In een volle Beursschouwburg spraken Irene Khan en minister Steven Vanackere over armoede, mensenrechten en buitenlands beleid. ‘Hoe kan je mensenrechten promoten en tegelijk wapens verkopen en je ogen sluiten voor het gedrag van bedrijven in derdewereldlanden?’, vroeg Irene Khan zich af. ‘Europa staat in voor meer dan de helft van de hulp op wereldschaal. Maar we vergeten die invloed te gebruiken’, antwoordde minister Vanackere.
Startpunt van de zevende MO*lezing was het boek dat Irene Khan (secretaris-generaal van Amnesty International 2001-2009) onlangs publiceerde: Een ongehoorde waarheid. Daarin betoogt ze op overtuigende wijze dat armoede op allerlei manieren een grove schending is van de fundamentele rechten van de armen, maar ook dat die armen enorm geholpen zouden worden om uit hun achterstelling te geraken als hun mensenrechten beter gerespecteerd zouden worden. Armoede is immers meer dan een gebrek aan inkomen, het heeft vaak hele diepe wortels in discriminatie en repressie.
De MO*lezing van Irene Khan zette deze argumenten nog eens uitgebreid op een rijtje. In zijn responslezing volgde minister Vanackere in grote mate de redenering van Irene Khan en voegde hij een aantal bedenkingen toe. De tekst van beide lezingen verschijnt binnenkort als MO*paper.
Mensenrechten als voorwaarde voor hulp?
Tijdens het debat dat volgde op beide lezingen werd –op suggestie van minister Vanackere– eerst ingegaan op de vraag of het Westen zijn pleidooi voor mensenrechten mag gebruiken om regeringen in het Zuiden bepaalde voorwaarden –bijvoorbeeld meer respect voor mensenrechten– op te leggen.
Minister Vanackere stelde dat hij daar niet helemaal zeker van is, maar dat hij anderzijds toch het gevoel heeft dat de kritiek op conditionaliteit soms te ver gaat. Hij pleitte voor een assertieve aanpak, waarbij donorregeringen hun hulp durven gebruiken om inderdaad meer aandacht voor mensenrechten te vragen. Op de vraag waarom hij dan zo diplomatisch was met de Congolese regering, antwoordde Vanackere dat de minister van Buitenlandse Zaken moet zorgen voor een dialoog en voor internationale geloofwaardigheid, terwijl de minister van Ontwikkelingssamenwerking moet zorgen voor goed gerichte hulp. ‘Voor de eerste keer is een kwart van onze hulp aan Congo voorwaardelijk gemaakt.’
Irene Khan wees er op dat de geloofwaardigheid van pleidooien voor mensenrechten vaak ondergraven worden door tegengestelde acties van dezelfde westerse regeringen: ‘Hoe kan je mensenrechten promoten en tegelijk wapens verkopen of je ogen dichtknijpen voor het gedrag van je bedrijven in dezelfde landen?’, vroeg Khan zich af. Landen die het echt menen met mensenrechten, moeten de hele context van geweld durven zien, met historische verantwoordelijkheden, commerciële belangen, interventies van buurlanden…. Pas dan kunnen voorwaarden zo geformuleerd worden dat ze de daders van schendingen raken in plaats van de slachtoffers.
Vrouwen beschermen in Congo is werk op lange termijn
Dat bracht het debat op de vraag wat een land als België kan doen om de rechten van vrouwen in Congo beter te beschermen. Irene Khan stelde daarop dat je geen simpele antwoorden kan formuleren op die vraag, omdat het geweld zo complex is en zo veel achtergronden heeft. Maar het feit dat verkrachtingen gebruikt worden als oorlogswapen, leidt ertoe dat verkrachtingen tout court gebanaliseerd worden. Geweld dat kindsoldaten gepleegd hebben, achtervolgt hen waarschijnlijk hun leven land.
