Gesprekken brengen hoop voor Servië en Kosovo
Vesna Peric Zimonjic
24 september 2010
Servië heeft alle militaire en juridische veldslagen tegen Kosovo verloren, maar er is hoop dat Belgrado en Pristina het kunnen bijleggen tijdens gesprekken in oktober.
“De gesprekken zijn een belangrijke stap in de goede richting na zoveel jaren van direct of politiek conflict”, zegt Vojin Dimitrijevic, hoogleraar Internationaal Recht. Zijn collega Politieke Wetenschappen Predrag Simic voegt daar meteen aan toe dat het “nu het moment is om te praten over de rechten van Serviërs in Kosovo”.
De gesprekken gaan door onder toeziend oog van de Europese Unie en zullen over verschillende thema’s handelen die voor beide landen van kritiek belang zijn. De onafhankelijkheid van Kosovo, die lang in vraag gesteld is door Servië, staat niet op de agenda.
Eerder deze maand keerde de Algemene Vergadering van de VN een resolutie goed die opriep tot dergelijke gesprekken nadat het Internationaal Gerechtshof beslist had dat de afscheiding van Kosovo in 2008 geen illegale daad was.
De Servische minister van Binnenlandse Zaken Ivica Dacic brak het ijs al door samen te werken met de Kosovaarse overheid in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Maar de landen blijven het oneens over een groot aantal thema’s.
Er leven nog ongeveer tachtigduizend Serviërs in Kosovo, vooral in het noorden van het land en in zo’n dertienduizend enclaves rond Servisch-Orthodoxe kerken en kloosters die teruggaan tot de twaalfde eeuw en door de Servische bevolking gezien worden als de bakermat van hun land. Maar in de loop der eeuwen werden de Serviërs een minderheid in Kosovo en nu moeten ze het land delen met twee miljoen etnische Albanezen.
Toen Belgrado in 1990 de verregaande autonomoie van de Kosovaarse Albanezen introk, namen die de wapens op. De harde repressie door Servië leidde tot de Navo-luchtbombardementen in 1999. Na de oorlog werd Kosovo bestuurd door de VN tot het de onafhankelijkheid uitriep in 2008. Servië zwoer die nooit te erkennen.
Europees toezicht
Volgens Dimitrijevic en Simic moeten de gesprekken vooral gaan over een verregaande autonomie voor de Servische bevolking in Kosovo en over de eigendomsrechten van de Servische inwoners die vluchtten in 1999 en wier bezittingen ingenomen zijn door Kosovaarse Albanezen. De Servische bevolking in Kosovo eist ook een lokale Servische overheid en nauwe samenwerking met Belgrado op het vlak van onderwijs en gezondheidszorg.
De Europese Unie heeft een agenda voorgesteld met onder meer gesprekken over samenwerking op het vlak van grensbewaking, douane, handel en economie, transport, telecommunicatie, respect voor het culturele erfgoed en de strijd tegen georganiseerde misdaad. Als Belgrado goed meewerkt, kan de EU Servië binnenkort aanvaarden als kandidaat-lidstaat.
Ook voor Kosovo staat er heel wat op het spel. Het kan een einde maken aan de Servische blokkade van goederen, die al sinds 1999 in voege is. De spoorlijn doorheen Kosovo is ook al elf jaar geblokkeerd. Etnische Albanezen die voor Servische bedrijven werkten en hun pensioen ingetrokken zagen sinds 1999, kunnen daar opnieuw aanspraak op maken.