In Jemen lijkt de hongersnood continu binnenskamers te blijven. Dat 7 miljoen Jemenitische burgers honger lijden en hulporganisaties in acute geldnood zitten, beroert noch de wereldmedia noch de donoren. ‘We zitten op ons tandvlees’, zegt Stephen Anderson van het Wereldvoedselprogramma vanuit hoofdstad Sana’a.
25 april 2017. Genève, Zwitserland. Op de donorconferentie voor humanitaire hulp aan Jemen werd het bedrag dat werd vooropgesteld door de VN, niet bereikt.
De betrokken donorlanden zegden 1 miljard euro toe voor humanitaire hulp aan Jemen.
Te weinig, zeggen hulporganisaties die verwijzen naar VN-secretaris-generaal António Guterres woorden: ‘Jemen beleeft immers een tragedie van immense proporties’.
19 mei 2017. Sana’a, Jemen. Stephen Anderson, directeur voor Wereldvoedselprogramma (WFP) Jemen, zegt dat zijn organisatie op zijn tandvlees zit. Intussen heeft het geteisterde land er een etterbuil bij: een snel om zich heen graaiende cholera-epidemie. Dat betekent een extra uitdaging voor Andersons collega’s.
En België?
Hongersnood 12-12 haalde de voorbije maanden tien miljoen euro giften op voor dringende humanitaire hulp aan Jemen, Zuid-Soedan, Nigeria en Somalië. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking belooft nu dit bedrag te verdubbelen zodat het op 20 miljoen euro komt.
Dat bedrag komt bovenop de reeds toegezegde 60 miljoen euro van België die naar zogenaamde core funding gaat. Bij dit soort van financiering gaat het geld naar grote hulporganisaties (hier ICRC, WFP, Unicef, UNHCR) die het op hun beurt zelf aan lokale projectpartners besteden. Tien miljoen van dit bedrag gaat rechtstreeks naar Jemen.De noodhulporganisatie kampt sowieso al met financiële tekorten en precaire werkomstandigheden, en wordt constant uitgedaagd door veiligheidskwesties in het land. En nog steeds blijft Jemen uit de journaals en krantenkoppen.
Maar, voor wie het bijgevolg gemist had, toch nog even op een rij: bijna 19 miljoen Jemenieten hebben humanitaire bijstand nodig. Liefst 17 miljoen mensen zijn voedselonzeker, waarvan 6.8 miljoen Jemenieten gebukt gaan onder hongersnood.
‘Het werd toch erger dan dit’
Al in december 2015 publiceerde het Wereldvoedselprogramma een bewogen reportage met de titel ‘Het wordt niet erger dan dit’. Anderhalf jaar later heeft de realiteit die woorden ingehaald. Stephen Anderson heeft er weinig aan toe te voegen. Hij refereert naar een recent bezoek van, Jan Egeland, directeur van Norwegian Refugees Council, een invloedrijk man binnen de hulpindustrie en zelf goed bekend met het Midden-Oosten en de conflictsituatie in Syrië.
‘Egeland was enorm gechoqueerd door wat hij zag en hoorde in dit vergeten oorlogs- en hongerland. Hij zei letterlijk dat de Jemenitische hongersnood, een gevolg van de oorlog sinds 2015, “Bijbelse proporties” heeft aangenomen.’
De voedselramp die zich afspeelt in Jemen is er niet op één nacht gekomen. Jemen was, toen ik het bezocht in 2010, al het armste land in de regio en ook mondiaal één van de armste landen.
‘Jan Egeland zei bij zijn bezoek aan Jemen letterlijk dat deze hongersnood Bijbelse proporties vertoont.’
Het land kende al een hoge graad van ondervoeding en structureel watertekort en had al wat conflicten over zich heen gehad. Maar sinds 2011 zit heel Jemen in een bijna ononderbroken conflictsituatie, die in maart 2015 escaleerde tot een complete burgeroorlog tussen Houthi-rebellen die de macht in Sana’a overnamen.
De gevluchte president Hadi installeerde zich vervolgens in de zuidelijke havenstad Aden, die het nieuwe “bestuurlijke” en internationaal erkende centrum werd. Hadi werd daarbij gesteund door Saoedi-Arabië, dat op 26 maart 2015 een oorlogsoperatie met tien landen startte tegen de Houthi-rebellen. Wat volgde was een hevige oorlog, met oorlogsmisdaden van de twee partijen, dat alles in een land dat stuurloos verder blijft afbrokkelen.
‘De oorlog in Jemen begon inderdaad al in een bijzonder ongunstig klimaat’, zegt Anderson. HIj wijst niet alleen naar de armoede maar ook naar de voedselonzekerheid van Jemen. ‘Jemen importeert meer dan 90 procent van zijn granen en intussen dertig procent van zijn basisvoedsel. Bovendien zijn er intussen drie miljoen Jemenitische interne vluchtelingen, als direct gevolg van de oorlog.’
