Iraakse overheid bedreigt journalisten
Dahr Jamail
12 januari 2012
Na de val van Saddam Hoessein schoten media als paddenstoelen uit de grond in Bagdad. Maar journalisten kregen te maken met aanslagen en vrezen inmiddels ook hun eigen overheid.
Sinds 2003 is Irak elk jaar bij de drie gevaarlijkste land voor journalisten ter wereld, volgens cijfers van het Comité ter bescherming van Journalisten (CPJ). Volgens het comité zijn sinds de invasie 150 journalisten om het leven gekomen.
Irak blijft een gevaarlijk land voor journalisten, maar de bedreiging verschuift van fysiek gevaar door de gevechten en kidnapping naar dreigementen door de overheid zelf.
Adnan Hussein, hoofdredacteur van bij de krant Al-Mada, schreef in 2006 een kritisch stuk over de toenmalige eerste minister Ibrahim al-Jaafari.”Ik schreef dat hij te veel praatte, en kreeg een reactie via mail van een van zijn aanhangers”, zegt Hoessein. “Daarin stond: ‘als je in Bagdad komt, zullen we je doden en als een hond bij het afval gooien.’”
Atmosfeer van angst
Het blijft lang niet altijd bij bedreigingen. Op 8 september 2011 werd de Iraakse journalist Hadi al-Mahdi doodgeschoten in zijn huis. Mahdi presenteerde een radioshow waarin hij politieke thema’s aansneed, zoals corruptie bij de overheid. Op zijn Facebookpagina publiceerde hij de doodsbedreigingen die hij kreeg. Maar twee maanden voor zijn dood stopte hij uit angst met zijn radioprogramma. “Zijn dood heeft een atmosfeer van angst gecreëerd”, zegt Hoessein.
Volgens Hoessein heeft de regering-Maliki een wet goedgekeurd die officieel een betere bescherming moet garanderen voor de Iraakse journalisten. “Maar in werkelijkheid beknot die ons werk en zijn onze rechten niet gewaarborgd”, zegt hij. “Journalisten werken onbeschermd. Daardoor kunnen ze niet berichten over zaken die publicatie verdienen.”
Vrijheid van meningsuiting
“Als journalist heb je hier geen vrijheid zoals in het Westen”, zegt Oday Hattem, voorzitter van de Iraakse Vereniging voor de Verdediging van de Persvrijheid. Het grote aantal media betekent volgens Hattem niet dat er ook persvrijheid is, omdat elke krant of televisiezender bij een politieke partij hoort. “De politieke vrijheid en de vrijheid van meningsuiting gaan achteruit”, zegt hij. “Maliki heeft in februari 2010 een aanval op de vrijheid van meningsuiting gelanceerd, toen hij tientallen journalisten en mensenrechtenactivisten liet oppakken bij het begin van de demonstraties in Bagdad.”
“Na 2003 hoopten we op een persvrijheid zoals in het Westen”, zegt hij. “Maar de VS willen van Irak geen democratisch land maken. De ruggengraat van democratie is een vrije pers, maar sinds 2003 hebben de Amerikaanse strijdkrachten geen vinger uitgestoken om de schendingen van de persvrijheid tegen te houden.”
Ook Yasser Faisal, cameraman voor Reuters sinds 2002, vindt het moeilijker werken dan ten tijde van Saddam. “Als je de waarheid wil bovenspitten en dat is tegen de belangen van de regering, dan zul je ofwel gearresteerd worden, ofwel gedood”, zegt hij. “Na de terugtrekking van de Amerikaanse troepen is de situatie nog gevaarlijker geworden, omdat er geen internationale organisaties of wetten zijn om je te beschermen. Je kunt dus enkel werken als je goede contacten of relaties hebt bij het Iraakse leger of de politie.”
Ahmed Rehayma van de Vereniging ter Verdediging van de Persvrijheid ziet de toekomst somber in. “We kennen massa’s journalisten met verschrikkelijke verhalen”, zegt hij. “We zien hoe Maliki zijn machtsbasis versterkt en dat baart ons zorgen, omdat het de zaken zal bemoeilijken voor de media.”