Dwangarbeid in Xinjiang
Europese mensenrechtenorganisatie onderneemt stappen tegen Nederlandse kledingmerken
De Europese mensenrechtenorganisatie ECCHR neemt juridische stappen tegen Nederlandse kledingbedrijven die vermoedelijk producten verkopen met katoen uit Xinjiang. In die regio in China komt dwangarbeid voor door de Oeigoerse minderheid. Dat heeft een coalitie van 180 ngo’s eerder al vastgesteld.
Op de katoenplantages in de Chinese regio Xinjiang zou er sprake zijn van misbruik en dwangarbeid.
Pixabay
Het European Centre for Constitutional and Human Rights (ECCHR) heeft bekendgemaakt dat het een klacht indient bij het Openbaar Ministerie in Nederland tegen kledingbedrijven gelinkt aan dwangarbeid. Daarmee openen ze een onderzoek naar kledingstukken die hoogstwaarschijnlijk zijn geproduceerd met katoen afkomstig uit de Oeigoerse regio in China.
In Xinjiang, in het noordwesten van China, wonen zo’n 11 miljoen Oeigoeren, een moslimminderheid met Turkse achtergrond. Zij zouden er het slachtoffer worden van foltering en dwangarbeid, blijkt uit ‘alarmerende rapporten’ die het ECCHR aanhaalt om zijn klacht te motiveren. Het verwijst onder meer naar onderzoek van Amnesty International en van de Sheffield Hallam University, een Britse universiteit die onderzoek doet naar internationale gerechtigheid.
In hun studie Laundering Cotton, die afgelopen maand gepubliceerd is, benadrukken onderzoekers uit Sheffield dat katoen uit Xinjiang ‘hand in hand gaat met mensenrechtenschendingen’. Ze spreken van een Chinese ‘exportstrategie dat de herkomst van het katoen maskeert’, wat een ‘hoog risico’ vormt voor internationale merken.
Nederlandse bedrijven betrokken
Eerder al had een coalitie van 180 ngo’s dat risico aangekaart. Onder de noemer End Uyghur Forced Labour kwamen zij al in de zomer van 2020 naar buiten met bewijsmateriaal, gaande van reportages van de Wall Street Journal en studies van de denktank Australian Strategic Policy Institute. Bij de betrokken merken zaten onder meer Nike, Patagonia, Adidas, C&A en H&M.
Bij de betrokken merken zaten onder meer Nike, Patagonia, Adidas, C&A en H&M.
Daar kan Europa niet blind voor blijven, communiceert het ECCHR. Met de steun van advocatenkantoor Prakken d’Oliveira Human Rights Lawyers uit Amsterdam heeft het de klacht voorbereid en ingediend. Concreet vraagt het ECCHR om onderzoek te doen naar onder meer C&A, Nike, Patagonia en het Nederlandse herenmodemerk State of Art. Het gaat om ‘verschillende Nederlandse en Amerikaanse textiel- en kledingmerken die hun Europees hoofdkwartier in Nederland hebben’, klinkt het.
‘We kunnen niet zomaar China op de vingers tikken voor mensenrechtenschendingen en onze eigen Europese bedrijven daar zomaar mee weg laten komen’, zegt Corina Ajder, juridisch expert bij ECCHR. ‘Zij maken winst op de kap van de uitbuiting van de Oeigoerse bevolking. Het wordt dringend tijd dat deze bedrijfstakken onderzocht en aansprakelijk gesteld worden als ze betrokken blijken te zijn.’
Genocide
Met de klacht willen de advocaten de omvang van de misdaden die in Xinjiang gepleegd worden onderkennen. ‘Wij sluiten ons aan bij verklaringen van politici en ngo’s die de behandeling van Oeigoeren in Xinjiang als genocide omschrijven’, aldus Barbara van Straaten van Prakken d’Oliveira Human Rights Lawyers.
‘Het wordt dringend tijd dat deze bedrijfstakken onderzocht en aansprakelijk gesteld worden als ze betrokken blijken te zijn.’
‘Een succesvolle vervolging kan een waarschuwing zijn voor kledingmerken die zich nu nog verschuilen achter allerlei excuses’, vindt Wyger Wentholt van de Nederlandse Schone Kleren Campagne, dat deel uitmaakt van de coalitie End Uyghur Forced Labour. ‘Het is van groot belang dat wettelijke middelen worden ingezet om naleving van mensenrechten af te dwingen in de toeleveringsketens van bedrijven.’
Nederland heeft al stappen ondernomen tegen mensenrechtenschendingen in Xinjiang. In februari van dit jaar stemde een grote meerderheid van de Tweede Kamer voor een, weliswaar niet-bindende, verklaring dat China’s behandeling van etnische minderheden in de regio neerkomt op genocide. ‘Daarmee was Nederland het eerste Europese land dat dit deed na soortgelijke stappen van de VS en Canada’, legt Wentholt uit.
Belgische rechtszaak nog niet voor morgen
Het is niet de eerste keer dat het ECCHR een klacht neerlegt in specifieke landen met betrekking tot dwangarbeid in Xinjiang. In april van dit jaar ondersteunde de instantie een klacht van een ngo-coalitie in Frankrijk. En in september heeft het voor het eerst zelf een klacht ingediend bij het Openbaar Ministerie in Duitsland om de aansprakelijkheid van Duitse merken te onderzoeken.
Of een soortgelijke zaak in België volgt, is momenteel nog niet bekend, zegt Maria Bause, persverantwoordelijke van ECCHR, aan de lijn vanuit Berlijn. ‘Misschien komt dat er volgend jaar wel van, maar voorlopig is het nog niet aan de orde. Het is erg lastig om onderzoek te voeren, omdat wij duidelijke bewijslast nodig hebben. Over het onderzoek uit Nederland hebben we anderhalf jaar gedaan.’
Dat laatste verbaast Martje Theuws, onderzoeker bij de Nederlandse waakhond Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO), allerminst. ‘Er is zodanig gebrek aan transparantie in toeleveringsketens’, concludeert zij. ‘Dat maakt het bijzonder moeilijk voor arbeidsrechtenorganisaties om mogelijke mensenrechtenschendingen waar te nemen.’