Jihadisten breiden invloed in Libië uit (analyse)
Julio Godoy
08 september 2011
De aanvankelijke euforie in de Verenigde Staten en Europa over de val van het regime van de Libische dictator Muammar Khadaffi, maakt plaats voor bezorgdheid over de nieuwe Libische leiders. Onder hen blijken zich radicale moslims te bevinden die banden hebben met Al Qaeda.
Ook wordt steeds duidelijker dat Westerse regeringen nauw samenwerkten met de verjaagde dictator.
De overweldigende aanwezigheid van radicale moslims onder de rebellenleiding is zeker al sinds begin maart in Parijs bekend. Maar de gevaren hiervan worden nu pas openlijk bediscussieerd in Westerse hoofdsteden.
Op 8 maart verklaarde François Gouyette, ambassadeur in Tripoli tot eind februari, bij een besloten sessie van de Franse parlementaire commissie voor Buitenlandse Zaken dat de opstand vooral in het oosten van het land veel “radicale moslims” aantrok.
“Met name in de stad Derna zitten veel radicale moslims”, zei Gouyette. “Honderden Libische strijders die meedoen aan de internationale jihad in Afghanistan en Irak, komen uit deze regio Veel van deze strijders zijn weer terug in Libië”, waarschuwde hij, volgens de notulen van de bijeenkomst.
Terrorisme
Gouyette wees erop dat ongeveer achthonderd leden van de Libische Islamitische Gevechtsgroep (LIFG), die door de Verenigde Staten werd verboden na de terreuraanslagen van 9/11, zich ophielden in de door rebellen bevrijde gebieden. De leden van de groep zaten onder het regime van Khadaffi lange tijd vast, maar werden recentelijk vrijgelaten. Volgens Gouyette konden ze “in de toekomst een probleem worden.”
Hij herinnerde er ook aan dat Khadaffi in de strijd tegen het (moslim)terrorisme nauw samenwerkte met alle Westerse inlichtingendiensten.
Vijf maanden na de besloten sessie in het parlement, lijkt Gouyette gelijk te krijgen. Het is geen geheim meer dat vier van de militaire leiders van de Libische opstand banden hebben met radicale bewegingen.
Ook blijkt uit documenten die kort geleden in Tripoli werden gevonden, dat zowel de Britse als Amerikaanse regering nauw met Khadaffi samenwerkte in de strijd tegen radicale moslims.
De geheime documenten werden door onderzoekers van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch gevonden in kantoren van de voormalige Libische minister van Buitenlandse Zaken Moussa Koussa. Koussa vluchtte bij het begin van de opstand, in februari, en heeft naar verluidt politiek asiel gekregen in Qatar.
Afghanistan
Een belangrijke rebellenleider is Abdelhakim Belhaj, ook bekend als Abu Addallah al-Sadek, oprichter van de LIFG en veteraan uit de anti-Sovjetoorlog van de jaren tachting in Afghanistan. Belhaj is momenteel militair gouverneur in Tripoli.
De Amerikaanse geheime dienst nam Belhaj in 2003 gevangen in Maleisië. Hij werd ondervraagd in een gevangenis in Bangkok, waar hij tot 2004 werd vastgehouden. Daarna werd hij overgedragen aan het regime van Khadaffi. Gouyette bevestigde in het Franse parlement dat Belhaj in maart 2010 werd vrijgelaten door Khadaffi.
Andere bekende radicale moslim binnen het nieuwe leiderschap zijn Ismail as-Salabi uit Benghazi, Addelhakim al-Hasidi uit Derna en Ali Salabi, lid van de Nationale Overgangsraad in Libië. Allemaal waren ze betrokken bij de oprichting van de LIFG.
Salabi voerde namens de LIFG onderhandelingen met het regime van Khadaffi die leidden tot de vrijlating van bijna de volledige huidige rebellenleiding uit de gevangenis.
Hasidi, die erkent dat sommige leden van zijn militie Al Qaeda-leden zijn, heeft een verleden als jihadist. Hij vocht in Afghanistan tegen de Amerikaanse interventie en werd in 2002 in Peshawar (Pakistan) gearresteerd. In 2004 werd hij uitgeleverd aan Libië.
Nucleaire technologie
Volgens de documenten die in Tripoli gevonden zijn, voorzag de Britse geheime dienst MI6 Khadaffi jarenlang van informatie over zijn tegenstanders in het buitenland. Uit de documenten blijkt dat de CIA verschillende Libische moslims in het buitenland arresteerde, zoals Belhaj en Hasidi, hen verhoorde in geheime gevangenissen en daarna uitleverde aan Khadaffi.
Peter Bouckaert van Human Righs Watch verklaarde tegenover journalisten dat de rol van de CIA verder ging dan het “ontvoeren en overdragen van verdachte islamitische militanten aan de Libische veiligheidsdiensten.” De CIA stelde ook vragen op voor de Libische veiligheidsdiensten en was soms bij verhoren aanwezig.
Ander bewijs voor de Westerse samenwerking met het voormalige Libische regime is de vondst van machinegeweren van Duitse makelij in de arsenalen van Khadaffi. De Duitse regering, die streng zou controleren op wapenexport, heeft geen verklaring gegeven voor het feit dat er militair materieel geleverd is aan Khadaffi.
Tussen 2007 en 2010 sprak de Franse president Nicolas Sarkozy herhaaldelijk met Khadaffi over militaire samenwerking. Sarkozy wilde onder meer wapentuig en nucleaire technologie exporteren naar Libië