Latijns-Amerika kan niet blijven rekenen op China

Nieuws

Latijns-Amerika kan niet blijven rekenen op China

Latijns-Amerika kan niet blijven rekenen op China
Latijns-Amerika kan niet blijven rekenen op China

Rosemary D'Amour

21 augustus 2011

Latijns-Amerika vaart wel bij de groei in China: de export naar het Aziatische land nam sinds 2000 aanzienlijk toe. Maar experts waarschuwen dat die gemakkelijke winsten niet eeuwig blijven duren.

“Latijns-Amerika kan niet blijven rekenen op snelle groei als gevolg van vraag naar grondstoffen uit China. Dat betekent dat de regio het beleid daarop moet aanpassen”, zei Mauricio Cárdenas, directeur van het Latin American Initiative van het Brookings Institute in Washington, deze week tijdens een conferentie bij het Instituut. “Latijns-Amerika moet zich bezinnen op de vraag hoe meer groei op eigen bodem te realiseren.”

Volgens Cárdenas en Adriana Kugler, auteurs van een discussiestuk, heeft de Latijns-Amerikaanse economie te maken met deïndustrialisatie en een gebrek aan productiviteit in de grootste markt, de dienstensector. Dat komt vooral door sterk groeiende vraag naar grondstoffen uit groeilanden zoals China.

Hoewel de Verenigde Staten en Europa vanouds bepalend waren voor de Latijns-Amerikaanse handel en groei, schat de Economische Commissie voor Latijns-Amerika en het Caraïbische Gebied dat China al in 2015 de op één na grootste handelspartner van de regio zal zijn. In Brazilië is dat al het geval.

Diversificatie

Het probleem van de huidige handelsstructuur in het grootste deel van Latijns-Amerika, is dat de export niet duurzaam is. In de afgelopen tien jaar groeide de export van Chili naar China bijvoorbeeld van 5 naar bijna 25 procent van de totale export sinds 2000. Aangezien China vooral producten als ruwe olie wil, vrezen experts dat die vraag eenvoudig kan ophouden te bestaan.

“Export uit Latijns-Amerikaanse landen naar China concentreert zich vooral op een of twee soorten goederen”, zegt Cárdenas. “Import uit China is veel meer gediversifieerd.” Omdat Latijns-Amerika verschillende goederen uit (hoog) geïndustrialiseerde gebieden importeert, neemt de eigen productie af.

Een te sterke nadruk op productie in de jaren tachtig en negentig, in combinatie met neoliberaal beleid in lijn met de Washington Consensus, leidde ertoe dat de regio onderontwikkeld bleef op het gebied van onderwijs, wetenschap en technologie, zegt Mauricio Mesquita Moreira, hoofdeconoom bij de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank.

Tegen 2000 had Latijns-Amerika volgens hem het verzadigingspunt bereikt qua productie. “Een afname van de productie in de meeste landen in de regio was onvermijdelijk, en wenselijk. Vooral daar waar de industrialisering verder ging, zoals in Brazilië”, zegt hij.

Goedkope Chinese goederen

Maar ondanks de nivellering die veel economen voorspelden, heeft de huidige teruggang in de productie te maken met beleid en handelspartners. “De recente deïndustrialisatie lijkt direct te maken te hebben met de toevloed aan goedkope Chinese goederen”, zegt Margaret Myers, programmadirecteur bij de Inter-Amerikaanse Dialoog. “Productiebedrijven in de regio kunnen daar eenvoudigweg niet tegen concurreren.”

In Brazilië bijvoorbeeld, zijn productie en goederen erg duur. Deels ligt dat aan het economische beleid in het land. De industriële productie daalde met 1,6 procent in juni, de op een na sterkste daling sinds de economische crisis in 2008 inzette. De daling was grotendeels een gevolg van gedateerde arbeidswetgeving, hoge belasting en een tarievensysteem”, zegt Myers.

Chili

“Als de Chinese groei afneemt en als dat samengaat met een verminderde vraag naar grondstoffen, kan dat een desastreus effect hebben in sommige Latijns-Amerikaanse landen”, zegt Myers.

Sommige landen, zoals Chili, nemen maatregelen om een eventuele neergang op te vangen. Chili blies het Economisch en Sociaal Stabilisatiefonds (ESSF), dat in 2007 werd opgezet met inkomsten uit de koperexport, nieuw leven in.

Moreira zegt dat de regio het geld dat nu binnenkomt, moet investeren in menselijk kapitaal. “Het beste wat we kunnen doen, is de zwakke punten in de regio versterken: onderwijs, wetenschap en technologie. Dan kunnen we ons niet alleen richten op het exporteren van de grondstoffen, maar er een toegevoegde waarde aan geven.