Iran wist sporen van bahá'í uit

Nieuws

Iran wist sporen van bahá'í uit

Iran probeert alle sporen van de bahá'í, een religieuze minderheid die zo'n 300.000 leden telt, uit te wissen. Bahá'í studenten zijn dit schooljaar ook niet meer welkom aan de universiteit.

Tijdens de inschrijving moeten studenten aangeven tot welke religie ze behoren: het jodendom, het christendom of het zoroastrisme. Indien ze geen religie aangeven, worden ze automatisch als moslim beschouwd, wat voor de bahá’í  onaanvaardbaar is. “Bahá’í kunnen zich niet inschrijven zonder hun geloof te ontkennen. Dat druist in tegen hun religieuze principes”, zegt Bani Dugal, de belangrijkste vertegenwoordiger van de Internationale Bahá’í-gemeenschap op de nieuwssite van organisatie.
De Iraanse Nobelprijswinnares Shirin Ebadi waarschuwde halfweg juli voor de talloze mensenrechtenschendingen in het land en verwees ook naar de 94 bahá’í-studenten die de afgelopen maanden van de universiteit werden gestuurd nadat hun geloofsovertuiging aan het licht kwam.
Het Iraans regime probeert het de bahá’í op alle mogelijke manieren te dwarsbomen en wist historische sporen van de gemeenschap uit. Het kerkhof dichtbij de Iraanse stad Yazd werd in 2005 volledig vernield: auto’s scheurden over de grafstenen, menselijke resten lagen verspreid over het kerkhof. In 1993 veegde een bulldozer 15.000 graven weg in de buurt van Teheran. Ook heilige plaatsen moeten eraan geloven. Zo werd de graftombe van een apostel van het geloof, Quddus, in 2004 met de grond gelijk gemaakt.
Sinds de Iraanse Revolutie in 1979 zijn al meer dan tweehonderd bahá’í vermoord in Iran, honderden anderen werden gearresteerd en gefolterd. Tienduizenden bahá’í verloren hun werk, pensioen en de toegang tot onderwijs. Wereldwijd leven er vijf miljoen bahá’í in meer dan 180 landen.