Libanon: rood alert voor terrorisme

Nieuws

Libanon: rood alert voor terrorisme

Libanon: rood alert voor terrorisme
Libanon: rood alert voor terrorisme

De dag voor de Parijse aanslagen, op donderdag 12 november, werden 43 mensen gedood en 239 gewond tijdens twee zelfmoordaanslagen in Burj al-Barajneh, een arme wijk in Beiroet die geldt als een bolwerk van de Hezbollah. Tine Danckaers analyseert de aanslag.

Veiligheid is een precair gegeven in de Libanese kosmopolitische hoofdstad Beiroet. Volgens reisgidsen hebben zakkenrollers de stad nog niet ontdekt. Wie er in hipsterbuurten als Gemayzze of in de uitgaansbuurt van Hamra tussen kortgerokt uitbundig volk rondloopt, waant zich niet in een stad waar de politiek wordt ingeblikt volgens strikt sektarische regels.

De Libanese grondwet erkent 18 religieuze groepen. Die worden alle, in verhouding tot demografische grootte, vertegenwoordigd in het politieke systeem. De volkstelling gaat echter terug naar 1932. De christelijke maronieten, toen in de meerderheid, consolideerden daarbij hun macht, en weigeren tot vandaag om meer politieke vertegenwoordiging te geven aan de soennitische moslims, die al decennia in de meerderheid zijn. Dat leidde tot gewelddadige conflicten met als enorme dieptepunt de burgeroorlog van 1975 tot 1990.

‘Schijn bedriegt. Beiroet is de meest open en vrije stad van het Midden-Oosten maar lijdt tegelijk aan een zware posstraumatische stressstoornis’. Het is een stelling die in gesprekken met Libanezen met regelmaat herhaald wordt. Met het post-drama verwijzen de Libanezen naar de burgeroorlog van 1975 tot 1990 (zie kader). Die is letterlijk nog zichtbaar in de vele kogelgaten en bouwruïnes in de stad, en vertaalt zich ook in de diepgewortelde verdeeldheid van het politieke bestuurlijke systeem in Libanon.

Libanon is vandaag een land zonder president, met een parlement dat zijn eigen zittingstermijn blijft verlengen en nieuwe verkiezingen uitstelt. De combinatie van een verlammend sektarisch politiek bestel, de directe nabijheid en import van het Palestijnse-Israëlische conflict en de directe betrokkenheid van regeringspartij Hebzollah in Syrië, maken van Libanon een geliefkoosd doelwit voor gewelddadige politieke aanslagen.

De bom onder Burj al-Barajneh

De dag voor de Parijse aanslagen, op donderdag 12 november, werden 43 mensen gedood en 239 gewond tijdens twee zelfmoordaanslagen in Burj al-Barajneh, een zuiderse arme wijk in Beiroet. De aanslag werd opgeëist door Daesh en was gericht tegen de sjiitische inwoners van de wijk, die geldt als een bolwerk van de Hezbollah.

Dit was de kroniek van een aangekondigde dood, klonk het uit verschillende Libanese hoeken. Het getroffen Burj al-Barajneh is niet alleen een Hezbollah-nest maar wordt ook bevolkt door vele Syrische vluchtelingen en huisvest een Palestijns vluchtelingenkamp. Het kleine Libanon huisvest maar liefst anderhalf miljoen Syriërs die op de vlucht sloegen voor het extreem gewelddadige conflict in hun land. Sinds het Syrische conflict uitbrak, werden Beiroet en andere Libanese steden doelwitten van verschillende aanslagen door rivaliserende Syrische fracties.

In 2014 claimden de leiders van al-Nusra en Daesh, toen nog geen rivaliserende terreurgroepen, dat ze Libanon zouden binnenvallen. Hun doel: Hezbollah, dat strijdt aan de zijde van Bashar, onder druk zetten om zich terug te trekken van het Syrische grondgebied en om de gevangen soennitische Syrische strijders vrij te laten.

Beide groepen installeerden al eerder cellen in Libanon, onder meer in de Bekaa Vallei, dichtbij de Syrische grens. Nog in 2014 vonden hevige gevechten plaats in en rond de stad Arsal, tussen het Libanese leger en rebellen, gelinkt aan al-Nusra en Daaesh. Daarbij werden Libanese soldaten gegijzeld en tot vandaag gevangen gehouden. Ook dit jaar nog vonden aanslagen in Arsal plaats.

Palestijnse overbevolkte kampen

Twee van de drie terroristen die zichzelf in Burj al-Barajneh opbliezen, waren Palestijnen. Dat bevestigt het vermoeden dat Daesh en al-Nusra steeds meer kunnen rekruteren in de Palestijnse kampen in Libanon. Ongeveer 53 procent van de 485.000 Palestijnen in Libanon leven in de twaalf overbevolkte vluchtelingenkampen die het land telt. De kampen gelden als gevolg van een decennialang Libanees uitsluitingsbeleid en daaraan gekoppelde armoede, als broeihaarden voor radicalisering.

Regelmatig breken in sommige kampen conflicten uit. De voorbije zomer nog kwamen zestien mensen om bij hevige gevechten in het vluchtelingenkamp Ein al-Hilweh, ten zuiden van Beiroet. Zonder officiële toelating van de overheid geraak je het kamp, omringd door checkpoints, niet in.

Het kamp, het grootste in Libanon, zag zijn bevolking verdubbelen sinds 2011. Vandaag leven naar schatting 75.000 mensen in het kamp dat slechts 1 vierkante kilometer groot is. Het kamp geldt als een gewelddadige plek waar wetteloosheid troef is, een schuilplaats ook voor terroristen, zeggen commentatoren.

Verschillende gezochte terroristen die betrokken waren bij aanslagen in Tripoli en Abra vonde hier een schuilplats. Het kamp telt een aantal gewapende Palestijnse groepen, onder meer verbonden aan Fatah/PLO, Hamas, Asbat an-Ansar, en meer. Die groepen staan in voor de veiligheid van de plaats, waar de Libanese politie en het leger geen toegang hebben.

Palestijnse zondebokken

Toch is het oppassen om van de Palestijnen en de Syrische vluchtelingen de gedoodverfde zondebokken te maken. Twee weken voor de aanslag in Beiroet, sprak ik er met de Palestijnse-Libanese journalist Qassem Qassem. ‘De schuldenlast van de burgeroorlog wordt al bij de Palestijnen gelegd. Palestijnen werden buiten de onderhandelingen van het vredesakkoord gehouden en tijdens de Cederrevolutie in 2005, werden de Palestijnen op één hoop gegooid met Hezbollah. Opnieuw kregen we de schuld van de interne samenleving die ons buitensluit.’

De Palestijnse Daesh-rekruten richtten hun bommen tegen Hezbollah. En ook belangrijk om weten dat de aanslagen net in een wijk binnen Burj al Barajneh waren waar Palestijnen, christenen en Syrische -soennitische- vluchtelingen leven, werken en winkelen. De slachtoffers bestonden, met andere woorden, uit diverse gelovigen. De aanslag moet dus in de eerste plaats als een politiek drukmiddel tegen Hezbollah gezien worden.