kilometer meer westelijk, ligt het aardgasveld van Kudu. “Als we dat veld kunnen ontwikkelen, heeft de stad weer een toekomst”, zegt Hamutenya.