‘Sinds september 2016 ontvangen de Jemenitische ambtenaren ook geen loon meer. Ze zijn dus niet langer in staat om voor zichzelf en hun families te zorgen. Niet alleen de humanitaire hulp is in crisis, maar ook de commerciële hulp in Jemen wordt drooggelegd.’
Mohamed Mahyob uit Amran, 8 maanden oud, lijdt aan ernstige ondervoeding
Cholera plant zich razendsnel voort
Daarbovenop kwam dan recent een cholera-epidemie. Cholera in Jemen is niet nieuw. De uitbraak die einde april begon, plant zich echter razend snel en breed voort, vooral in de steden.
‘Collega’s die ik sprak noemend de cholera-epidemie zonder twijfel “ongeëvenaard”. Het is eerlijk gezegd heel angstaanjagend’, zegt Anderson. ‘De cholera raakt het werk van veel hulporganisaties. Voor Wereldvoedselprogramma betekent het dat er hulpbehoevenden zullen bijkomen. Want wanneer een persoon in een gezin wordt getroffen, heeft dat impact op het hele gezin.’
‘Veel heeft te maken met de slechte sanitaire situatie op veel plekken, zwerfvuil en huisvuilafval dat zich opstapelt in de straten, de slechte toegang tot zuiver water. Bovendien zijn de medische faciliteiten vaak verhinderd of inactief, omwille van een combinatie van oorlog, zware tekorten aan middelen, gezondheidswerkers die niet betaald worden en zware regenval in de voorbije week. Intussen zouden al 240 mensen gestorven zijn aan de ziekte. En er wordt gesproken van 17.000 besmette personen.
“Hotspots”
De uitdagingen om hulpbehoevende mensen te bereiken zijn groot voor de noodhulporganisaties. ‘Kwetsbare mensen zijn verspreid over het hele land maar we zien toch dat er meer kans is op acute voedselonzekerheid en ondervoeding langs de kustlijn van noord naar zuid’, zegt Anderson.
Zeker Saada en Taiz, waar dagelijks luchtaanvallen of grondgevechten zijn tussen de regeringsgezinde troepen en de Hoethirebellen, zijn afgesneden van levenslijnen. Intussen vluchtten in de provincie Taiz al 48.000 mensen voor het aanhoudende geweld sinds januari.
<iframe frameborder="0" height="490px" src="http://umap.openstreetmap.fr/en/map/ipc-map-of-yemen-march-july-2017_133767?scaleControl=false&miniMap=false&scrollWheelZoom=false&zoomControl=true&allowEdit=false&moreControl=true&searchControl=null&tilelayersControl=null&embedControl=null&datalayersControl=true&onLoadPanel=caption&captionBar=false" width="100%"></iframe>Bekijk deze kaart op volledig scherm
Mensen vluchten vooral naar andere provincies, naar stedelijk gebied. De grens met Saoedi-Arabië zit potdicht want ze vormt ook een gevaarlijke frontlinie in de Jemenitische oorlog. De weinigen die veilig – vluchtelingenboten werden al gebombardeerd – een oversteek westwaarts maken, belanden in Djibouti maar ook conflictlanden als Soedan en Somalië die zelf noodhulp ontvangen.
Het verwaarloosde conflict
‘De meeste mensen vluchten dus niet naar andere landen’, zegt Anderson. ‘Ze zijn geneigd om hier te blijven. Dat is helaas een doodsteek voor de zichtbaarheid van het conflict naar de internationale gemeenschap.’
‘Zeer weinig journalisten komen Jemen binnen en dus blijft alles binnenskamers’
Een andere dodelijk factor voor de “zichtbaarheid” van de Jemenitische situatie, is dat het niet eenvoudig is om er binnen te geraken. Hoofdstad Sana’a heeft geen commerciële toegang via de lucht. WFP runt de humanitaire luchtdiensten voor de VN, en regelt in dat kader vluchten die Djibouti en Amman verbinden met Sana’a en Aden. Maar de toegang is zeer beperkt, en visaregeling verloopt zeer moeizaam.
‘We zijn heel erg geïsoleerd van de rest van de wereld’, zegt Anderson. ‘Zeer weinig journalisten komen Jemen binnen, en dus blijven de oorlog en de enorme humanitaire crisis die zich hier afspeelt binnen de grenzen. En ik herhaal wat velen zeggen: de impact is niet voelbaar voor de rest van de wereld. Want er komen geen bootjes met vluchtelingen aan in Europa.’
Stephen Anderson wil journalisten en middelen naar Jemen krijgen.
Politieke verdeeldheid
Hulporganisaties moeten opereren in een politiek en bestuurlijk zeer versnipperd landschap.
