Cijfers van het Vlaams Instituut voor de Zee
Drie keer meer uitheemse soorten in de Noordzee
Het aantal uitheemse dier- en plantensoorten in de Belgische Noordzee en de Scheldemonding is de voorbije decennia spectaculair gestegen. Dat ligt vooral aan het internationaal scheepvaartverkeer en aan de komst van kwekerijen. Sommige nieuwkomers zijn invasief en schadelijk voor mens en milieu, waarschuwt het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ).
In 1990 vond het VLIZ nog 33 uitheemse soorten die door de mens waren geïntroduceerd in de Noordzee en de Scheldemonding - nu zijn dat er al 105. En nog eens 6 soorten staan op een watch-list: ze zijn nog niet bij ons gesignaleerd, maar wel vlakbij. Het is volgens het VLIZ maar een kwestie van tijd vooraleer ze ook hier opduiken.
Krabben en kreeften
Een derde van alle nieuwkomers (34%) behoort tot de geleedpotigen, zoals krabben, kreeftjes, zeespinnen en garnalen. Zowat een vijfde zijn weekdieren zoals schelpen en slakken. En op plaats drie en vier staan zeewieren en wormen (elk 12%).
Hoe zijn ze hier beland? Vooral via scheepvaart, zo blijkt, onder andere vanuit de noordwestelijke Pacific (29%), het Atlantische gebied (23%) en in mindere mate uit de Middellandse zee en de Indische Oceaan. Alleen al uit Azië is de scheepvaart bijvoorbeeld verzevenvoudigd.
De oorzaak ligt dan voor de hand: de meeste soorten reizen mee met dat groeiende internationale zeeverkeer, bijvoorbeeld in het ballastwater van schepen (zowat de helft van de nieuwe soorten), of omdat ze zich vasthechten aan de romp.
Probleem
Als de komst van een nieuwe soort tot aantoonbare economische of ecologische schade leidt of effect heeft op de menselijke gezondheid, spreekt men van ‘invasieve soorten’.
Die invasieve soorten zijn ook een belangrijke oorzaak van biodiversiteitsverlies. Zeker in de beginfase ondervinden ze weinig of geen last van natuurlijke vijanden. Daarom kunnen ze zich soms heel snel ontwikkelen en ecosystemen grondig uit evenwicht brengen.
In ons land zijn onder meer de Aziatische hoornaar of de buxusmot daar voorbeelden van. Van de zowat 12.000 soorten die in Europa als niet-inheems bekendstaan, is zo’n 10 tot 15% invasief.
Soorten in de zee vormen een extra uitdaging, zegt het VLIZ. Niet alleen is het erg moeilijk om vast te stellen wat de nadelen zijn voor de biodiversiteit, gezondheid en economie, ook uitroeien is een hele uitdaging. Eens gevestigd in een open ecosysteem als de zee, is dat vrijwel onmogelijk zonder veel schade toe te brengen aan natuur en economie.
Voorkomen is beter
Toch is aandacht geboden, zegt het instituut. De exotische bonamiaparasiet is er bijvoorbeeld mee oorzaak van dat de Europese platte oester het moeilijk heeft om zich opnieuw te vestigen in Europese wateren. Van de Japanse oester, geïntroduceerd in 1969 en nu alomtegenwoordig, is bekend dat die sluisdeuren overwoekert en snijwonden kan veroorzaken. En de Amerikaanse zwaardschede verdringt inheemse verwante soorten.
Het is dan ook vooral belangrijk om te voorkomen dat nieuwe soorten hier voet aan de grond krijgen, zegt het VLIZ. Voor ontsnappingen uit kwekerijen kan een strenger vergunningssysteem soelaas bieden. Voor de introductie via scheepvaart bestaat sinds 2017 het Ballastwaterverdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Dat stelt dat ballastwater ver uit de kust moet worden gewisseld, waar kans op vestiging kleiner is.
Sinds dit jaar is daar nog een norm bijgekomen die reders dwingt de hoeveelheid levensvatbare organismen tot een minimum te herleiden. Maar voorlopig is het nog te vroeg om het effect daarvan te beoordelen.
Niets missen?
Abonneer je op (één van) onze nieuwsbrieven.