Investeerders worden pr-probleem voor Beijing

Nieuws

Investeerders worden pr-probleem voor Beijing

Antoaneta Bezlova

04 januari 2010

De ministeries van Handel en van Milieu in Beijing werken aan richtlijnen die Chinese bedrijven zouden verplichten zich in het buitenland aan Chinese normen te houden. Nu profiteren Chinese investeerders vaak maximaal van de zwakke sociale en ecologische regelgeving in ontwikkelingslanden, en dat roept steeds meer verzet op.

Chinese bouwbedrijven en financiers zijn betrokken bij grote infrastructuurwerken en mijnbouwprojecten in Azië en Afrika. Ze bouwen dammen, wegen en energiecentrales van Birma tot Oezbekistan en van Soedan tot Angola. In de eerste tien maanden van 2009 werkten Chinese bedrijven buitenlandse projecten af met een totale waarde van 40 miljard euro. De gastlanden zijn blij met de Chinese investeringen, maar ergeren zich toenemend aan het gebrek aan aandacht voor het milieu en de rechten van plaatselijke arbeiders bij de Chinese bedrijven.

Laagste norm

Chinese investeerders gedragen zich in Laos en Cambodja als “de nieuwe westerlingen”, oordeelde de economische historicus Qin Hui onlangs in een lezing over de Chinese rol in infrastructuurprojecten in Zuidoost-Azië. Volgens Qin hebben veel Chinese bedrijven de neiging de laagst mogelijke normen toe te passen. Dat geldt voor kleine en onbekende bedrijven, maar ook voor de grote en machtige staatsbedrijven die op de volle steun van de Chinese regering en de staatsbanken kunnen rekenen.
Maar in Beijing rinkelen al enige tijd de alarmbellen. In Zambia, waar China kobalt delft, leidde een dodelijk ongeval in een Chinese fabriek in 2006 tot rellen waarbij nog meer mensen omkwamen. De Chinese investeringen werden een thema in de Zambiaanse presidentsverkiezingen, en toen de Chinese president Hu Jintao in 2007 een staatsbezoek aflegde, kreeg hij de raad een bezoek aan de kopermijnen in het land van zijn programma te schrappen.
In Vietnam ligt het regime onder vuur omdat Chinese bedrijven volgens critici te veel licenties krijgen om waardevolle grondstoffenvoorraden te exploiteren. Vietnamese dissidenten en milieubeschermers krijgen in hun verzet onder meer steun van de gerespecteerde staatsman en generaal Vo Nguyen Giap.

Duidelijkere gedragscode

Beijing probeert nu te vermijden dat er in de partnerlanden een sfeer gaat heersen waarbij Chinese investeerders bij voorbaat op wantrouwen stuiten. Bij recente bezoeken aan Afrika en Azië riepen uiteenlopende Chinese leiders hun bedrijven op zich aan de wet te houden en de plaatselijke bevolking te respecteren. Sommige Chinese banken beginnen ook duidelijkere gedragscodes te hanteren.
Een probleem is dat staatsbedrijven “niet noodzakelijk de lijn van de regering volgen als die ingaat tegen hun zakelijke belangen”, zegt Peter Bosshard van de internationale milieubeweging International Rivers. Zijn organisatie volgt de Chinese investeringen in damprojecten in Zuidoost-Azië. Van de 34 dammen die op stapel staan in Laos, worden er zeker 13 met Chinees geld gefinancierd, terwijl zelfs alle 20 dammen die in Birma gepland worden, steun uit China krijgen. Volgens Bosshard zouden veel controversiële projecten in landen als Birma, Laos en Soedan niet van de grond komen zonder Chinese steun.
Chinese experts voeren ook aan dat China niet zomaar zijn eigen normen kan opleggen bij overzeese infrastructuurprojecten. De hervestiging van mensen die moeten wijken voor het reservoir van een grote dam, is bijvoorbeeld altijd de verantwoordelijkheid van het gastland. Meestal zijn het bovendien niet de Chinese investeerders maar wel het gastland en de regering van China die de krijtlijnen tekenen voor belangrijke projecten.