Meer palmolie en minder schade voor het milieu: experten denken dat het kan

Nieuws

Nederlandse experten: voor palmolie hoeft geen bos gekapt te worden

Meer palmolie en minder schade voor het milieu: experten denken dat het kan

Het is perfect mogelijk om aan de wereldwijd groeiende vraag naar palmolie te voldoen zonder bossen te kappen, zeggen Nederlandse experten. En de milieu-impact van de bestaande productie kan flink naar beneden. ‘We moeten grote en kleine boeren helpen om de bestaande plantages duurzamer en efficiënter te gebruiken.’

In Indonesië, de grootste palmolieproducent ter wereld, is er deze eeuw alleen al meer dan 10 miljoen hectare aan plantages bijgekomen. Vaak ter vervanging van andere gewassen zoals rubber en rijst, maar ongeveer een derde van die nieuwe plantages staat op recent ontboste grond of kwetsbaar veengebied. Dit leidt tot verlies aan biodiversiteit, ontwatering en een forse uitstoot van CO2.

Het gevolg is een slecht imago voor palmolie, en dat is jammer, stellen de Nederlandse experten Maja Slingerland en Wolter Elbersen van de Universiteit van Wageningen. ‘De oliepalm produceert met drie ton olie per hectare per jaar veel meer olie dan alternatieven als soja of raap- of koolzaad’, vertelt Elbersen. En hij doet dat met minder mest en minder bestrijdingsmiddelen per liter olie.

Efficiënter

De onderzoekers zijn ervan overtuigd dat er aan de groeiende vraag voldaan kan worden zonder daarvoor bossen te kappen of maagdelijke veengrond in gebruik te nemen.

Ze hebben berekend dat de huidige, bestaande plantages vaak amper de helft halen van hun potentiële opbrengst. Er is dus veel ruimte voor verbetering, besluit hun onderzoek in samenwerking met de Universiteit van Nebraska-Lincoln en het Indonesische Oliepalm Onderzoekinstituut.

‘Bij een proefproject in zes gebieden met elk tweehonderd boeren zagen we dat de productie tot 35% toenam’, zegt Slingerland. ‘Boeren gingen beter snoeien, uitge­kiender bemesten, wieden en oogsten.’

Teelten combineren

Bovendien kan volgens de onderzoekers de milieu-impact van palmolieproductie omlaag, onder meer door gecombineerde teelt toe te passen. De betrokken boeren experimenteren bijvoorbeeld met de tijdelijke teelt van gewassen wanneer de oliepalm na zo’n 25 jaar moet worden vervangen.

‘De oliepalm produceert met drie ton olie per hectare per jaar veel meer olie dan alternatieven als soja of raap- of koolzaad.’

De eerste vier jaar, als de nieuwe aanplant nog niet opbrengt omdat die nog klein is en geen vruchten draagt, bieden gewassen als mais, ananas en vooral watermeloen kansen.

‘Het aantrekkelijke perspectief is dat we hierdoor elders land sparen zonder dat dit tot palmolie­verlies leidt’, legt Slingerland uit. ‘En het kan bovendien tot aantrekkelijke neveninkomsten leiden. We kennen boe­ren die zelfs willen stoppen met de oliepalm omdat watermeloen meer opbrengt.’

Ook een meer permanente neventeelt met peper, cacao, koffie, bananen of lichte houtsoorten behoort tot de mogelijkheden. Door de bomen iets dichter op elkaar te planten, ontstaan vijftien meter brede stroken waar voldoende licht beschikbaar is voor laaggroeiende gewassen, vertelt Slingerland. ‘Tientallen kleine boeren maar ook enkele grote bedrijven experi­menteren met bananen, waarbij de enorme bladeren na de oogst achterblijven op het land als meststof.’

Veeteelt

Dergelijke experimenten leveren soms ook een positief gender-effect op. In Riau op Sumatra maken vrouwen koekjes en sap van ananas die tussen de palmen aangeplant is. ‘En de bananenteelt in Kalang, Centraal Kalimantan, heeft veel vrouwen aangezet tot het frituren van bananenchips – in palmolie – die ze verkopen op lokale markten.’

Ook veeteelt biedt kansen. Koeien die eens in de zoveel tijd onder de oliepalmen mogen grazen, spreiden het risico van tegenvallende oogsten en prijsschommelingen. De die­ren grazen bovendien de onkruiden weg, wat herbiciden scheelt, en ze leveren mest voor de bomen.

‘Uiteraard kan vee pas na vijf jaar op de plantage grazen, anders eten ze de palmboompjes op’, vertelt Slingerland. Ze wijst erop dat door de sterk gestegen welvaart in Indonesië de bevolking veel meer vlees is gaan consumeren. ‘Momenteel wordt er veel, duur rundvlees geïm­porteerd uit Australië. Vlees van Indonesische bodem kan die kosten beperken. We onderzoeken nog de effec­ten op de olieproductie, maar zien vooralsnog een meer positieve dan negatieve invloed.’

Herbebossen

Ook wordt bestudeerd of het mogelijk is om een aantal oliepalmplantages in veengebieden aan het eind van hun levensduur niet te vervangen, maar te herbebossen of geschikt te maken voor natte vormen van landbouw, zoals junglerubber, sago, riet en rijst, door de waterstand te verhogen.

‘We monitoren zowel de intensivering op de bestaande plantages als de herbebossing en alternatieve landbouw op uitgefaseerde plantages’, zegt Slingerland. ‘Een uitdaging is bijvoorbeeld om bij uitfasering evenveel inkomen voor de kleine boeren te verkrijgen uit de alternatieve gewassen als eerder uit oliepalm.’

Tot slot wordt ook gekeken hoe de bijproducten van de palmolie beter benut kunnen worden. ‘Vergeet niet dat de olie slechts 20 procent van de oliepalmbiomassa beslaat’, zegt Elbersen. ‘Zo’n 80 procent van de resterende biomassa blijft tot nog toe goeddeels onbenut.’

Zo kan de waterige afvalstroom uit de oliemolens ook inkomsten opleveren. ‘Die wordt nu na anaerobe bewer­king in rivieren geloosd of op het land teruggebracht. Dat levert de bodem wel wat voedingsstoffen op, maar daar komt ook methaan bij vrij.’

Het is slimmer om het afval samen met de lege vrucht­trossen te vergisten tot biogas, denkt Elbersen, die het principe al met succes bewees in het lab.

Ikea

En dan zijn ook de afgedankte palmbomen nog waardevol. Als een oliepalmplantage na 25 jaar gekapt wordt, blijven de bomen meestal rottend op het veld achter. ‘Afbraakproducten en voedingsstoffen sijpelen dan wel terug in de bodem, maar het kan allemaal veel meer circulair’, zegt Elbersen.

De onderzoekers ontdekten dat uit de bovenste drie meter van de tien meter hoge boom veel zetmeel te halen is, tot wel vijf ton per hectare. ‘Dat kan deels in de zetmeelbe­hoefte van Indonesië voorzien, of geëxporteerd worden. Je kunt de zetmeel ook in suiker omzetten - want Indonesië impor­teert nu nog suiker’, aldus Elbersen.

Als laatste is er nog het palmhout zelf: zo’n 70 kubieke meter per hectare. ‘Het is lichtgewicht hout dat geschikt is voor trappen of meubels. De hoe­veelheid CO2 die daarin is opgeslagen, blijft dan zeker nog vijftig jaar zitten, in plaats van dat het vrijkomt door rotting of verbranding. We zouden Ikea ervoor moeten zien te interesseren.’