En dus, concludeert Khan, is een engagement om iets tegen dat geweld te doen noodzakelijk een langetermijnengagement. Khan: ‘En bovendien moet de Belgische regering niet alleen spreken met de Congolese regering, ook al is die verkozen. Om echt een zicht te hebben op de behoeften van mensen, moet je met de mensen zelf praten. Er zijn vrouwengroepen die je kunnen vertellen wat ze nodig hebben.’
Steven Vanackere deelde de oproep van Khan voor een langetermijnengagement. De drang om onmiddellijke resultaten te halen, maakt het volgens hem onmogelijk om iets te betekenen. ‘Het is niet populair om dat als politicus te zeggen, maar ik geloof dat we onze solidariteit met het Congolese volk zeker een generatie zullen moeten volhouden, met alle vallen en opstaan dat daarbij hoort.’ Vanackere bevestigde ook het belang van een authentieke en sterke civiele samenleving, wat volgens hem ook niet altijd evident is.
Mensenrechten en vrouwenrechten kan je niet opleggen van buitenaf
Moderator Gie Goris verwees naar een recent gelekte CIA-memo waarin de Amerikaanse inlichtingendienst stelde dat meer nadruk op vrouwenrechten in Afghanistan de beste manier is om de publieke opinie te winnen voor de militaire operatie daar. Hoe groot is het gevaar van instrumentalisering van vrouwenrechten?
‘Je kan instrumentalisering vermijden door veel meer aandacht te hebben voor lokale processen. Gewetensgevangenen kan je adopteren en vrij schrijven, maar de armen of vrouwen kan je niet “adopteren”. Zij zullen zichzelf emanciperen. Emancipatie is niet iets dat je van buitenaf kan opleggen.’ Khan haalde het voorbeeld aan van Afghaanse vrouwen die de kans moeten krijgen om zelf te definiëren hoe ze hun toekomst zien en hoe ze zich tot de taliban willen verhouden. ‘En de kans is groot dat ze niet zullen zeggen of doen wat westerse regeringen verwachten.’ Terzijde merkte Khan ook op dat het hoofddoekenverbod daarom zo schadelijk is: het ontneemt vrouwen de kans om hun eigen emancipatieproces te gaan.
Steven Vanackere herhaalde wat hij in het begin van het debat al aangaf: dat Europese regeringen geen schrik mogen hebben van het opleggen van zekere (mensenrechten)voorwaarden. ‘We zouden dat zelfs veel meer moeten doen.’ Denken dat je de wereld zal veranderen door het goede voorbeeld te geven, is behoorlijk naïef, stelde de minister. Maar de manier waarop we naar de wereld kijken of over rechten spreken, is vaak te westers, gaf Vanackere toe.
Afghanistan is een lekke emmer
Het debat belandde tenslotte bij de westerse aanwezigheid in Afghanistan. Kan je in dat land vandaag aan emancipatie of ontwikkeling doen zonder oorlog te voeren met taliban of andere groepen, die op zijn zachtst niet enthousiast zijn over onderwijs voor meisjes en gelijke rechten voor vrouwen? ‘Jullie moeten de oorlog niet voeren, dat doen de Afghaanse vrouwen zelf wel. Zorg ervoor dat je hen steunt, bijvoorbeeld door microkrediet beschikbaar te maken’, was de snelle reactie van Irene Khan.
Steven Vanackere was het ermee eens dat we inderdaad meer hulp en microkrediet moeten bieden aan gewone Afghanen. Op de vraag waarom de Belgische regering dan de ontwikkelingshulp aan Afghanistan op 1-13 miljoen euro houdt, terwijl de uitgaven voor de militaire aanwezigheid blijft stijgen tot boven de 100 miljoen per jaar, antwoordde Vanackere dat er op dit moment geen andere mogelijkheid is dan eerst voor veiligheid te zorgen, zodat daarna ontwikkelingswerk en onderwijs mogelijk worden.
Irene Khan vergeleek die houding met het gieten van water in een lekke emmer, omdat de aanwezigheid van het Westen in wezen een regime aan de macht bracht en houdt dat corrupt is en alle geloofwaardigheid mist. ‘Op die manier kan je nooit op duurzame manier voor veiligheid in Afghanistan zorgen.’