‘We onderhandelen met de autoriteiten die in bepaalde regio’s aan de macht zijn’ zegt Anderson. ‘De uitdagingen verschillen naargelang regio en lokale machtshebber.’
In februari bereikte WFP 5.2 miljoen mensen, een recordmaand. Daarna ging de hulptoevoer weer naar beneden.
‘In Aden kijken we aan tegen veiligheidsproblemen die we hier in Sana’a niet hebben. Maar hier in Sana’a hebben we dan weer problemen om visa te krijgen voor onze stafmedewerkers en extra hulpverleners die we naar hier willen brengen.’
‘Soms doen lokale machtshebbers moeilijk over onze hulpkonvooien, zijn er misverstanden over wie we willen helpen. Vaak worden we geblokkeerd, dus het is een kwestie van constant herhalen wat we doen, waarom we hulp voorzien.
We werken ook met 21 verschillende partners, geen evidentie om dat allemaal te managen, maar het voordeel is dat we een heel breed bereik hebben.’
Wat de ene maand lukt, is geen garantie voor de daaropvolgende. Zo bereikte Wereldvoedselprogramma in februari 5.2 miljoen mensen, een recordmaand. Maar daarna ging de hulptoevoer naar beneden, onder meer door vertragingen op de hulpimport.
Toegangspoorten voor hulp gaan open en dicht
De meeste havens in Jemen functioneren, maar de strenge controles vormen een vertragende factor voor hulpkonvooien. Eén van de belangrijkste toegangspoorten voor commerciële cargo maar ook — en vooral — voor hulpgoederen is de haven van Hodeida. Hodeida vormt de belangrijkste en snelste toegangspoort voor de noordelijke provincies, waar zich meer dan vijf miljoen zeer kwetsbare kinderen bevinden. De haven werd al meermaals tijdelijk gesloten. In de voorbije maanden nog werden twee schepen van Wereldvoedselprogramma omgeleid van Hodeida naar Aden, zuidwaarts.
Anderson noemt de situatie volatiel. ‘Terwijl we spreken, wordt een schip met bloem uitgeladen in de haven van Hodeida, en er zijn ook wel commerciële schepen die wachten op lossen. Maar we weten niet wat morgen brengt.’
‘Als Hodeida dichtgaat, is dat een ramp, want andere land- en zeepoorten via Aden, Amman en Saoedi-Arabië, kunnen de doorstroom van hulp niet compenseren, toch niet op korte termijn. Het zou tot ernstige vertragingen leiden en die omleiding weegt door op onze budgetten, die nu al ondermaats zijn. Het zou ook leiden tot grote prijsstijgingen op de interne markten, een ramp voor mensen die vandaag nog hulponafhankelijk zijn.’
Internationale steun
Anderson kan het niet genoeg gezegd hebben tijdens ons telefoongesprek: de middelen zijn veel te beperkt om een crisis van deze omvang het hoofd te bieden. ‘De geldbeloften van de donorlanden in Genève moeten ook worden omgezet in cash. Van het humanitaire reactieplan werd nog maar 18 procent in cash doorgestort. Het komt erop neer dat we een tiende van hebben van het budget dat we nodig hebben.’
‘Honger verzwakt mensen in de eerste plaats, en door ondervoeding worden ze vatbaarder voor ziektes en andere complicaties.’
‘Bovendien’, gaat Anderson verder, ‘is het conflict niet ten einde. Dit is zo’n gefragmenteerd land en het wordt niet beter, integendeel. De verdeeldheid lijkt te groeien, ook binnen de verschillende stuurgebieden. Je krijgt zo moeilijk een consensus tot stand. Hier in de rebellengecontroleerde gebieden geldt dat zeker. Maar het geldt ook in Aden, waar de gouverneur nog net opzij is gezet. Maar zelfs al zou het conflict stoppen, dan nog zit je hier met een enorme humanitaire crisis.’
Opmerkelijk!
Saoedi-Arabië zegde 150 miljoen dollar toe in Genève. Daarmee staat het land absoluut in een spreidstand, omdat het direct betrokken partij is in de oorlog in Jemen. Saoedi-Arabië leidt de tienkoppige coalitie die sinds maart 2015 luchtaanvallen uitvoert op Jemen en zich daarmee ook bezondigt aan oorlogsmisdaden.
Ook WFP kreeg in de voorbije twee jaar hulp van Saoedi-Arabië, in 2017 werd nog niets toegezegd. Anderson vindt dat niet problematisch. ‘Als een VN-agentschap vragen we om hulp en vragen we zonder voorwaarden. In het verleden heeft Saoedi-Arabië ervoor gezorgd dat we steun konden verlenen, niet alleen in gebieden die zij controleren maar ook in rebellengebieden.’